In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum]. De verdachte is veroordeeld tot 100 uur werkstraf voor het medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd, en het medeplegen van het voorhanden hebben van professioneel vuurwerk. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten van poging doodslag, poging tot zware mishandeling en voorbereidingshandelingen. De zaak kwam aan het licht na een onderzoek op de terechtzittingen van 8 en 9 februari 2023, waar de officier van justitie, mr. R.H.I. van Dongen, vrijspraak eiste voor enkele feiten en veroordeling voor andere feiten.
De rechtbank oordeelde dat de verdachte, samen met anderen, in de periode van 1 oktober 2020 tot en met 24 november 2020, meermalen heeft geprobeerd om anderen op te lichten door zich voor te doen als een jonge vrouw via nepaccounts op sociale media. Daarnaast heeft de verdachte op 25 november 2020 professioneel vuurwerk voor particulier gebruik opgeslagen in zijn woning, wat een gevaarlijke situatie creëerde voor de bewoners van de woning en de omgeving. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn positieve gedrag na schorsing en de aanbevelingen van deskundigen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden, wat heeft geleid tot een vermindering van de op te leggen straf. De benadeelde partij, [benadeelde partij], die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat er geen causaal verband was vastgesteld tussen de schade en de bewezen feiten. De rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk een taakstraf opgelegd, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.