ECLI:NL:RBROT:2023:3689

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10/993007-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van gewoontewitwassen door een rechtspersoon met feitelijke leiding

Op 25 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon. De verdachte was manager bij een bedrijf dat deel uitmaakte van een grotere structuur van rechtspersonen, aangeduid als de GP-structuur. Gedurende de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017 zijn er aanzienlijke contante geldbedragen gestort op de rekeningen van deze rechtspersonen, die uiteindelijk zijn aangewend voor luxegoederen zoals BMW's en een skybox in de Amsterdam Arena. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte feitelijk leiding heeft gegeven aan deze verboden gedragingen, ondanks zijn verweer dat hij niet op de hoogte was van de financiële gang van zaken binnen het bedrijf.

De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiaire feit van gewoontewitwassen bewezen verklaard. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, als feitelijk bestuurder van de GP-structuur, op de hoogte moest zijn van de criminele herkomst van de gelden. De verdachte heeft geen verifieerbare verklaring gegeven voor de herkomst van het geld, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, waarbij de rechters de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging hebben genomen. De rechtbank heeft benadrukt dat het witwassen van crimineel geld een ernstige aantasting vormt van de integriteit van het financiële verkeer en een bedreiging voor de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/993007-20
Datum uitspraak: 25 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting uit andere hoofde gedetineerd in de
Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
raadsman mr. J.F. van der Bruggen, advocaat te Amsterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 17 maart 2022, 22 augustus 2022 en 11 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 17 maart 2022 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. de Bruijn heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
[naam medeverdachte] heeft in juni 2014 een tweetal stichtingen opgericht die aandelen houden in het bedrijf [naam bedrijf 1] De verdachte is per 1 juli 2014 in dienst getreden bij [naam bedrijf 1] in de functie van manager. [naam bedrijf 1] is op haar beurt de bestuurder van de besloten vennootschappen [naam bedrijf 2], [naam bedrijf 3], [naam bedrijf 4] en [naam bedrijf 5]. Hierna zal dit gehele concern ook worden aangeduid als de GP-structuur en/of de rechtspersonen.
In de periode van 2 mei 2014 tot en met 28 maart 2017 zijn er regelmatig contante geldbedragen gestort op bankrekeningen van de verschillende rechtspersonen die behoren tot de GP-structuur. Deze contante stortingen tellen op tot een totaalbedrag van EUR 600.120,-. De gestorte geldbedragen werden veelal korte tijd nadat zij waren gestort, doorgestort op rekening van [naam bedrijf 1]
De contante gelden die op de rekeningen van [naam bedrijf 1] en andere rechtspersonen binnen de GP-structuur zijn geboekt zijn (uiteindelijk) aangewend voor onder andere de aanschaf van BMW’s, een skybox in de Amsterdam Arena en toegangskaarten voor evenementen in de Amsterdam Arena. Ook zijn in dit verband contante betalingen gedaan.
4.2.
Vrijspraak feit 1
De rechtbank spreekt de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde, omdat wettig en overtuigend bewijs voor het medeplegen van witwassen van geld en goederen in het dossier ontbreekt.
Uit het dossier noch uit het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte als pleger kan worden aangemerkt van het primair ten laste gelegde. De rechtbank slaat daarbij acht op de feitelijke gang van zaken. Voor zover er sprake is van witwashandelingen door contante stortingen en later betalingen met die gelden, geldt dat deze allen plaatsvonden op en van de bankrekeningen van de rechtspersonen binnen de GP-structuur. De vermeende witwashandelingen hebben plaatsgevonden binnen de sfeer van de rechtspersonen. Voorts is niet gebleken dat de verdachte de contante stortingen en betalingen feitelijk zelf heeft verricht.
4.3
Bewijswaardering feit 2
Aan de verdachte is subsidiair ten laste gelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door rechtspersonen, terwijl hij feitelijk leiding heeft gegeven aan de verboden gedragingen.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. Het verweer is – kort samengevat – dat de verdachte in dienst was als manager bij [naam bedrijf 1] Maar in de praktijk bemoeide hij zich echter niet met de administratie van het bedrijf en was niet op de hoogte van de contante betalingen en stortingen. De verdachte haalde de BMW’s alleen maar op ten behoeve van [naam medeverdachte] en fungeerde, ook voor de skybox, slechts als tussenpersoon voor [naam medeverdachte]. [naam medeverdachte] was de feitelijk leidinggever, niet de verdachte.
Criminele herkomst
Uit het dossier blijkt niet wat de herkomst is van de in de tenlastelegging vermelde gelden. Niettemin kan toch bewezen worden verklaard dat deze voorwerpen ‘uit enig misdrijf’ afkomstig zijn, als op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden geconcludeerd moet worden dat die voorwerpen geen legale herkomst kunnen hebben.
In dit geval gaat het om vele contante stortingen op de verschillende bankrekeningen van de rechtspersonen binnen de GP-structuur, welke stortingen telkens onder de meldgrens van de Wet Financieel Toezicht zijn gedaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat diverse vormen van criminaliteit gepaard gaan met grote hoeveelheden contant geld. Er is verder ook geen enkele legale economische verklaring voor de herkomst van deze gelden en de gestorte bedragen staan niet in verhouding tot de omzet van de rechtspersonen. In tegendeel zelfs: er zijn geen economische activiteiten bekend van de rechtspersonen die tot enige noemenswaardige omzet zouden hebben geleid. De gelden zijn bovendien voor een groot deel opgegaan aan consumptieve uitgaven en niet is aangetoond dat uitgave van de gelden een bedrijfseconomisch doel diende. Al het voorgaande wordt als zogenaamde witwastypologieën gezien en maken dat er een vermoeden is van witwassen.
Onder zulke omstandigheden mag van de verdachte een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring over de herkomst van het geld worden verwacht. Een verklaring van de verdachte over de herkomst van het geld is evenwel uitgebleven.
De conclusie is dat het niet anders kan zijn dan dat de gelden uit misdrijf afkomstig zijn.
Witwassen
De contante gelden zijn gestort op verschillende rekeningen van de vennootschappen binnen de GP-structuur en vervolgens onder andere uitgegeven aan (de kosten van) een aantal BMW’s en een Skybox bij de Amsterdam Arena. Door gebruik te maken van rekeningen van verschillende rechtspersonen die geen economisch verband hebben met de genoemde gelden is de criminele herkomst daarvan verborgen en verhuld. Doordat de contante stortingen telkens plaatsvonden onder de meldgrens is ook de verplaatsing daarvan verhuld. Voorts hebben de rechtspersonen deze gelden voorhanden gehad op hun rekeningen en omgezet doordat die gelden zijn uitgegeven, onder meer aan de BMW’s en de Skybox – en ook door die handelingen is de criminele herkomst van die gelden verder verborgen en verhuld.
Feitelijk leidinggeven
De verdachte was de manager van [naam bedrijf 1], die op haar beurt weer de directeur en grootaandeelhouder was van de overige BV’s binnen de GP-structuur. Uit het dossier volgt niet dat er buiten de verdachte nog andere personen in loondienst waren bij het concern. Voor zover de rechtspersonen handelingen verrichtten in het economisch verkeer was de verdachte daar telkens actief bij betrokken. Zo bemoeide hij zich met de contracten en de betalingen ter zake de BMW’s en de skybox. Daarnaast was het de verdachte die profiteerde van de aangeschafte zaken. Hij maakte gebruik van één of meerdere van de BMW’s. Hieruit volgt dat de verdachte kennis moet hebben gehad van de financiële gang van zaken binnen de GP-structuur en feitelijk leiding gaf aan de GP-structuur. Dit temeer nu uit het procesdossier niet blijkt dat er los van de aanschaf van de BMW’s en de skybox sprake was van andere, zakelijke activiteiten van de BV’s binnen de GP-structuur en evenmin blijkt dat andere personen op enigszins gelijkwaardige wijze betrokken waren bij de handelingen ten aanzien van de BMW’s en de skybox.
Dat de verdachte feitelijk leiding gaf aan de GP-structuur blijkt daarnaast uit de verklaring van [naam medeverdachte]. Hij heeft over de rol van de verdachte binnen het GP-concern - kort gezegd - verklaard dat de verdachte de leidinggevende was binnen het concern, dat hij het contact onderhield met de financiële man, [naam], en dat ofwel hij ofwel [naam] ook de beschikking had over de bankpassen.
De verklaring van de verdachte dat niet hij maar medeverdachte [naam medeverdachte] de feitelijke leidinggevende was binnen de GP-structuur, acht de rechtbank niet geloofwaardig. De verdachte komt pas met die verklaring ter zitting, te weten meer dan drie jaar nadat hij voor het eerst door de politie is verhoord, hetgeen afbreuk doet aan de geloofwaardigheid ervan. Maar nog belangrijker is dat zijn verklaring geen steun vindt in het procesdossier. Nergens blijkt van enige betrokkenheid van [naam medeverdachte] bij de activiteiten van de rechtspersonen binnen de GP-structuur.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte feitelijk de bestuurder was van de gehele GP-structuur en ook feitelijk leiding heeft gegeven aan alle verboden gedragingen.
Wetenschap van de rechtspersonen
Dat de verdachte - en daarmee in dit geval de rechtspersonen - wisten van de criminele herkomst van de gelden, in die zin dat zij willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de gelden een criminele herkomst hadden, volgt daaruit dat de verdachte als feitelijk bestuurder moet hebben geweten van de vele contante stortingen, geen verklaring kan geven voor de herkomst van de gelden, wist dat de rechtspersonen geen activiteiten verrichten in het economisch verkeer en deze gelden desalniettemin uitgaf voor zijn eigen profijt. Daar tegenover staat dat de verdachte ook geen enkele verklaring heeft afgelegd waaruit zou volgen dat hij er desondanks op mocht vertrouwen dat de gelden een legale herkomst hadden. De wetenschap van de verdachte als feitelijke bestuurder van de GP-structuur kan de rechtspersonen in dit geval worden toegerekend, nu de verdachte daar in de praktijk mee is te vereenzelvigen.
De hoogte van het bedrag
De ten laste gelegde periode onder dit feit begint op een latere datum dan 2 mei 2014 (de aanvangsdatum van de stortingen), te weten op 25 juni 2014. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het gros van het bedrag en de stortingen echter heeft plaatsgevonden binnen de ten laste gelegde periode, zodat de rechtbank het witwassen van ‘een groot geldbedrag’ bewezen zal verklaren.
Conclusie
De rechtspersonen hebben zich tezamen schuldig gemaakt aan witwassen en de verdachte heeft daaraan feitelijk leiding gegeven. Gelet op de periode en de hoeveelheid handelingen – meerdere stortingen op en overboekingen tussen verschillende zakelijke rekeningen – die verdachte en zijn medeverdachten hebben verricht, is de rechtbank van oordeel dat zij daarvan een gewoonte hebben gemaakt.
4.2
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
[naam stichting 1] en/of [naam stichting 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
in de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017,
te 's-Gravenhage en/of Ter Aar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar en met een ander zich schuldig hebben gemaakt aan het plegen van gewoonte witwassen,
immers hebben zij
van een (groot geldbedrag,
te weten
- een geldbedrag ,bestaande uit een of meer contante stortingen op de bankrekeningen van [naam stichting 1] en/of [naam stichting 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5],
de werkelijke aard en de herkomst en de verplaatsing verborgen enverhuldendie geldbedragen
voorhanden gehad en omgezet, terwijl zij, genoemde rechtspersonen
wisten, dat die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk -
afkomstig waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging en.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Medeplegen van gewoontewitwassen, begaan door een rechtspersoon, terwijl hij aan de verboden gedraging feitelijk leiding heeft gegeven, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft leiding gegeven aan een onderneming en de daaraan gelieerde bedrijven (de GP-structuur), die op stelselmatige wijze van misdrijf afkomstige geldbedragen hebben witgewassen. De bedragen werden contant gestort op de rekeningen van de bedrijven die deel uitmaakten van de GP-structuur en een groot deel van het totaal van gestorte bedragen is doorgestort op rekening van de overkoepelende onderneming waaraan de verdachte leiding gaf en uitgegeven aan consumptieve uitgaven. Binnen geen van de bedrijven vond enige handelsactiviteit plaats.
Dit gewoontewitwassen vormt een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer en is, mede vanwege de corrumperende invloed ervan op het reguliere handelsverkeer, een bedreiging voor de samenleving.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij, ondanks het feit dat hij in de thans bewezenverklaarde periode voor het plegen van vermogensdelicten is veroordeeld tot een aanzienlijke vrijheidsstraf, nog gedurende lange tijd is doorgegaan met het plegen van het witwassen van crimineel geld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2022, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de duur van de op te leggen straf acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het LOVS - waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 18 tot 24 maanden het uitgangspunt is voor het witwassen van bedragen tussen € 500.000,= en € 1.000.000,=.
Op grond van het thans bewezen verklaarde bedrag dat is witgewassen gaat de rechtbank uit van de ondergrens van 18 maanden in dat geval van deze oriëntatiepunten.
In strafmatigende zin heeft de rechtbank bij het bepalen van de straf rekening gehouden met de sterke doorwerking van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Aan de verdachte is na het plegen van de thans bewezen feiten nog een vrijheidsstraf van 30 maanden opgelegd.
Strafverhogend daarentegen is in het geval van de verdachte dat hij heeft geprofiteerd van de witgewassen geldbedragen door die voor een deel voor privéuitgaven aan te wenden.
7.4.
Overschrijding redelijke termijn
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte rechtspersoon in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. Het eerste verhoor van de verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 28 november 2019 voor het eerst als verdachte gehoord. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Een bijzondere omstandigheid kan reden zijn voor de rechtbank af te zien van het verlagen van de straf vanwege het overschrijden van de redelijke termijn.
De bijzondere omstandigheid in deze procedure is dat een medeverdachte zich, naar uiteindelijk bleek, ten onrechte heeft beroepen op ongeschiktheid voor deelname aan het strafproces. Dit heeft een substantieel deel van de vertraging veroorzaakt.
Die bijzondere omstandigheid is voor de rechtbank geen reden af te zien van het verlagen van de straf vanwege het overschrijden van de redelijke termijn. Hoewel de officier van justitie deze vertraging niet heeft veroorzaakt, heeft ook de verdachte geen schuld aan deze vertraging. Daarom acht de rechtbank het niet redelijk deze bijzondere omstandigheid in het nadeel van de verdachte te betrekken bij haar oordeel.
Tussen 28 november 2019 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim 41 maanden. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van 2 jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van 17 maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, dient dit gecompenseerd te worden door vermindering van de op te leggen straf.
Gelet op al het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een gevangenisstraf van 18 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 47, 51, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. Daum, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en S.M. den Hollander, rechters,
in tegenwoordigheid van J.P. van der Wijden, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 25 april 2025.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op één of meer tijdstip(pen) gelegen
in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017 in Den Haag en/of Ter Aar en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
(telkens)
a)
van één of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer):
een (groot) geldbedrag van in totaal
600.12euro, in elk geval enig geldbedrag
en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 1]) (DOC-047 en/of DOC-048) en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 2]) (DOC-051 en/of DOC-052) en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 3]) (DOC-055 en/of DOC-056) en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 4]) (DOC-049 en/of DOC-050) en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 5]) (DOC-053 en/of DOC-054) en/of
- een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6]),
althans (contante) betaling(en) van (in totaal) (respectievelijk) 457.843
euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto’s,
en/of
een skybox 233 in de Amsterdam Arena, althans (contante) betaling(en) van
(in totaal) (respectievelijk) 166.678 euro en/of 30.398 en/of 19.500 euro in
relatie tot een skybox (233) in de Amsterdam Arena (DOC-016 en/of DOC-018
en/of DOC-116),
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding
en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel heeft
verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e)
voorwerp(en) is,
en/of
b)
één of meerdere voorwerp(en), te weten (onder meer)
een (groot) geldbedrag van in totaal
600.12euro, in elk geval enig
geldbedrag
en/of:
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 1]) (DOC-047 en/of DOC-048) en/of
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 2]) (DOC-051 en/of DOC-052) en/of
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 3]) (DOC-055 en/of: DOC-056) en/of
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 4]) (DOC-049 en/of: DOC -050) en/of
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 5]) (DOC-053 en/of DOC-054) en/of
een auto van het merk BMW (kenteken [kenteken 6]),
althans (contante betaling(en) van (in totaal) (respectievelijk) 457.543
euro in relatie tot de aanschaf van de hierboven genoemde auto's,
en/of
een skybox 233 in de Amsterdam Arena, althans (contante) betaling(en) van
(in totaal) (respectievelijk) 166,678 euro en/of 30.398 en/of 19.500 euro in
relatie tot een skybox (233) in de Amsterdam Arena (DOC-0l6 en/of DOC-018
en/of DOC-116),
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet en/of van één of meer van voormelde voorwerpen gebruik heeft
gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader (s),
wist(en) dat/die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk
geheel of gedeeltelijk
afkomstig was/waren uit enig(e) misdrijf/misdrijven,
hebbende hij, verdachte, en/of zijn, verdachtes, mededader(s)
(gelet op het vorenstaande)
van het plegen van witwassen al dan niet een gewoonte gemaakt.
subsidiair:
[naam stichting 1] en/of [naam stichting 2] en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 4] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 juni 2014 tot en met 4 april 2017,
te 's-Gravenhage en/of Ter Aar en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging
met elkaar en/of met een ander of anderen, althans alleen,
zich schuldig heeft/hebben gemaakt aan het plegen van (gewoonte) witwassen,
immers heeft/hebben zij, en/of haar/hun mededader(s)
(telkens) van een of meer voorwerp(en),
bestaande uit een of meer (gro(o)te geldbedrag(en),
te weten
- een of meer geldbedrag( en) van (in totaal) 600.120,- euro, (bestaande uit een of meer contante
stortingen op de bankrekening(en) van [naam stichting 1] en/of [naam stichting 2]
en/of [naam bedrijf 1] en/of [naam bedrijf 3] en/of [naam bedrijf 2] en/of [naam bedrijf 5]
, (AMB-006 t/m AMB-006g), althans enig(e) geldbedrag(en),
meermalen/eenmaal de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of de verplaatsing verborgen en/of verhuld
en/of
meermalen/eenmaal (telkens) verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op dat/die
goed(eren)/voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) was/waren
en/of
meermalen/eenmaal (telkens) een/meer van dat/die geldbedrag( en) en/of goed(eren)/voorwerp( en)
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van (een van) die
geldbedragen en/of goederen/voorwerp( en) gebruik gemaakt,
terwijl zij, genoemde rechtsperso(o)n(en), en/of haar/hun mededader(s)
wist(en), dat dat/die geldbedrag(en) en/of goed( eren)/voorwerp(en)
- onmiddellijk of middellijk -
(geheel of gedeeltelijk) afkomstig waren uit enig misdrijf,
zulks terwijl hij, verdachte, al dan niet in vereniging met een of meer anderen,
tot bovenomschreven strafba(a)r(e) feit(en) opdracht heeft gegeven,
dan wel feitelijke leiding heeft gegeven aan boven omschreven verboden gedraging (en).