ECLI:NL:RBROT:2023:3690

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10/993013-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen. De verdachte was ten tijde van het onderzoek gedetineerd en had een raadsman, mr. D.C.E. Timmermans. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de terechtzittingen van 17 maart 2022, 22 augustus 2022 en 11 april 2023. De officier van justitie, mr. C. de Bruijn, had gevorderd tot bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 8 maanden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte van 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 als bestuurder was ingeschreven van twee stichtingen en een bedrijf, dat deel uitmaakte van een grotere structuur. Er zijn contante stortingen gedaan op de bankrekeningen van deze rechtspersonen, maar de rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte deze stortingen had verricht of dat hij feitelijk leiding had gegeven aan de betrokken rechtspersonen. De verdachte werd vrijgesproken van het primair en subsidiair ten laste gelegde, omdat er geen wettig en overtuigend bewijs was voor zijn betrokkenheid bij het witwassen.

De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte wel medeplichtig was aan het witwassen van geldbedragen, omdat hij zich had laten inschrijven als bestuurder en daarmee de gelegenheid had geboden om van misdrijf afkomstige gelden te verbergen. De verdachte had eerder al een strafblad voor soortgelijke feiten. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 1 maand, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, die niet geheel aan de verdachte kon worden toegerekend. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. L. Daum als voorzitter.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993013-20
Datum uitspraak: 25 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres] ,
raadsman mr. D.C.E. Timmermans, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 maart 2022, 22 augustus 2022 en 11 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 maart 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststaande feiten en omstandigheden
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte was van 1 januari 2016 tot en met 31 januari 2016 ingeschreven als bestuurder van twee stichtingen: [naam stichting 1] en [naam stichting 2] . Deze stichtingen hielden aandelen in [naam bedrijf 1] Van [naam bedrijf 1] was de verdachte in dezelfde periode eveneens ingeschreven als bestuurder. [naam bedrijf 1] is op haar beurt de bestuurder van de besloten vennootschappen [naam bedrijf 2] , [naam bedrijf 3] , [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5] . Hierna zal dit gehele concern ook worden aangeduid als de GP-structuur en/of de rechtspersonen.
4.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering
In de periode dat de verdachte bestuurder was zijn er contante stortingen op de bankrekeningen van de ondernemingen binnen de GP-structuur gedaan. Dat de verdachte deze stortingen heeft verricht blijkt niet uit het procesdossier, noch blijkt dat hij andere handelingen heeft verricht die duiden op het medeplegen van witwassen. Er zijn geen aanwijzingen in het procesdossier waaruit blijkt dat de verdachte feitelijk leidinggaf aan [naam bedrijf 1] of de GP-structuur. Het lijkt erop dat de verdachte uitsluitend op papier de rol van bestuurder heeft vervuld. De verdachte heeft daarmee een faciliterende rol in het geheel vervuld, die het karakter droeg van de rol van een katvanger. Die rol is van onvoldoende gewicht om de bewezenverklaring van het onder primair en subsidiair vereiste medeplegen van witwassen te kunnen dragen.
De rechtbank spreekt om die reden de verdachte vrij van het primair en subsidiair ten laste gelegde.
4.2.1.
Conclusie
Het onder primaire en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
Het meer subsidiaire
4.3.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Aan de verdachte is meer subsidiair de medeplichtigheid aan witwassen ten laste gelegd, waarbij hem onder meer wordt verweten auto’s en een skybox te hebben verworven. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat uit het procesdossier niet blijkt dat de verdachte wetenschap had van dan wel op enige andere wijze betrokken is geweest bij de aanschaf van de auto’s. De verdachte zal daarom van dit deel van het ten laste gelegde partieel worden vrijgesproken.
Naar het oordeel geldt het gebrek aan wetenschap dan wel betrokkenheid ook ten aanzien van de betalingen die zijn verricht voor de skybox in de Amsterdam Arena. Daarvoor ontbreekt wettig en overtuigend bewijs. De verdachte zal daarom ook van dit onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
4.4.
Bewijswaardering
Aan de verdachte is meer subsidiair de medeplichtigheid aan witwassen ten laste gelegd.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Niet blijkt dat de verdachte bankpassen, pincodes en/of rekeningnummers van de ondernemingen binnen de GP-structuur beschikbaar heeft gesteld. Daarnaast had de verdachte geen opzet op het witwassen. De verdachte heeft ook geen aanzienlijke vergoeding ontvangen voor werkzaamheden.
Criminele herkomst
Uit het dossier blijkt niet wat de herkomst is van de in de tenlastelegging vermelde gelden. Niettemin kan toch bewezen worden verklaard dat deze voorwerpen ‘uit enig misdrijf’ afkomstig zijn, als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat die voorwerpen geen legale herkomst kunnen hebben.
In dit geval gaat het om vele contante stortingen op de verschillende bankrekeningen van de rechtspersonen binnen de GP-structuur, welke stortingen telkens onder de meldgrens van de Wet Financieel Toezicht zijn gedaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Er is verder ook geen enkele legale economische verklaring voor de herkomst van deze gelden en de gestorte bedragen staan niet in verhouding tot de omzet van de rechtspersonen. In tegendeel zelfs: er zijn geen economische activiteiten bekend van de rechtspersonen die tot enige noemenswaardige omzet zouden hebben geleid. De verdachte beschikt evenmin over een vermogen of inkomen dat de herkomst van deze gelden kan verklaren. De gelden zijn bovendien voor een groot deel opgegaan aan consumptieve uitgaven en niet is aangetoond dat uitgave van de gelden een bedrijfseconomisch doel diende. Al het voorgaande wordt als zogenaamde witwastypologieën gezien en maken dat er een vermoeden is van witwassen.
Onder zulke omstandigheden mag van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld worden verwacht. Een verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld is evenwel uitgebleven. De verdachte heeft tijdens zijn verhoor door de FIOD gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht en ter terechtzitting heeft de verdachte over de herkomst van het geld slechts verklaard dat hij nooit de beschikking heeft gehad over een bankpas en dat hij geen toegang had tot rekeningen en de administratie van het bedrijf en dat hij over de herkomst van het geld dus niets kan zeggen. Dat de verdachte daarmee geen concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring voor de herkomst van het geld heeft gegeven kan de verdachte niet volledig worden tegengeworpen, maar het betekent ook dat een verklaring voor de herkomst van de transacties ontbreekt in het strafdossier. Ook zijn medeverdachten hebben daarover niets verklaard.
Gelet op de genoemde witwastypologieën is de conclusie daarom dat het niet anders kan zijn dan dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn.
Witwassen
In de periode dat de verdachte bestuurder was van de stichtingen en [naam bedrijf 1] bedroegen de contante stortingen in totaal € 35.800,-. De gestorte geldbedragen werden veelal korte tijd vrijwel direct nadat zij contant waren gestort, doorgestort op rekening van [naam bedrijf 1] De gestorte geldbedragen bleven steeds onder de meldgrens van € 15.000,00. Door gebruik te maken van rekeningen van verschillende rechtspersonen die geen economisch verband hebben met de genoemde gelden is de criminele herkomst daarvan verborgen en verhuld. Doordat de contante stortingen telkens plaatsvonden onder de meldgrens is ook de verplaatsing daarvan verhuld. Voorts hebben de rechtspersonen deze gelden voorhanden gehad op hun rekeningen en omgezet doordat die gelden zijn
uitgegeven.
Medeplichtigheid en opzet
Voor de vaststelling dat de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan een kans is niet alleen vereist dat de verdachte wetenschap heeft van de aanmerkelijke kans dat het gevolg zal intreden, maar ook dat hij die kans ten tijde van de gedraging bewust heeft aanvaard.
Vooropgesteld zij dat op grond van artikel 2:9 van het Burgerlijk Wetboek de bestuurder van een rechtspersoon gehouden is tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. De verdachte heeft zich slechts ingeschreven als bestuurder van de stichtingen en GP Investments en zich verder van zijn taken als bestuurder gekweten. Dat er dus zaken buiten zijn zicht zouden kunnen plaatsvinden door aldus weg te lopen van zijn verantwoordelijkheden als bestuurder, is daarmee een gegeven.
De verdachte is verder blijkens een tegen hem op 22 april 2016 door de rechtbank in Den Haag gewezen vonnis betrokken geweest als verdachte in een strafrechtelijk onderzoek (Venijnboom). De verdachte is in dit vonnis veroordeeld voor (gewoonte)witwassen van geldbedragen, die contant werden gestort op een bankrekening ten name van de verdachte. In dat onderzoek kwam ook medeverdachte [naam medeverdachte 1] naar voren als een van de betrokkenen. [naam medeverdachte 1] vervulde de rol leidinggevende en de verdachte die van katvanger, door zich te laten inschrijven als bestuurder van een rechtspersoon. De eerste zitting van die procedure vond plaats op 21 maart 2016, blijkens het vonnis van de rechtbank Den Haag. Het kan daarom niet anders zijn dan dat de verdachte, toen hij zich twee maanden daarvoor inschreef als bestuurder van de GP-structuur, al wist dat hij verdacht werd voor witwassen in dat onderzoek, in combinatie met medeverdachte [naam medeverdachte 1] .
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij zich desondanks op verzoek van [naam medeverdachte 2] , die hij via [naam medeverdachte 1] kende, heeft laten inschrijven als bestuurder van [naam bedrijf 1] . Verder heeft hij verklaard dat hij dacht dat hij in de toekomst zou worden gecompenseerd voor zijn inschrijving als bestuurder doordat hij voor [naam medeverdachte 2] een project zou mogen doen.
De stelling van de verdediging dat de enkele inschrijving als bestuurder van een onderneming onvoldoende is om (voorwaardelijk) opzet op witwassen van geld via de rekening van die onderneming aan te nemen is op zich juist.
Maar onder voornoemde omstandigheden heeft de verdachte in dit geval wél willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat met betrekking tot de GP structuur waarvan hij in die periode (middellijk) bestuurder was, geld zou worden witgewassen. Daarbij heeft de verdachte, zo blijkt uit zijn eigen verklaring ter zitting, aanvankelijk ook getwijfeld over de vraag of hij zich als bestuurder moest laten inschrijven. Dit duidt erop dat de verdachte zich er maar al te zeer bewust van was dat hij een risico nam.
Bewezen is dan ook dat de verdachte opzet in de zin van voorwaardelijk opzet heeft gehad op medeplichtigheid bij het witwassen van geldbedragen, door zijn diensten als katvanger te verlenen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het meer subsidiair onder b ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
(meer subsidiair):
[naam medeverdachte 3] , en anderen tezamen en in vereniging,
in de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017,
in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland,
b)
één voorwerp, te weten
-een geldbedrag van in totaal 35.800 euro,
voorhanden heeft gehad en overgedragen en omgezet terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s),
wisten dat
ditvoorwerp- onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk
afkomstig was uit enig misdrijf
en daar een gewoonte van hebben gemaakt,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte
in de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 februari 2016 in Den Haag
opzettelijk
gelegenheid heeft verschaft, door zich te laten inschrijven als bestuurder van een tweetal Stichtingen ( [naam stichting 1] en/of [naam stichting 2] ), en [naam bedrijf 1] alsmede de bankrekeningnummer van,
[bankrekeningnummer 1] op naam van [naam stichting 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplichtigheid aan medeplegen van gewoontewitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft door zich als bestuurder te laten registreren van de stichtingen en [naam bedrijf 1] de gelegenheid geboden om van misdrijf afkomstige geldbedragen wit te kunnen wassen. Het faciliteren van witwassen vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, ondanks het feit dat hij in de thans
bewezenverklaarde periode al verdacht werd voor het plegen van witwassen in een andere zaak, hij desondanks zich beschikbaar heeft gesteld voor het faciliteren van witwassen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met doorwerking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht nu de verdachte na het plegen van het feit nog is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden.
7.3.2.
Rapportages
De rechtbank heeft acht geslagen op een met betrekking tot een andere strafzaak tegen de verdachte uitgebracht rapport van Reclassering Nederland d.d. 4 november 2020.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
7.3.3.
Redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 20 oktober 2019 voor het eerst als verdachte gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Een bijzondere omstandigheid kan reden zijn voor de rechtbank af te zien van het verlagen van de straf vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
De bijzondere omstandigheid in deze procedure is dat een medeverdachte zich, naar uiteindelijk bleek, ten onrechte heeft beroepen op ongeschiktheid voor deelname aan het strafproces. Dit heeft een substantiële vertraging veroorzaakt.
Die bijzondere omstandigheid is voor de rechtbank geen reden af te zien van het verlagen van de straf vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Hoewel de officier van justitie deze vertraging niet heeft veroorzaakt, heeft ook de verdachte geen schuld aan deze vertraging. Daarom acht de rechtbank het niet redelijk deze bijzondere omstandigheid in het nadeel van de verdachte te betrekken bij haar oordeel.
Tussen 20 oktober 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van bijna 43 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijk termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van bijna negentien maanden. Nu deze overschrijding niet geheel is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 1 maand opleggen.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 48, 49, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder meer subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van
2016 tot en met 1 februari 2016
in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens)
a)
van één of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
1 januari
- een (groot) geldbedrag van in totaal 35.800 euro, in elk geval enig
geldbedrag
en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 1] ) (DOC -053 en/of DOC -054),
althans (contante) betaling van (respectievelijk) 52734 euro in relatie tot de
aanschaf van de hierboven genoemde auto,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft
verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e)
voorwerp(en) is,
en/of
b)
één of meerdere voorwerp(en),
te weten (onder meer)
Blad 2
- een (groot) geldbedrag van in totaal 35.800 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 1] ) (DOC-053 en/of DOC-054), althans (contante) betaling van (respectievelijk) 52734 euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van één of meer van voormelde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of ZlJn mededader(s), wist(en) dat/die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;
hebbende hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s) (gelet op het vorenstaande)
van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte gemaakt
Subsidiair:
[naam stichting 1] en/of [naam stichting 2]
en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017,
althans in de of omstreeks de periode I januari 2016 tot en met l februari 2016, te 's-Gravenhage
en/of Ter Aar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen,
zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan het plegen van (gewoonte) witwassen,
immers heeft/hebben zij, en/of haar/hun mededader(s)
(telkens) van een of meer voorwerp(en),
bestaande uit een of meer (gro(o)te geldbedrag(en)
te weten
- een of meer geldbedrag(en) van (in totaal) 600.120,- euro, althans een bedrag van 35.800,- euro
(bestaande uit een of meer contante stortingen op de bankrekening(en) van [naam stichting 1]
en/of [naam stichting 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 2]
en/of [naam bedrijf 5] , (AMB-006 t/m AMB-006g), althans enig(e) geldbedrag(en)
meermalen/eenmaal de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
meermalen/eenmaal (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die
goed(eren)/voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren
en/of
meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van dat/die geldbedrag(en) en/of goed(eren)/voorwerp(en
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die
geldbedragen en/of goederen/voorwerp(en) gebruik gemaakt
terwijl zij, genoemde rechtsperso(o)n(en), en/of haar/hun mededader(s)
wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) en/of goed(eren)/voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk -
(geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen, tot
bovenomschreven stratba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven,
dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging (en)
Meer subsidiair:
[naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] , althans een ander, en/of een of mee ander(e) perso(o)n(en),
tezamen en in vereniging, althans alleen, op een of meer tijdstippen gelegen
in op of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017,
in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland,
a)
van een of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
-een (groot) geldbedrag van in totaal 600.120 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 2] ) (DOC-047 en/of DOC-048) en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 3] ) (DOC-051 en/of DOC-052)
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 4] ) (DOC-055 en/of DOC-056) en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 5] ) (DOC-049 en/of DOC-050)
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6] ) (DOC-053 en/of DOC-054)
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 7] ), althans (contante) betaling(en) van (in
totaal)'(respectievelijk) 457843 euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto's,
en/of
-een skybox 233 in de Amsterdam Arena, althans (contante) betaling(en) van (in totaal)
(respectievelijk) 166.678 euro en/of 30.398 en/of 19.500 euro in relatie tot een skybox (233) in de
Amsterdam Arena
(DOC-016 en/of DOC-018 en/of DOC-116),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie
de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) is,
en/of
b)
één of meerdere voorwerp(en), te weten
-een (groot) geldbedrag van in totaal 600.120 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 2] ) (DOC-047 en/of DOC-048 en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 3] ) (DOC-051 en/of DOC-052 en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 4] ) (DOC-055 en/of DOC-056 en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 5] ) (DOC-049 en/of DOC-050 en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6] ) (DOC-053 en/of DOC-054 en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 7] ), althans (contante) betaling(en) van (in totaal) (respectievelijk) 457843 euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto’s
en/of
-een skybox 233 in de Amsterdam Arena, althans (contante) betaling(en) van (in totaal)
(respectievelijk) 166.678 euro en/of 30.398 en/of 19.500 euro in relatie tot een skybox (233) in de
Amsterdam Arena (DOC-016 en/of DOC-018 en/of DOC-116),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van
één of meer van voormelde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s),
wist(en) dat/die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk
afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven
en/of daar een gewoonte van hebben gemaakt,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 1 februari 2016 in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland,
(telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door zich te laten inschrijven als bestuurder van een tweetal Stichtingen ( [naam stichting 1] en/of [naam stichting 2] ), en/of een of meerdere vennootschappen ( [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 5] en/of [naam bedrijf 3] ),
althans zich beschikkingsbevoegd heeft gemaakt over die stichtingen en/of vennootschappen alsmede het/de bankrekeningnummers daarvan,
[bankrekeningnummer 2] op naam van [naam stichting 1] .;
[bankrekeningnummer 1] op naam van [naam stichting 2] ;
[bankrekeningnummer 3] op naam van [naam bedrijf 1] ;
[bankrekeningnummer 4] op naam van [naam bedrijf 3] ;
[bankrekeningnummer 5] op naam van [naam bedrijf 4] ; [bankrekeningnummer 6] op naam van [naam bedrijf 2] ;
[bankrekeningnummer 7] op naam van [naam bedrijf 5] ],
en/of
door zich de beschikking te verwerven over de bankrekeningen met voornoemde rekeningnummers ten name van voornoemde stichtingen en/of vennootschappen, en aan die [naam medeverdachte 1] en/of [naam medeverdachte 3] , althans een ander, en/of een of meer ander(e) perso(o)n(en), de bankpas(sen) en/of pincode(s) en/of bankrekeningnummer(s) van voornoemde bedrijven mee te geven en/of ter beschikking te stellen;
meest subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij
op een of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van
1 januari 2016 tot en met 1 februari 2016
in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens)
a)
van één of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
-een (groot) geldbedrag van in totaal 35.800 euro, in elk geval enig geldbedrag,
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6] ) (DOC-053 en/of DOC-054), althans (contante) betaling van (respectievelijk) 52734 euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) voorwerp(en) is,
en/of
b)
één of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
-een (groot) geldbedrag van in totaal 35.800 euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
-een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6] ) (DOC-053 en/of DOC-054), althans (contante) betaling van (respectievelijk) 52734 euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of van één of meer van voormelde voorwerpen gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) redelijkerwijs moest(en) vermoeden
dat bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en)
- onmiddellijk of middellijk - geheel of gedeeltelijk afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven;