ECLI:NL:RBROT:2023:3687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
10/333865-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor belaging en bedreiging met sociale media als middel

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van belaging (stalking) en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 december 2022 zijn ex-partner, [naam aangeefster], heeft belaagd door haar herhaaldelijk te benaderen via sociale media en haar te bedreigen. De verdachte heeft ook haar familieleden lastiggevallen met beledigende en bedreigende berichten. De rechtbank heeft de bewijsvoering van de officier van justitie gevolgd, die stelde dat de verdachte stelselmatig inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 222 dagen met 180 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaar had gevorderd, grotendeels overgenomen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 222 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder een contactverbod met de aangeefster. Daarnaast is de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte is veroordeeld tot het betalen van € 1.000,- aan immateriële schade. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de aangeefster in haar overwegingen meegenomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/333865-22
Datum uitspraak: 12 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum 1],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
raadsman mr. D.C.D. Newoor, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte in de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 december 2022:
[naam aangeefster] heeft gestalkt en
[naam aangeefster] heeft bedreigd.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 tenlastegelegde (belaging en bedreiging), met dien verstande dat de pleegperiode voor feit 1 dient te worden beperkt tot 18 september 2021 tot en met 20 december 2022;
  • veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 222 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, zich ambulant zal laten behandelen, geen contact zal zoeken met het slachtoffer, zich niet zal bevinden in [plaats 1] en zich zal inspannen voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding, alsmede oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (Sr), inhoudende een contactverbod met het slachtoffer, per overtreding te bestraffen met twee weken hechtenis (met een maximum van zes maanden), en de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en de maatregel.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van beide feiten. Ten aanzien van feit 1 (belaging) heeft hij aangevoerd dat geen sprake is geweest van stelselmatigheid, noch van het vereiste oogmerk. Ten aanzien van feit 2 (bedreiging) heeft hij aangevoerd dat aangeefster geen reële vrees heeft gehad en dat verdachte daar ook geen (voorwaardelijk) opzet op had.
4.1.2.
Beoordeling
Feit 1: belaging
[naam aangeefster] (hierna: aangeefster) heeft in 2022 op 25 juli, op 7 augustus en op 1 oktober aangifte gedaan van stalking door verdachte. Zij heeft verklaard over diverse incidenten in 2021 en 2022. De incidenten bestonden eruit dat verdachte naar haar huis kwam of langs reed en haar ook uitschold. Tot augustus 2022 was er daarbij ook sprake van een contactverbod dat verdachte regelmatig verbrak, en direct nadat het verbod was opgeheven stond hij voor haar deur. Daarnaast viel hij aangeefster lastig via sociale media. Ze kreeg regelmatig vriendschapsverzoeken en telefonische oproepen van accounts met haar naam en met een foto van haar erbij, die door verdachte waren gecreëerd. Ook ontving niet alleen zij, maar ook haar familieleden, zeer vervelende berichten vanaf die accounts, waarin aangeefster werd uitgescholden en bedreigd. Van deze contacten heeft aangeefster screenshots gedeeld met de politie.
Verdachte heeft ontkend dat hij degene was die achter de accounts zat. Evenwel is uit het technisch onderzoek van de politie naar de bij de stalking gebruikte Facebookaccounts, Instagramaccounts en Whatsappaccount, gebleken dat al deze sociale media accounts tot hem te herleiden zijn. Facebookaccounts waren bijvoorbeeld geverifieerd met zijn emailadres of geregistreerd met het IP-adres op het adres van zijn broer, waarvan het abonnement op naam van verdachte stond. Instagramaccounts werden geverifieerd met zijn eigen telefoonnummer, of een nummer dat gekoppeld was aan zijn DigiD. Voor een telefoonnummer gekoppeld aan het gebruikte Whatsappaccount geldt dat dit verbonden was met het IP-adres van de moeder van verdachte. Daarbij komt nog dat de inhoud van de berichten past bij het conflict dat verdachte met aangeefster had over het zien van hun zoontje en dat het taalgebruik (met veel scheldwoorden) vergelijkbaar is. De verklaring die verdachte hiervoor heeft gegeven, namelijk dat aangeefster achter de aanmaak van al deze accounts zou zitten (omdat zij kennis zou hebben van alle wachtwoorden en andere gegevens van verdachte) en dat iedereen bij zijn moeders inloggegevens zou kunnen komen is niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. De rechtbank gaat er dan ook van uit dat de berichten door hem zijn verstuurd. Dat past ook bij wat verdachte tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris heeft verklaard, namelijk dat wat hij heeft gedaan puur was om zijn kind te zien en dat het klopt dat hij bepaalde nare berichten heeft gestuurd. Wat de overtuiging van de rechtbank hieromtrent nog sterkt, is het feit dat er door aangeefster een appgesprek is getoond van 7 maart 2021. Daarin is te lezen dat in de ochtend naar aangeefster dreigende berichten zijn gestuurd, waarna er in de middag nadat verdachte een ernstig verkeersongeluk had gehad, direct weer contact wordt gezocht met aangeefster via die app op een wijze die naar het oordeel van de rechtbank past bij iemand die in nood verkeert of hulp zoekt. Uit de bewijsmiddelen volgt verder dat verdachte daarnaast ook meerdere keren bij de woning van aangeefster is geweest.
De intensiteit van het zoeken van contact – met name in de berichten en oproepen via sociale media – en de zekere regelmaat daarvan maken dat sprake was van stelselmatigheid. Ook staat voor de rechtbank vast, mede gezien zijn verklaring bij de rechter-commissaris, dat verdachte het oogmerk had om aangeefster te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen. Ook, of juist, als het hem om zijn zoon te doen was, belaagde hij aangeefster om contact af te dwingen.
De ten laste gelegde belaging kan daarmee bewezen worden. Hoewel het dossier ook informatie bevat over incidenten van voor 18 september 2021, zal de rechtbank, net als de officier van justitie en de verdediging, de bewezenverklaring beperken tot de periode vanaf 18 september 2021 tot en met 20 december 2022.
Feit 2: bedreiging
In maart 2021, juni 2022 en december 2022 ontving aangeefster respectievelijk haar broer berichten via sociale media. Zoals hiervoor overwogen, volgt uit het bewijs dat verdachte deze berichten heeft gestuurd.
De inhoud van de berichten uit maart 2021 en december 2022, ‘jou nek ga ik breke’ en ‘kosten wat het kost tot de dood / ik ga jullie allemaal pakke / een voor een’, is op zichzelf al bedreigend van aard. Dat geldt in mindere mate voor de berichten uit juni 2022, ‘meer deel ik ga genieten kijken / hoe jullie kapot gaan’, maar in het licht van de eerdere berichten zijn ook die teksten bedreigend. Samen met de context van de belaging, waarin verdachte tevens dreigend en schreeuwend voor de deur van aangeefster stond, is duidelijk dat daaruit in algemene zin, maar ook bij aangeefster, de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte de daad bij het woord zou voegen. Dat de berichten in juni 2022 naar haar broer werden gestuurd, doet daar niets aan af: aangeefster heeft de berichten gelezen en het gebruik van ‘jullie’ wijst mede op haar.
4.1.3.
Conclusie
De ten laste gelegde feiten kunnen wettig en overtuigend worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij in de periode van
18 september 2021tot en met 20 december 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 1], wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangeefster], door meermalen- die [naam aangeefster] via Instagram, Facebook en WhatsApp te benaderen met beledigende en bedreigende teksten en- familieleden van die [naam aangeefster] via Instagram, Facebook en WhatsApp te benaderen met beledigende en bedreigende teksten en
- zich dreigend op te houden bij de woning van [naam aangeefster] ,
met het oogmerk die [naam aangeefster] te dwingen iets te doen en vrees aan te jagen;
2.
hij op meerdere tijdstippen in de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 december 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 1] [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam aangeefster] dreigend (via social media) de woorden toe te voegen
- “ Jou nek ga ik breken!” en
- “ Meer deel ik ga genieten kijken hou jullie kapot gaan” en
- “ Kosten wat het kost tot de dood ik ga jullie allemaal pakken een voor een”.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1..belaging;

2.
bedreiging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
Verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft over een periode van ruim 15 maanden zijn ex-partner belaagd door naar haar huis toe te gaan en haar via sociale media te bestoken met vervelende berichten en telefonische oproepen. Ook haar familieleden, waaronder haar 72-jarige opa, kregen vriendschapsverzoeken en nare berichten van sociale media-accounts genoemd naar aangeefster, maar waar in werkelijkheid verdachte achter zat. In een aantal gevallen heeft hij bedreigende teksten gebruikt in zijn berichten, zoals ‘koste wat het kost tot de dood / ik ga jullie allemaal pakken / een voor een’.
Dit zijn heel vervelende feiten, waar aangeefster al langere tijd last van heeft. Haar gevoel van veiligheid is haar ontnomen, en dat is aan verdachte te wijten. Verdachte heeft verklaard dat het hem ging om contact met zijn zoon en heeft daarom, ondanks contactverboden, contact gezocht met zijn ex-partner. Hij heeft echter tegelijkertijd ontkend dat hij de berichten heeft verstuurd. De rechtbank betreurt het dat verdachte tot zelfs op de zitting niet de verantwoordelijkheid wil nemen voor zijn daden en vraagt zich af hoe zijn gedrag ten opzichte van aangeefster zal zijn in de toekomst
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2023, waaruit blijkt dat verdachte tijdens de ten laste gelegde periode is veroordeeld voor strafbare feiten uit 2020 die ook verband hielden met zijn ex-partner.
7.3.2.
Rapportages
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor) heeft een tweetal rapporten over verdachte opgemaakt, gedateerd 27 maart en 4 januari 2023. Kort weergegeven trekt de reclassering de volgende conclusies.
Behoudens een vrijspraak op 16-jarige leeftijd worden op het strafblad enkel feiten vermeld,
waaronder een veroordeling in 2022, die te maken hebben met onderhavig relationeel geweld. Hierin ziet de reclassering, gelet op de vele politiemutaties een patroon van geweld gericht op de ex-partner met het oogmerk om de relatie te herstellen, dan wel omgang met hun kind te hebben.
Verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking. Naar inschatting draagt dit bij aan zijn gebrek aan vaardigheden om persoonlijke en relatieproblemen op te lossen. Tijdens de periode waarin het relationeel geweld voorkwam, kreeg verdachte een verkeersongeval (2021) met fysieke beperkingen tot gevolg. Naar inschatting maakte dit dat hij nog meer gericht was op contact met zijn ex-partner en een omgangsregeling met het kind, omdat niet meer alleen zijn rol als vader en partner in het geding was, maar ook zijn vermogen om te werken en daarmee inkomen en een status te verwerven.
De ex-partner ervaart grote dreiging door het stalkingsgedrag, zij komt niet tot rust. Zij tracht mogelijkheden voor contact uit te sluiten en wenst bescherming tegen verdachte. Er zijn tevens zorgen over het welzijn/de veiligheid van het kind in deze omstandigheden (Veilig Thuis Rotterdam-Rijnmond).
Vanuit reclasseringstoezicht en woonbegeleiding is bekend dat verdachte meewerkend kan zijn als het hem iets oplevert, of iets nadeligs kan voorkomen. Hij werkte zeer goed mee toen hij een woning kon krijgen; hij werkte wederom mee toen hem duidelijk werd dat niet-meewerken het hebben van de woning in gevaar kon brengen. Een drangfactor in behandeling/begeleiding is nodig voor een kans van slagen ervan.
Het risico op recidive en op letselschade wordt ingeschat als hoog en het risico op onttrekking aan de voorwaarden wordt ingeschat als gemiddeld.
De reclassering adviseert bij een veroordeling om een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, waarbij de schorsingsvoorwaarden worden voortgezet, inhoudende:
  • een meldplicht bij Antes;
  • een ambulante behandeling door Fivoor en Jan Arends;
  • een contactverbod met aangeefster;
  • een locatieverbod voor [plaats 1] met elektronische monitoring;
  • een inspanningsverplichting voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding en het contact leggen en onderhouden met het UWV.
Tevens wordt de dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht geadviseerd.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, niet alleen door de inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster, maar ook van haar familieleden, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en zal, naast de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht (42 dagen) nog 180 dagen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Maar ook om voorwaarden op te kunnen leggen. Van belang is immers dat verdachte nu naar de toekomst gaat kijken. Een toekomst waarin hij zichzelf laat behandelen en begeleiden, mede om zo een (blijvend en gestructureerd) gezond contact met zijn zoontje mogelijk te maken. Daarom en omdat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, worden aan deze straf de voorwaarden verbonden die hierna worden genoemd.
Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden niet dadelijk uitvoerbaar verklaren, nu niet voldaan is aan de wettelijke vereisten daarvoor (artikel 14e Sr), te weten dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte
wederomeen misdrijf zal begaan dat
gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam. Wel acht de rechtbank van belang dat de voorwaarden die nu reeds gelden van kracht blijven. Daarom laat zij de schorsing van de voorlopige hechtenis doorlopen tot na de uitspraak.
Ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr) voor drie jaar opgelegd, te weten een contactverbod met [naam aangeefster]. De vervangende hechtenis bij overtreding wordt bepaald op vijf dagen per overtreding, in plaats van de door de officier van justitie gevorderde twee weken. Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens haar, wordt bevolen dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is.

8..Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft [benadeelde partij] zich in het geding gevoegd ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 510,27 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.479,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot integrale toewijzing van de vordering.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft de vordering gemotiveerd betwist. Ten aanzien van de immateriële schade is primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair om deze sterk te matigen.
8.3.
Beoordeling
De rechtbank zal de benadeelde partij voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk verklaren, nu de vordering op dit punt onvoldoende is onderbouwd. Er kan met de in de vordering verstrekte informatie geen rechtstreeks verband worden vastgesteld tussen de ten laste gelegde feiten en de schuld van de benadeelde partij aan haar verhuurder.
Wel is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht.
Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 20 december 2022.
8.4.
Conclusie
Verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.000,- vermeerderd met de wettelijke rente.
Tevens wordt oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 285 en 285b van het Wetboek van Strafrecht.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart verdachte strafbaar;
veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 222 (tweehonderdtweeëntwintig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
een gedeelte, groot 180 (honderdtachtig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd,tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich na uitnodiging melden bij Antes Reclassering, op het adres Marconistraat 2, 3029 AK Rotterdam (telefoonnummer 088 358 3810), zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling (blijven) stellen door Fivoor-forensische polikliniek of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde zal zich laten begeleiden door Jan Arends of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De begeleiding is een voortzetting van deze begeleiding in het kader van de schorsing. De begeleiding duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de begeleiding;
4. de veroordeelde zal zich inspannen voor het verkrijgen en behouden van dagbesteding en het contact leggen en onderhouden met het UWV. Hij spant zich in voor de procedure om een omgangsregeling via de rechter aan te vragen. Hij biedt de reclassering en woonbegeleiding openheid in zijn financiële en persoonlijke situatie;
5. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster] (geboren [geboortedatum 2]), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt;
6. de veroordeelde zal zich niet bevinden in [plaats 1], volgens de Google Maps-afbeelding hieronder, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie nodig vindt;
7. de veroordeelde zal ter controle van de onder 6 genoemde voorwaarden gebruik maken van de door Reclassering Nederland aangewezen technische hulpmiddelen ter ondersteuning van het elektronisch toezicht, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als het Openbaar Ministerie verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummers 6 en 7 genoemde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 3 (drie) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen zich te onthouden van direct of indirect contact met [naam aangeefster] (geboren [geboortedatum 2]), gedurende drie jaren na heden;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde niet aan de maatregel voldoet, vervangende hechtenis zal worden toegepast;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan
vervangende hechtenis wordt toegepast voor de duur van 5 (vijf) dagenmet een totale duur van ten hoogste zes maanden;
beveelt dat de maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
veroordeelt verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij] te betalen een bedrag van
€ 1.000,- (zegge: duizend euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij] te betalen
€ 1.000,-(hoofdsom,
zegge: duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.000,- niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
20 (twintig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Kooijman, voorzitter,
en mrs. M. Breeman en J.F.C. Janssen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Voogel-van Buuren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 april 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 december 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 1], althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam aangeefster], door (meermalen)
- die [naam aangeefster] via Instagram, Facebook en Whatsapp te benaderen met beledigende en bedreigende teksten en/of
- ( een) familielid/leden van die [naam aangeefster] via Instagram, Facebook en Whatsapp te benaderen met beledigende en bedreigende teksten en/of
- zich dreigend op te houden bij de woning van [naam aangeefster] en/of
- zich op te houden bij de kinderopvang van de zoon van die [naam aangeefster] en/of verdachte,
met het oogmerk die [naam aangeefster] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 januari 2021 tot en met 20 december 2022 te [plaats 2] en/of [plaats 1], althans in Nederland, (meermalen) [naam aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam aangeefster] dreigend (telefonisch en/of via social media) de woorden toe te voegen
- “ Jou nek ga ik breken!” (p.59) en/of
- “ Meer deel ik ga genieten kijken hou jullie kapot gaan” (p.78) en/of
- “ Kosten wat het kost tot de dood ik ga jullie allemaal pakken een voor een” (p.65),
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.