ECLI:NL:RBROT:2023:3635

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
28 april 2023
Zaaknummer
10/291988-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod. De verdachte werd ervan beschuldigd een tas met daarin ruim vier kilo cocaïne vanuit een auto naar een woning te hebben gebracht. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 3,5 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat niet alle tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 november 2022 te Rotterdam 4.693 gram cocaïne heeft vervoerd, maar sprak hem vrij van de andere tenlastegelegde feiten, waaronder het aanwezig hebben van drugs in de woning en de voorbereidingshandelingen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs in de woning, en dat de enkele omstandigheid dat hij tijdelijk in de woning verbleef niet voldoende was om te concluderen dat hij van de aanwezigheid van de drugs op de hoogte was. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, en motiveerde deze straf op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/291988-22
Datum uitspraak: 14 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting in [detentieadres],
raadsman mr. S.R. Bordewijk, advocaat te Schiedam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. X. van Balen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde met uitzondering van de hoeveelheden 10.820 gram, 9.920 gram, 18,26 gram en 573 gram en bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3,5 jaar met aftrek van voorarrest.

4..Geldigheid dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
Er is sprake van een innerlijk tegenstrijdige tenlastelegging. Onder feit 1 is een hoeveelheid ten laste gelegd als cocaïne en onder feit 2 is dezelfde hoeveelheid ten laste gelegd als versnijdingsmiddel. De combinatie van feit 1 en 2 is niet duidelijk en rijmt niet met elkaar. De dagvaarding dient partieel nietig te worden verklaard ten aanzien van de hoeveelheden die onder feit 1 als cocaïne en onder feit 2 als versnijdingsmiddel ten laste zijn gelegd.
4.2.
Beoordeling
Een tenlastelegging dient op grond van artikel 261 Sv voldoende feitelijk en duidelijk te zijn, zodat de verdachte weet waartegen hij zich heeft te verdedigen. Of aan die eisen is voldaan, hangt af van de bewoordingen waarin de tenlastelegging is gesteld en het dossier waarop zij is gebaseerd.
Naar het oordeel van de rechtbank was het voor de verdachte voldoende duidelijk waartegen hij zich had te verdedigen, mede gelet op het dossier en het verhandelde ter zitting. Tegen die achtergrond kan bij de beoordeling van de geldigheid van de tenlastelegging in het midden blijven of en in hoeverre alle onderdelen van de tenlastelegging feitelijk juist, en al dan niet naast elkaar te bewijzen zijn. Het beroep op nietigheid van de tenlastelegging wordt verworpen.

5..Waardering van het bewijs

5.1.
Bewijswaardering
5.1.1.
Standpunt officier van justitie
Wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte tezamen en in vereniging de cocaïne in de woning aanwezig heeft gehad. De verdachte verbleef in de woning, had tijdens zijn aanhouding sleutels van de woning bij zich en op een tandenborstel en een opzetborsteltje in de woning is DNA van de verdachte aangetroffen. Dat de verdachte zich bezighield met drugs, blijkt uit het feit dat hij is aangehouden met een met cocaïne gevulde bigshopper-tas van Albert Heijn. De pakketten met drugs zijn op verschillende plekken in de woning aangetroffen. Bovendien stond er in de keuken van de woning open en bloot een pan met daarin een wit residu en ook in de doucheruimte waren veel witte poedersporen waarneembaar. De verdachte had dan ook wetenschap van de drugs in de woning en hij had daarover ook beschikkingsmacht.
Daarbij kan wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachte in vereniging ruim 20 kilo versnijdingsmiddelen, een pan, een weegschaal, een sealapparaat, verpakkingsmateriaal en een geldtelmachine voorhanden heeft gehad ter voorbereiding van het opzettelijk bereiden, verwerken, verpakken en verkopen van harddrugs. Nu de verdachte in de woning verbleef, de diverse drugsgerelateerde goederen op verschillende plaatsen in de woning zijn aangetroffen en verdachte zich bezighield met drugs kan het niet anders dan dat verdachte wetenschap heeft gehad van de aanwezigheid van de drugsgerelateerde goederen.
5.1.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van de ten laste gelegde strafbare feiten is vereist dat sprake is van wetenschap van de aanwezigheid van de drugs en de goederen in de woning. Zowel de drugs als de drugsgerelateerde goederen lagen niet in het zicht en deze zijn op basis van het dossier niet aan de verdachte te relateren. Daarbij kan op basis van het dossier ook niet worden vastgesteld dat de verdachte langer dan een zeer korte tijd in de woning aanwezig is geweest. De enkele omstandigheid dat verdachte (tijdelijk) in de woning verbleef, is onvoldoende om te concluderen dat hij van de aanwezigheid van de drugs moet hebben geweten. Daarom is niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de drugs in de woning aanwezig heeft gehad en drugsgerelateerde goederen voorhanden heeft gehad.
Ten aanzien van de verdovende middelen die zijn aangetroffen in de Albert Heijntas die de verdachte vervoerde overweegt de rechtbank het volgende. Ter zitting heeft de verdachte verklaard dat hij als ‘vriendendienst’ de Albert Heijntas van een auto naar de woning aan de Kraaierstraat bracht. Hierbij wist de verdachte dat er iets illegaals in de tas zat. Daarmee staat voor de rechtbank vast dat de verdachte op zijn minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de tas verdovende middelen bevatte.
5.1.3.
Conclusie
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank tot de conclusie dat de verdachte tezamen en in vereniging met anderen de verdovende middelen uit de Albert Heijntas, te weten 4.693 gram cocaïne, heeft vervoerd. Het onder 1 ten laste gelegde aanwezig hebben van de verdovende middelen in de woning en de onder 2 ten laste gelegde voorbereidingshandelingen zijn niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 9 november 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, opzettelijk heeft vervoerd,
- 4693 gram, van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1. medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feit waarop de straf maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een tas met daarin ruim vier kilo cocaïne vanuit een auto naar een woning gebracht. Hiermee heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de verspreiding van harddrugs en de ondermijnende criminaliteit die gepaard gaat met georganiseerde drugshandel. Ter bestrijding van drugsverslaving en ter voorkoming en bestrijding van illegale drugshandel wordt het vervoeren van cocaïne streng bestraft.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 30 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op het artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 15 (vijftien) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.P. van Essen, voorzitter,
en mrs. P.C. Tuinenburg en J.L. Luiten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S.T.C.J.M. de Jongh, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 april 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 9 november 2022 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer
- 10.820 gram, en/of
- 9.920 gram, en/of
- 18,26 gram, en/of
- 14 pakketten van (gemiddeld) 970,83 gram (totaal 13.590 gram), en/of
- 573 gram, en/of
- 13 pakketten van (gemiddeld) 973,5 gram (totaal 12.660 gram), en/of
- 6 pakketten van (gemiddeld) 996 gram (totaal 5.980 gram), en/of
- 4693 gram, en/of
- 989 gram, en/of
- 33,9 gram, en/of
- 999,5 gram en/of
- 998 gram
in elk geval een hoeveelheid van een materiaal (telkens) bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij, op of omstreeks 9 november 2022 te Rotterdam, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en) of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit,
immers heeft hij en/of zijn mededader(s)
- een woning gelegen aan de Kraaierstraat 12D te Rotterdam gehuurd en/of ter beschikking gesteld en/of gekregen en/of
- een hoeveelheid, versnijdingsmiddel, te weten inositol
* 10.820 gram, en/of
* 9.920 gram, en/of
- ( een) hoeveelhe(i)d(en), daarvoor bedoelde, benodigdheden voorhanden gehad waaronder: één of meerdere weegschalen en/of pan(nen) en/of een sealapparaat en/of een weegschaal en/of verpakkingsmateriaal en/of geldtelmachine en/of sealbags, en/of
voorhanden gehad.