Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Ministerie van Buitenlandse Zaken,
1.De procedure
- de dagvaarding van 16 augustus 2022, met bijlagen;
- het antwoord.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak vordert de Staat der Nederlanden, Ministerie van Buitenlandse Zaken, betaling van een eigen bijdrage van € 300,- van gedaagde, die tijdens de coronacrisis in Marokko verbleef. De Staat heeft gedaagde geholpen om terug te keren naar Nederland en eist nu dat gedaagde deze bijdrage betaalt. Gedaagde heeft ingestemd met de vordering, waardoor deze wordt toegewezen.
Daarnaast vordert de Staat vergoeding van buitengerechtelijke kosten, maar deze eis wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat de Staat onvoldoende heeft aangetoond dat gedaagde aanmaningen heeft ontvangen, wat noodzakelijk is voor het toewijzen van deze kosten.
Verder wordt de wettelijke rente toegewezen vanaf 5 mei 2023, 14 dagen na het vonnis, omdat gedaagde onbetwist heeft gesteld dat hij na ontvangst van de dagvaarding contact heeft opgenomen met de deurwaarder om de eigen bijdrage te betalen. De Staat wordt ook veroordeeld in de proceskosten van gedaagde, omdat zij niet voldoende heeft onderbouwd dat het nodig was om deze procedure te starten. De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van gedaagde vastgesteld op € 50,-.
Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat gedaagde direct moet betalen, ook al kan hij in hoger beroep gaan. De kantonrechter heeft al het andere afgewezen.