5.1.1.Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder parketnummers 10/000257-23 en 10/268276-22 tenlastegelegde.
De woning
Aangevoerd is primair dat de doorzoeking in de woning op de eerste etage, aan de [adres 2] , waar de harddrugs, softdrugs en het grootste gedeelte van het contant geld zijn aangetroffen, onrechtmatig is geweest. Verdachte heeft geen toestemming gegeven voor de doorzoeking van deze woning – dat kon hij ook helemaal niet, want hij woonde daar niet. Dit leidt tot een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv, waardoor alles wat daar is aangetroffen moet worden uitgesloten van het bewijs.
Subsidiair is aangevoerd dat, zelfs als de doorzoeking rechtmatig was, de woning op [adres 2] niet van verdachte was en hij niet, enkel omdat hij een sleutel had, verantwoordelijk gehouden kan worden voor wat daar is aangetroffen.
De auto
Ook het doorzoeken van de auto op 30 december 2022 is onrechtmatig geweest. Er bestond onvoldoende grond voor een verdenking van een strafbaar feit.
Dat geldt eveneens voor de doorzoeking van de auto op 18 oktober 2022. De feiten en omstandigheden die toen bekend waren, leverden onvoldoende grond op voor een doorzoeking van de auto.
De resultaten van de doorzoekingen moeten eveneens worden uitgesloten van het bewijs.
Kortom: verdachte moet worden vrijgesproken van deze ten laste gelegde feiten.
5.1.2.Beoordeling
De rechtbank zal het verweer verwerpen en de ten laste gelegde feiten bewezen verklaren. Daar ligt het volgende aan ten grondslag.
Doorzoekingen in de auto
Verdachte is op 11 juni, 18 oktober en 30 december 2022 door de politie gecontroleerd. Bij elk van die gelegenheden is in zijn auto cocaïne en heroïne aangetroffen.
Op 11 juni 2022 werd de auto van verdachte onderzocht op grond van een bevel tot preventief fouilleren. Daarbij is in een zogenaamde ‘verstopplek’ in de bestuurdersdeur een zakje aangetroffen met daarin kleine zakjes poeder, naar later bleek cocaïne en heroïne. Verdachte reed op dat moment in zijn eigen auto en het mag er naar het oordeel van de rechtbank voor worden gehouden dat hij wist wat er in zijn auto lag. Verdachte heeft zelf geen verklaring willen afleggen over de drugs. De rechtbank ziet, gezien het aantreffen van de verdovende middelen in de auto van verdachte, en het feit dat verdachte de auto op dat moment bestuurde (zonder anderen in de auto) dan ook gegronde redenen om vast te stellen dat de drugs van hem waren. Dit feit kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden.
Op 18 oktober 2022 had verdachte vanuit zijn auto kort contact met een bij de politie bekende harddrugsgebruiker. Verdachte reed weg (achteruit) en reed ondanks een stopteken door, tot hij geblokkeerd werd door een andere auto. Dit rijgedrag, het korte contact met de drugsgebruiker en zijn antecedenten vormden bij elkaar voldoende voor een verdenking van drugshandel. Dat er bij de fouillering van de drugsgebruiker geen drugs werden aangetroffen nam deze verdenking niet weg. In de auto werd vervolgens op de vloer voor de bijrijdersstoel een spuitbus gevonden met daarin kleine zakjes poeder. De inhoud bleek wederom cocaïne en heroïne te zijn. Voor het overige zijn de omstandigheden gelijk aan 11 juni 2022 (de verdovende middelen werden in de auto van verdachte aangetroffen die hij bestuurde op dat moment, zonder passagiers). Ook dit feit kan wettig en overtuigend bewezen worden.
Vervolgens werd verdachte op 30 december 2022 gecontroleerd op basis van de Wegenverkeerswet, op grond van een vermoeden van rijden onder invloed van alcohol of drugs. Nadat hij positief testte bij de speekseltest en hij gefouilleerd werd, troffen de verbalisanten € 665,- in contanten aan en twee telefoons, waaronder een eenvoudige Nokia. Op deze telefoon werd, tijdens de controle door verbalisanten, herhaaldelijk gebeld. Bovendien roken zij de geur van cannabis en bleek verdachte veelvuldige politiemutaties te hebben op het gebied van drugs. Dit alles levert bij elkaar meer dan voldoende feiten en omstandigheden op voor een verdenking van drugshandel. Ook bij deze gelegenheid werden zakjes poeder aangetroffen: wederom testte de inhoud positief op cocaïne en heroïne. Deze heroïne is echter enkel getest door de politie en niet door het NFI. De rechtbank komt hier nog op terug bij de ‘verdere bewijsoverwegingen’ onder 5.1.3.
Doorzoeking in de woning
Na zijn aanhouding op 30 december 2022 gaf verdachte vrijwillig toestemming voor de doorzoeking van zijn woning aan de [adres 1] . Uit de ter zake opgemaakte processen-verbaal blijkt dat niet alleen [adres 1] (op de tweede etage) is doorzocht, maar ook de woning op de eerste etage, naar later bleek op [adres 2] . De politie is deze woning binnengekomen met een sleutel aan de sleutelbos van verdachte. Gelet op de inhoud van het dossier en wat op zitting is besproken, staat voor de rechtbank vast dat verdachte woonde op [adres 1] . De eerste vraag die de raadsman heeft opgeworpen is dan ook of de doorzoeking van de woning op [adres 2] , waar de drugs en bijna al het contante geld is aangetroffen, rechtmatig is geweest en of wat daar is aangetroffen voor het bewijs gebruikt kan worden. De tweede vraag is of dit alles aan verdachte kan worden toegerekend.
De eerste vraag beantwoordt de rechtbank bevestigend. Weliswaar is de woning doorzocht zonder toestemming van de rechtmatige bewoner(s), maar verdachte is hierdoor niet geschaad in zijn rechtens te respecteren belang. Met andere woorden: het is de privacy van de bewoners van [adres 2] die door de regels wordt beschermd en is geschonden, niet een recht van verdachte. De rechtbank zal daarom geen rechtsgevolgen verbinden aan dit verzuim.
Dan komt de rechtbank toe aan de tweede vraag. Verdachte kan alleen verantwoordelijk gehouden worden voor de drugs en het geld uit de woning op [adres 2] als hij daar wetenschap en de beschikkingsmacht over had.
Daarbij springt als eerste in het oog dat verdachte een sleutel van de woning [adres 2] aan zijn sleutelbos had. Het hangen van een sleutel aan de sleutelbos is op zichzelf genomen al een indicatie voor het gebruik daarvan.
Verdachte heeft verklaard dat hij over de sleutel beschikte omdat hij voor de post van de onderburen zorgde. Dat hield in dat hij stapeltjes maakte van de post. De buren woonden namelijk afwisselend in het appartement in [plaats 1] en in een woning in [plaats 2] .
De rechtbank acht deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig.
Niet alleen is verdachte hier pas op zitting mee gekomen, wat het controleren ervan bemoeilijkt, maar hij verklaart ook wisselend en inconsequent met betrekking tot de aanwezigheid van de buren. Eerst verklaart hij bijvoorbeeld dat de buren een maand in de woning verbleven en dan twee maanden in [plaats 2] , maar later zegt hij dat de buurman elke maand de post op kwam halen. Eerst spreekt hij over stapels maken van de binnengekomen post, maar later heeft hij het over doorgeven wat er was binnengekomen aan post.
Daar komt nog bij dat het in algemene zin hoogst onaannemelijk is dat mensen die voor zo’n lange periode hun woning achterlaten, daar een enorme hoeveelheid contant geld en drugs laten liggen en hun bovenbuurman een sleutel geven. Bovendien is de reistijd tussen [plaats 2] en [plaats 1] nog geen half uur en is het onlogisch dat men dan iemand nodig zou hebben om de post te sorteren of bij te houden. Tot slot is wat in de woning aan harddrugs is aangetroffen hetzelfde qua samenstelling als wat verdachte tot driemaal toe bij zich in de auto had (cocaïne én heroïne), waarbij enkele ponypacks zelfs dezelfde opdruk (‘Guzman’) hebben.
De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte toegang had tot de woning, wist wat daar lag en daar de beschikkingsmacht over had.
5.1.3.Verdere bewijsoverwegingen
Hoeveelheden drugs
Ter terechtzitting is de tenlastelegging van parketnummer 10/000257-23 op vordering van de officier van justitie gewijzigd. Deze wijziging houdt in dat onder feit 1 subsidiair kleinere hoeveelheden zijn toegevoegd, namelijk die bij het NFI zijn getest als heroïne en cocaïne. De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van de kleinere hoeveelheden geëist.
De rechtbank zal echter een grotere hoeveelheid bewezen verklaren.
In de keuken van de woning aan [adres 2] is een doos en een plastic tas aangetroffen met daarin een behoorlijke hoeveelheid zakjes poeder. Er zijn verschillende monsters genomen en die zijn, samen met de poeders uit de auto, indicatief getest als – in totaal – 3153 gram cocaïne en 2110 gram heroïne. Een gedeelte van de poeders is door het NFI getest. Dat betreft in totaal 2892,7 gram cocaïne en 1887 gram heroïne. Echter, omdat de poeders uit dezelfde voorraad komen – in de keukenkasten, met dezelfde plastic zakken als verpakking – kan ook van de indicatief geteste hoeveelheden bewezen worden dat dit cocaïne en heroïne betrof.
Dat geldt evenwel niet voor de gripzakjes heroïne die in de auto zijn aangetroffen op 30 december 2022. Dit poeder is niet door het NFI getest, en hoewel die zeer waarschijnlijk ook afkomstig is van de voorraad in de woning, is het verband daarmee onvoldoende vast komen te staan. Deze hoeveelheid (netto 7,8 gram) zal dan ook van het geheel worden afgetrokken.
Softdrugs
Gelet op het onder 5.1.2 overwogene, kan het aanwezig hebben van de hennep en hasjiesj bewezen worden verklaard. De stoffen zijn door de verbalisanten herkend.
Witwassen
In de fouillering van verdachte en in de woningen zijn, zoals gezegd, tevens geldbedragen aangetroffen van in totaal € 85.873,70. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van witwassen vereist is dat vaststaat dat dit geld afkomstig is uit enig misdrijf. Indien geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan alsnog een bewezenverklaring volgen, als op grond van de feiten en omstandigheden niet anders kan dan dat het geld uit enig misdrijf afkomstig is.
De rechtbank leidt uit het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden af.
Op 30 december 2022 is in de woning op [adres 2] (1e etage) een zeer groot contant geldbedrag aangetroffen, verborgen in de rugleuning van de bank, met daarbij harddrugs. In de keukenkast zijn eveneens (hard)drugs aangetroffen. Bovenop de wasmachine is een vuilniszak met een grote hoeveelheid muntgeld aangetroffen. In de woning op nummer [adres 1] (2e etage) is verder nog een kleiner contant geldbedrag gevonden. Ook bij de fouillering van verdachte, nadat in zijn auto voor de derde keer drugs waren gevonden, werd een flink bedrag aan contant geld aangetroffen.
Op grond van bovenstaande feiten (de grote sommen contant geld in combinatie met grote hoeveelheden verdovende middelen) is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, wat op grond van vaste jurisprudentie betekent dat van verdachte mag worden verlangd dat hij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig kan zijn. Verdachte heeft echter niets verklaard over de herkomst van de geldbedragen. Zijn verklaring ter zitting over het contante muntgeld in zijn woning – dat hij dit geleend had van zijn zus om zijn huur te betalen, maar het dan eerst moest storten op zijn bankrekening om vervolgens door te storten naar de woningcorporatie – is in een zeer laat stadium gedaan. Bovendien is deze verklaring op voorhand hoogst onwaarschijnlijk, maar ook niet onderbouwd en daarmee onvoldoende concreet, en evenmin verifieerbaar. Er is daarom geen andere conclusie mogelijk dan dat de ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig waren.
Ook het onder parketnummer 10/000257-23, onder feit 3 ten laste gelegde witwassen kan daarom bewezen worden.