ECLI:NL:RBROT:2023:3748

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 maart 2023
Publicatiedatum
2 mei 2023
Zaaknummer
C/10/21/50 R
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 maart 2023 uitspraak gedaan over de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de schuldenares. De schuldenares is ter zitting niet verschenen en heeft geen vaste woon- en/of verblijfsplaats. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sinds het verhoor op 9 september 2022 geen herstel van tekortkomingen heeft plaatsgevonden. De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris op 14 februari 2023 verzocht om de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen, wat is goedgekeurd. De schuldenares heeft niet voldaan aan haar verplichtingen, waaronder de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting, en is niet bereikbaar geweest. De rechtbank oordeelt dat de schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen en dat er geen blijk is gegeven van een saneringsgezinde houding. De rechtbank heeft de toepassing van de schuldsaneringsregeling beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, van de Faillissementswet. Tevens is het salaris van de bewindvoerder vastgesteld op maximaal € 3.156,18, aangezien er geen baten beschikbaar zijn om vorderingen te voldoen. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
tussentijdse beëindiging
insolventienummer: [nummer]
uitspraakdatum: 27 maart 2023
Bij vonnis van deze rechtbank van 2 februari 2021 is de toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van:
[schuldenares],
laatst bekende adres: [adres],
thans zonder bekende woon- en/of verblijfplaats,
schuldenares,
bewindvoerder: P.H.L. Adam.

1..De procedure

De bewindvoerder heeft de rechter-commissaris verzocht de schuldsaneringsregeling voor tussentijdse beëindiging voor te dragen. De rechter-commissaris heeft op 14 ferbruari 2023 met dit verzoek ingestemd.
De bewindvoerder heeft de rechtbank op 13 maart 2023 de stand van zaken doen toekomen.
Op 20 maart 2023 zijn ter zitting verschenen en gehoord:
  • de heer P.H.L. Adam, bewindvoerder;
  • mevrouw P. van den Bergh, beschermingsbewindvoerder.
Schuldenares is voor de zitting van 20 maart 2023 per openbaar exploot opgeroepen, doch zonder tegenbericht niet ter terechtzitting verschenen.
De uitspraak is bepaald op heden.

2..De standpunten

Als grond voor de voordracht tot tussentijdse beëindiging heeft de bewindvoerder aangevoerd dat schuldenares een tekortkoming heeft laten ontstaan in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Verwezen wordt naar de voordracht tot beëindiging van 8 februari 2023.
Schuldenares is niet bereikbaar en komt de gemaakte afspraken niet na. Tijdens het verhoor van 9 september 2022 is schuldenares niet verschenen. Tijdens dit verhoor is evenwel met de bewindvoerder en de beschermingsbewindvoerder besproken dat schuldenares aan twee minimale eisen moet voldoen om in de wettelijke schuldsaneringsregeling te blijven. Zij moet een vaste woon- en verblijfplaats krijgen en er moet daarnaast een haalbaar plan worden gemaakt voor de aflossing van de nieuwe schuld bij de woningbouwvereniging. De bewindvoerder heeft na dat verhoor, samen met de beschermingsbewindvoerder, pogingen gedaan om met schuldenares in contact te komen ten einde de tekortkomingen te herstellen.
De beschermingsbewindvoerder heeft in dat kader met de woningbouwvereniging een betalingsregeling getroffen van € 500,00 per maand ter aflossing van de nieuwe schuld. Uit de stand van zaken van de bewindvoerder is gebleken dat het UWV de Wajong-uitkering van schuldenares recent heeft beëindigd. Aangezien schuldenares geen uitkering meer ontvangt, kan de betalingsregeling met de woningbouwvereniging niet langer worden nagekomen. Daarnaast was namens schuldenares een afspraak gemaakt met de daklozenopvang, om schuldenares zodoende aan een vaste woon- en verblijfsplaats te helpen. Schuldenares is bij deze afspraak niet verschenen. Uit de stand van zaken is gebleken dat schuldenares – voor zover bekend – nog steeds geen vaste woon- of verblijfsplaats heeft. Haar huidige woon- of verblijfplaats is onbekend.
Ter zitting van 20 maart 2023 heeft de bewindvoerder zijn standpunt, om de schuldsaneringsregeling te beëindigen, gehandhaafd.
Te zitting van 20 maart 2023 heeft de beschermingsbewindvoerder verklaard dat schuldenares niet meer reageert. De beschermingsbewindvoerder heeft daarom recentelijk haar ontslag ingediend bij de rechtbank.

3..De beoordeling

De schuldsaneringsregeling biedt een schuldenaar in een problematische schuldensituatie de mogelijkheid om na drie jaar een schone lei te verkrijgen. Dit betekent in de voorliggende regeling dat een groot deel van de schuld van € 51.510,08 niet langer opeisbaar is. Tegenover dit perspectief staat een aantal niet lichtvaardig op te vatten verplichtingen. Zo dient de schuldenaar gedurende de toepassing van de regeling onder meer de bewindvoerder gevraagd en ongevraagd te informeren, zijn inkomen boven het vrij te laten bedrag af te dragen aan de boedelrekening en zich aantoonbaar tot het uiterste in te spannen om een fulltime dienstbetrekking te verkrijgen. Hiernaast mogen tijdens de toepassing van de schuldsaneringsregeling geen bovenmatige nieuwe schulden ontstaan. Van de schuldenaar wordt een actieve houding verwacht bij het naleven van voornoemde verplichtingen. De rechtbank oordeelt dat schuldenares toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen en overweegt daartoe als volgt.
Schuldenares is tekortgeschoten in de nakoming van de sollicitatieverplichting, de informatieverplichting, de afdrachtverplichting en de verplichting om geen nieuwe schulden te laten ontstaan. Schuldenares heeft, ondanks dat zij niet is verschenen, naar aanleiding van de zitting van 9 september 2022 nog een kans gekregen om de tekortkomingen te herstellen. Schuldenares heeft deze kans niet benut en heeft haar tekortkomingen tot op heden nog steeds niet herstelt, noch heeft schuldenares enige vorm van actie ondernomen om haar tekortkomingen te gaan herstellen. Schuldenares is niet bereikbaar en op zowel het verhoor van 9 september 2022 als de zitting van 20 maart 2023 niet verschenen. Schuldenares heeft gelet op haar handelwijze gedurende de schuldsaneringsregeling geen blijk gegeven van een saneringsgezinde houding.
Nu schuldenares niet is verschenen ter terechtzitting en geen verweer heeft gevoerd is voldoende komen vast te staan dat schuldenares de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren is nagekomen. Dat bovengenoemde tekortkomingen schuldenares niet te verwijten zijn, is onvoldoende aannemelijk geworden.
De toepassing van de schuldsaneringsregeling zal daarom worden beëindigd op grond van artikel 350, derde lid, onder c en d, Faillissementswet (hierna: Fw).
De rechtbank zal het salaris van de bewindvoerder en de door deze gemaakte kosten vaststellen.
De rechtbank stelt vast dat er geen baten beschikbaar zijn om daaruit vorderingen geheel of gedeeltelijk te voldoen. Er is daarom geen sprake van een faillissement van rechtswege zodra deze uitspraak in kracht van gewijsde gaat.

4..De beslissing

De rechtbank:
- beëindigt de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- stelt het salaris van de bewindvoerder, één en ander inclusief onkosten en omzetbelasting, vast op het aanwezig actief tot een bedrag van maximaal € 3.156,18;
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 maart 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.