ECLI:NL:RBROT:2023:3720

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 mei 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10094010
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een eigen bijdrage voor repatriëring tijdens coronacrisis

In deze zaak vordert de Staat der Nederlanden, Ministerie van Buitenlandse Zaken, betaling van een eigen bijdrage van € 300,- van gedaagde, die tijdens de coronacrisis in Marokko verbleef. De Staat heeft gedaagde geholpen om terug te keren naar Nederland en eist nu dat gedaagde deze bijdrage betaalt. Gedaagde heeft ingestemd met de vordering, waardoor deze wordt toegewezen.

Daarnaast vordert de Staat vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar deze eis wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de Staat onvoldoende heeft aangetoond dat gedaagde aanmaningen heeft ontvangen, wat noodzakelijk is voor het toewijzen van deze kosten.

Verder wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 5 mei 2023, 14 dagen na het vonnis, omdat gedaagde onbetwist heeft gesteld dat hij na ontvangst van de dagvaarding contact heeft opgenomen met de deurwaarder om de eigen bijdrage te betalen. De Staat wordt ook veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, omdat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat het nodig was om deze procedure te starten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 50,-.

Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde direct moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft al het andere afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10094010 CV EXPL 22-27869
datum uitspraak: 21 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
de Staat der Nederlanden, meer in het bijzonder het
Ministerie van Buitenlandse Zaken,
vestigingsplaats: Den Haag,
eiseres,
gemachtigde: Betalis B.V. te Prinsenbeek,
rolgemachtigde: Velthoven De Koning Gerechtsdeurwaarders te Rotterdam,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘de Staat’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2022, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 4 april 2023 is de zaak mondeling behandeld. De Staat is voor deze zitting uitgenodigd, door middel van een brief die is verstuurd naar haar rolgemachtigde. Er is echter niemand verschenen. [gedaagde01] is wel verschenen, bijgestaan door A. Ben Ali (tolk in de Arabische taal).

2.De beoordeling

[gedaagde01] moet € 300,- betalen aan de Staat
2.1.
Bij de uitbraak van de coronacrisis verbleef [gedaagde01] in Marokko. Aangezien veel grenzen sloten en negatieve reisadviezen werden afgegeven, heeft de Staat [gedaagde01] geholpen om terug te keren naar Nederland. Voor deze hulp moest [gedaagde01] een eigen bijdrage van € 300,- betalen. [gedaagde01] heeft dat bedrag niet betaald. De Staat eist daarom in deze procedure dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om dat bedrag alsnog te betalen. [gedaagde01] is het daarmee eens. Deze eis wordt daarom toegewezen.
[gedaagde01] hoeft geen buitengerechtelijke kosten te betalen
2.2.
De Staat eist dat [gedaagde01] ook wordt veroordeeld om een vergoeding van buitengerechtelijke kosten te betalen. Deze eis wordt afgewezen. De Staat kan alleen een vergoeding voor die kosten krijgen als [gedaagde01] een aanmaning van haar heeft ontvangen, die voldoet aan de wettelijke eisen (artikel 6:96 BW). [gedaagde01] heeft in zijn verweer aangevoerd dat hij voorafgaand aan deze procedure nooit aanmaningen heeft ontvangen. De Staat heeft vervolgens geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat hij die aanmaningen wel degelijk heeft ontvangen. De Staat heeft haar vordering op dit punt dus onvoldoende onderbouwd.
[gedaagde01] moet rente betalen vanaf 14 dagen na dit vonnis
2.3.
De Staat eist verder dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om wettelijke rente te betalen vanaf de datum van dit vonnis. Deze eis is op de wet gebaseerd (artikel 6:119 BW) en wordt toegewezen vanaf 5 mei 2023, namelijk 14 dagen na dit vonnis. Zo heeft [gedaagde01] nog een redelijke periode de tijd om zonder bijkomende kosten de € 300,- te betalen. Daarbij weegt mee dat [gedaagde01] onbetwist heeft gesteld dat hij na ontvangst van de dagvaarding contact heeft opgenomen met de deurwaarder en aangeboden heeft de eigen bijdrage te betalen, maar dat dit van de hand is gewezen omdat er al een procedure liep.
De Staat moet de proceskosten van [gedaagde01] betalen
2.4.
De Staat moet de kosten van deze procedure betalen, omdat zij onvoldoende heeft onderbouwd dat het nodig was om deze procedure te starten. Niet gesteld of gebleken is dat en op grond waarvan [gedaagde01] voorafgaand aan het uitbrengen van de dagvaarding uit zichzelf het bedrag van € 300,- had moeten betalen. Verder is, zoals hiervoor overwogen, door de Staat niet (voldoende concreet) onderbouwd dat [gedaagde01] voorafgaand aan deze procedure enige aanmaning heeft ontvangen én heeft [gedaagde01] onbetwist gesteld dat zijn aanbod om na het uitbrengen van de dagvaarding de hoofdsom te betalen van de hand is gewezen. De kantonrechter begroot de kosten aan de zijde van [gedaagde01] op € 50,-. De wettelijke rente hierover, waarop [gedaagde01] aanspraak maakt, wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan de Staat € 300,- te betalen, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 5 mei 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.2.
veroordeelt de Staat in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag worden vastgesteld op € 50,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
33394