ECLI:NL:RBROT:2023:3593

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 maart 2023
Publicatiedatum
26 april 2023
Zaaknummer
C/10/6447789 / JE RK 22-2610, C/10/653087 / JE RK 23-403
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 2 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in twee zaken betreffende de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De zaken zijn behandeld onder de nummers C/10/6447789 / JE RK 22-2610 en C/10/653087 / JE RK 23-403. De kinderrechter heeft de verzoeken van de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering (hierna: de GI) beoordeeld, waarbij de GI verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden.

De ouders van [voornaam minderjarige] zijn belast met het ouderlijk gezag en zijn betrokken bij de procedure. De moeder en de vader hebben hun bezwaren geuit tegen de uithuisplaatsing. De moeder is van mening dat een thuisplaatsing beter zou zijn voor [voornaam minderjarige], terwijl de vader ook zijn twijfels heeft over de noodzaak van de uithuisplaatsing. Tijdens de mondelinge behandeling is [voornaam minderjarige] zelf gehoord, en hij heeft aangegeven dat hij het liefst naar zijn moeder wil.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige] zich positief heeft ontwikkeld in de gesloten jeugdhulp bij Schakenbosch, maar dat een thuisplaatsing op dit moment niet in zijn belang is. De kinderrechter heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verleend voor de duur van zes maanden, met de mogelijkheid om de beslissing over het resterende verzoek aan te houden tot een nader te bepalen zittingsdatum. De kinderrechter heeft de GI verzocht om voor 1 juli 2023 te rapporteren over de actuele stand van zaken en de voortgang van de hulpverlening aan [voornaam minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/647789 / JE RK 22-2610 en C/10/653087 / JE RK 23-403
Datum uitspraak: 2 maart 2023
Beschikking van de kinderrechter over een (gesloten) machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] ,

geboren op [geboortedatum minderjarige] 2007 te [geboorteplaats minderjarige] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige] ,
advocaat: mr. J.J. Boelaars, te Rotterdam.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder] ,

wonende te [woonplaats 1] , hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.H.P. Feiner, te Rotterdam,

[vader] ,

wonende te [woonplaats 2] , hierna te noemen: de vader.

Het procesverloop

In de zaak C/10/647789 / JE RK 22-2610
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 december 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
In de zaak C/10/653087 / JE RK 23-403
Het verloop van de procedure blijkt uit het verzoek met bijlage van de GI van 13 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 17 februari 2023.
Op 2 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaken tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld.
Verschenen zijn:
- [voornaam minderjarige] , die in het bijzijn van zijn advocaat is gehoord;
- de moeder, bijgestaan door mr. R.H.P. Feiner;
- de vader;
- [persoon A] namens de GI.

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
[voornaam minderjarige] verblijft bij Schakenbosch.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 5 december 2022 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 26 januari 2024. Bij die beschikking is tevens een machtiging verleend om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 8 december 2022 tot 8 maart 2023. Het verzoek is voor het overige aangehouden.

De (aangehouden) verzoeken

In de zaak C/10/647789 / JE RK 22-2610
De GI verzoekt een machtiging te verlenen om [voornaam minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp voor de duur van zes maanden. Er resteert nog een periode van drie maanden.
De GI trekt het verzoek tijdens de mondelinge behandeling in.
In de zaak C/10/653087 / JE RK 23-403
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van negen maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
De GI handhaaft het verzoek tijdens de mondelinge behandeling en licht het als volgt toe. [voornaam minderjarige] kan zo lang bij Scaly blijven als het nodig is en hij kan eventueel doorgroeien naar begeleid wonen. Tegen de jeugdbeschermer heeft [voornaam minderjarige] aangegeven dat hij naar huis wil, maar ook zelfstandig wil worden. Voor de reiskosten is al iets geregeld en de omgangsfrequentie kan met de ouders en [voornaam minderjarige] worden besproken. Bij Schakenbosch vinden ze dat het goed gaat met [voornaam minderjarige] en daar vinden ze Scaly een passende vervolgplek. De verlofweekenden zijn met een overnachting uitgebreid en dat verloopt goed. De GI blijft bij een plaatsing bij Scaly, omdat er in de buurt geen passende plek voor [voornaam minderjarige] is.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder is het niet eens met het verzoek. Zij vindt dat een thuisplaatsing beter is voor [voornaam minderjarige] en denkt dat hij met ambulante behandeling thuis kan wonen. Volgens haar biedt de verzochte machtiging geen perspectief op een thuisplaatsing en de moeder vindt dat onvoldoende is onderbouwd dat deze machtiging in het belang is van [voornaam minderjarige] , temeer nu onduidelijk is of contact met de ouders mogelijk is en het niet praktisch onhaalbaar is dat de ouders worden betrokken bij de hulpverlening. Omdat de moeder vragen had over de plaatsing bij Scaly en die door de jeugdbeschermer niet zijn beantwoord, heeft zij geen vertrouwen meer in de GI. Zij zou graag willen weten wat het perspectief is van [voornaam minderjarige] op de lange termijn, of hij tot de zomer bij Scaly zou blijven en daarna naar een thuisplaatsing wordt gewerkt. Bovendien mist de moeder het maken van een gezamenlijk plan. Sinds september verblijft [voornaam minderjarige] bij Schakenbosch en er zijn geen escalaties meer geweest thuis in de weekenden en de vakanties. De moeder is nog niet bij Scaly gaan kijken.
De vader is het niet eens met het verzoek.

Het standpunt van de minderjarige

[voornaam minderjarige] wil het liefste naar zijn moeder. Hij staat open voor hulpverlening en kan beter vanuit thuis iets opbouwen. Hij is een paar keer bij Scaly in Hoenderloo gaan kijken, maar vindt de reisafstand te ver. [voornaam minderjarige] denkt dat het niet haalbaar is als hij met het openbaar vervoer tijdens weekendverlof naar huis moet en hij is bang dat hij zijn vrije tijd daar niet goed kan invullen omdat hij de omgeving niet kent. Op Schakenbosch heeft [voornaam minderjarige] geleerd om met zijn agressie en boosheid om te gaan en daar zijn ze positief over zijn ontwikkeling. Ook gaan de verloven thuis goed en zijn er geen incidenten. Onduidelijk is hoe de hulpverlening en behandeling eruit gaan zien en hoe de schoolgang van [voornaam minderjarige] wordt vormgegeven als hij naar Scaly gaat. Subsidiair wordt daarom verzocht de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing te verkorten.

De beoordeling

In de zaak C/10/647789 / JE RK 22-2610
Omdat de verzoeker tijdens de mondelinge behandeling het resterende deel van het verzoek niet langer handhaaft, kunnen de gronden daarvan niet meer worden onderzocht. Het verzoek zal daarom worden afgewezen, voor zover hierop niet eerder is beslist.
In de zaak C/10/653087 / JE RK 23-403
Uit de overgelegde stukken en de mondelinge behandeling blijkt dat [voornaam minderjarige] zich de afgelopen periode positief heeft ontwikkeld bij Schakenbosch. Door inzet van psycho-educatie heeft hij meer inzicht gekregen in het ervaren van oplopende spanningen en het tijdig zoeken van rust. De GI vindt daarom met Schakenbosch dat gesloten jeugdhulp voor [voornaam minderjarige] niet langer noodzakelijk is. De kinderrechter vindt het knap dat [voornaam minderjarige] zich zo goed heeft ontwikkeld. Toch is de kinderrechter van oordeel dat een thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] op dit moment niet in zijn belang is. Hoewel de verloven bij de moeder in de vakanties en weekenden op dit moment goed gaan, is de vrees dat de positieve ontwikkeling van [voornaam minderjarige] wordt doorbroken op het moment dat hij nu weer volledig bij de moeder gaat wonen. De stap van gesloten setting naar een thuisplaatsing is erg groot. De kinderrechter wil een terugval in oude patronen gelet op het gedrag van de moeder in het verleden en het onbedoeld triggeren van [voornaam minderjarige] daarmee voorkomen. Zoals uit de eerder afgegeven instemmingsverklaring en uit de verslagen van Schakenbosch volgt, heeft [voornaam minderjarige] baat bij rust, duidelijkheid en structuur en de kinderrechter meent dat [voornaam minderjarige] daarom voorlopig het beste op zijn plek zit bij Scaly in Hoenderloo. Daar zijn ze gespecialiseerd in de problematiek van [voornaam minderjarige] en kunnen ze het beste aansluiten bij wat hij nodig heeft, vanwege de expertise en rustige omgeving.
Gelet op het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Wel acht de kinderrechter het van belang dat er een plan met [voornaam minderjarige] , zijn ouders, de jeugdbeschermer en Scaly wordt opgesteld over de toekomst van [voornaam minderjarige] en de weg daarnaartoe. De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing verlenen voor de duur van zes maanden en de beslissing op het verzoek voor het overige (drie maanden) aanhouden tot een nader te bepalen zittingsdatum.
De kinderrechter verzoekt de GI
uiterlijk een weekvóór 1 juli 2023 te rapporteren (met afschrift aan de belanghebbenden) over de dan actuele stand van zaken en daarbij aan te geven of het restant van het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De kinderrechter:
In de zaak C/10/647789 / JE RK 22-2610
wijst af het resterende gedeelte van het verzoek, voor zover hierop niet eerder is beslist.
In de zaak C/10/653087 / JE RK 23-403
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 2 maart 2023 tot 2 september 2023;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen

houdt de behandeling van het verzoek voor het overige aan
tot een nader te bepalen zitting(gelegen voor 2 september 2023), tegen welke zitting de GI, de moeder en haar advocaat, de vader, en [voornaam minderjarige] dienen te worden opgeroepen;
verzoekt de GI
uiterlijk een week voor 1 juli 2023de kinderrechter (met afschrift aan de belanghebbenden) de verzochte briefrapportage te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 2 maart 2023 door mr. M.P. van der Stroom, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.W. Schalk, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 13 maart 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.