9.1.De voorzieningenrechter gaat uit van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorziening omdat vergunninghoudster op de zitting heeft aangevoerd met de bouwwerkzaamheden te willen starten.
De reguliere of uitgebreide voorbereidingsprocedure?
10. De voorzieningenrechter stelt voorop dat, gelet op het bepaalde in artikel 7.13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het verweerder vrij staat van het advies van de bezwaarschriftenadviescommissie af te wijken, als maar wordt vermeld wat de reden is om van het advies af te wijken. Dat heeft verweerder gedaan. Verweerder handhaaft namelijk in afwijking van het advies zijn standpunt dat op de aanvraag om de omgevingsvergunning de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is en niet de uitgebreide. De voorzieningenrechter begrijpt verzoekers zo dat zij verweerders standpunt niet delen, omdat getoetst moet worden aan het geldend bestemmingsplan.
11. De voorzieningenrechter stelt vast dat het wijzigen van het gebruik van de voormalige Steinwegkantine in Theater Kantine Walhalla mogelijk is gemaakt door het verlenen van een omgevingsvergunning van 17 oktober 2012, met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo in samenhang met artikel 2.7 Bor juncto artikel 4, negende lid, van bijlage II bij het Bor.
12. De uitbreiding ziet op de bouw van een kelderzaal onder Theater Kantine Walhalla en een buitentrap. Verweerder heeft de omgevingsvergunning verleend met toepassing van artikel 4, aanhef en eerste lid, onder a, van bijlage II bij het Bor. Volgens verweerder is de kelderzaal bij het al bestaande theater aan te merken als een bijbehorende bouwwerk.
13. Op grond van artikel 4, aanhef en eerste lid, onder a, van Bijlage II van het Bor komt een bijbehorend bouwwerk binnen de bebouwde kom in aanmerking voor verlening van een omgevingsvergunning voor planologisch strijdig gebruik waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2º, van de Wabo van het bestemmingsplan wordt afgeweken.
Op grond van artikel 1, eerste lid, wordt in deze bijlage onder bijbehorend bouwwerk verstaan: uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.
Op grond van artikel 1, eerste lid, wordt in deze bijlage onder hoofdgebouw verstaan: gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
14. Er is een ontwerp-bestemmingsplan ‘Katendrecht’ van 27 maart 2023 in voorbereiding. Meer specifiek is op de locatie artikel 4, onder j, van de planregels van toepassing. Hieruit blijkt dat in beginsel het legale gebruik van Theater Kantine Walhalla als zodanig positief wordt bestemd.
15. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de kelderzaal aan te merken als bijbehorende bouwwerk en Theater Kantine Walhalla aan te merken als het hoofdgebouw op het perceel, conform de definities van artikel 1, eerste lid. De nieuw te bouwen kelderzaal is een uitbreiding van het hoofdgebouw en is daarmee functioneel verbonden omdat sprake is van dezelfde functie. Ook bestaat er voldoende grond voor het oordeel dat het hoofdgebouw noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de toekomstige bestemming van een perceel; zijnde het ontwerp-bestemmingsplan. De voorzieningenrechter ziet zich in haar oordeel gesteund door wat het Besluit van 25 maart 2010, houdende regels ter uitvoering van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Besluit omgevingsrecht) is opgenomen (Stb. 2010, 143, p. 135) “ Door het gebruik van de term ‘hoofdgebouw’ in de definitie van ‘bijbehorend bouwwerk’, ontstaat de behoefte aan een definitie voor
‘hoofdgebouw’. De term houdt mede verband met de keuze om, uit het oogpunt van vermindering van administratieve lasten, ruimere bouwmogelijkheden toe te staan bij niet-woningen. Een gebouw op een perceel kan aangemerkt worden als hoofdgebouw, indien het voor de verwezenlijking van de op de betreffende grond rustende bestemming noodzakelijk
is. Daarbij kan het ook gaan om een toekomstige, nog aan de grond te geven bestemming. Indien voor een gebouw een vergunning ingevolge artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo (in afwijking van bijvoorbeeld het geldende bestemmingsplan) is verleend, kan het zijn dat nog een inpassing in het bestemmingsplan moet plaatsvinden (met het geven van
bijvoorbeeld een nieuwe bestemming). Ook met het oog op de verwezenlijking van zo’n nog in de toekomst neer te leggen bestemming kan een gebouw als noodzakelijk en dus als hoofdgebouw worden aangemerkt”.
16. Gelet op het voorgaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat verweerder bevoegd is om de omgevingsvergunning voor de kelderzaal en buitentrap op grond van artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in samenhang met artikel 4, aanhef en eerste lid, van Bijlage II van het Bor te verlenen. Nu een besluit over die verlening niet met de uitgebreide voorbereidingsprocedure moet worden voorbereid, heeft verweerder op goede gronden van het advies van de algemene bezwaaradviescommissie afgeweken.
Zijn de gronden van bezwaar beoordeeld?
17. In het bestreden besluit heeft verweerder door te verwijzen naar zijn verweerschrift van 13 oktober 2022, de bezwaargronden van verzoekers voldoende gemotiveerd besproken en aldus heeft er op grondslag van de bezwaren een heroverweging plaatsgevonden. De voorzieningenrechter volgt verzoekers dan ook niet dat een onvolledig besluit op bezwaar is genomen.
18. Anders dan verzoekers stellen is verweerder niet uitgegaan van hypotheses waar het gaat om de stukken die horen bij de aanvraag. De stukken die behoren bij de aanvraag zijn aan te merken als deskundigenonderzoeken. Ook is ingegaan op het punt van de eventueel achtergebleven betonblokken op de bouwlocatie. Daar is onderzoek naar gedaan. Er zijn in dit verband een kleine 100 boringen verricht. Er zijn hierbij een aantal kleine obstakels gevonden, die geen probleem vormen bij het uitgraven. Verweerder acht het risico, dat er op betonblokken wordt geheid en er daardoor vertraging wordt opgelopen tijdens de bouw dan wel schade wordt berokkend aan de Theater Kantine Walhalla of belendende gebouwen zeer onwaarschijnlijk. Deze bevindingen als zodanig zijn niet door verzoekers weersproken.
19. Over de overlast door de bouw die verzoekers vrezen, is van belang dat aan de omgevingsvergunning voorschriften zijn verbonden. Uiterlijk drie weken voor aanvang van de werkzaamheden dienen aanvullende gegevens ter goedkeuring aan verweerder worden aangeboden door vergunninghoudster. Op deze wijze wordt geborgd dat er veilig wordt gebouwd en dat de bouwmethode zo min mogelijk overlast oplevert voor de omwonenden als verzoekers. Het is gebruikelijk in die fase afspraken te maken over de tijdstippen waarop de werkzaamheden mogen plaatsvinden. Ook dient vergunninghoudster/de aannemer zich te houden aan regels over bouw- of sloopwerkzaamheden, waaronder een geluidniveau van maximaal 60dB op de gevel van een aangrenzende woonfunctie.
Goede ruimtelijke onderbouwing
20. Uit artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2˚, van de Wabo volgt dat de omgevingsvergunning slechts mag worden verleend indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Verder is de belangenafweging die bij een besluit om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen moet worden uitgevoerd, erop gericht om te onderzoeken of het woon- en leefklimaat voor omwonenden aanvaardbaar blijft. Hierbij merkt de voorzieningenrechter op dat het bij deze belangenafweging gaat om het gebruik dat wordt vergund bovenop het gebruik dat volgens de geldende bestemming al mogelijk is. Uitsluitend de ruimtelijke uitstraling en impact van het eerstbedoelde gebruik dienen bij de belangenafweging te worden betrokken.
21. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder voldoende gemotiveerd waarom de gevolgen van het bouwplan aanvaardbaar blijven voor het woon- en leefklimaat van verzoekers. De uitbreiding met de kelderzaal sluit aan bij het bestaande gebruik in een bestaand stedelijke gebied op een goed bereikbare locatie waar al een mix aan functies aanwezig is. De ontwikkeling leidt ook niet tot extra ruimtegebruik. De beoogde culturele invulling van de kelderzaal betreft geen geluidgevoelige functie. Omdat het een reeds bestaande functie betreft en de uitbreiding ondergronds plaatsvindt is geen sprake van een nieuwe eventueel hinderveroorzakende functie die dichter op een bestaande woonfunctie komt te liggen dan nu reeds het geval is.
In de toekomst dient vergunninghoudster te beschikken over een exploitatievergunning. Een exploitatievergunning bevat voorschriften ten aanzien van de leefbaarheid in de omgeving en ter voorkoming van overlast.
Privaatrechtelijke belemmeringen
22. Verzoekers voeren aan dat er privaatrechtelijke belemmeringen zijn die aan de verlening van de gevraagde omgevingsvergunning in de weg staan. Het gaat dan om een recente aankoop van een strook gemeentegrond aan het Dolf Henkesplein door de erfpachter van het theater. Deze aankoop van de gemeentegrond is volgens verzoekers in strijd met het Didam-arrest.
23. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter staat de kennelijk aankoop van de gemeentegrond los van de verlening van de omgevingsvergunning. Ook als de gemeente eigenaar was gebleven van de grond hadden afspraken gemaakt kunnen worden om het bouwplan te realiseren, zodat geen sprake is van een
kennelijkeprivaatrechtelijke belemmering. Mocht er toch sprake zijn van een privaatrechtelijke belemmering die aan de verlening van vergunning in de weg staat, is het aan de burgerlijke rechter om hierover te oordelen.
24. In de omstandigheden van het geval ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding gebruik te maken van haar bevoegdheid tevens uitspraak te doen in het beroep.