ECLI:NL:RBROT:2023:354

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
C/10/646476 / HA ZA 22-844
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervroegde onteigening en vaststelling schadeloosstelling in het kader van bestemmingsplan Hillesluis

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 januari 2023 een tussenvonnis uitgesproken in het kader van een vervroegde onteigening ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan "Hillesluis". De gemeente Rotterdam, eiseres in de hoofdzaak, heeft de onroerende zaak aangewezen voor onteigening, waarbij partijen overeenstemming hebben bereikt over de schadeloosstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente als gedaagde geen schade lijdt en heeft de schadeloosstelling voor de gemeente op nihil vastgesteld. Voor [naam01] is een schadeloosstelling van € 513.000,00 aangeboden, welke door hem is verworpen, waardoor een deskundigenbericht moet worden ingewonnen over de hoogte van de schadeloosstelling. Voor [naam02] is een schadeloosstelling van € 10.000,00 aangeboden, maar ook deze is in mindering gebracht op een openstaande vordering, waardoor de rechtbank deze ook op nihil heeft vastgesteld. De rechtbank heeft verder bepaald dat het pleidooi inzake de schadeloosstelling zal plaatsvinden op 13 september 2023, en dat de deskundigen uiterlijk op 17 mei 2023 hun definitieve rapport moeten indienen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/646476 / HA ZA 22-844
Vonnis van 18 januari 2023
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. L.A. Jager te Den Haag,
tegen

1.VERENIGING VAN EIGENAARS [adres01] TE ROTTERDAM,

gevestigd te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
niet verschenen,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ROTTERDAM,
zetelend te Rotterdam,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerster in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. J.S. Procee te Den Haag,
3.
[naam01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde in de hoofdzaak,
verweerder in het incident tot tussenkomst,
advocaat mr. W. Leistra te Arnhem,
en tegen
[naam02], handelend onder de naam [juwelier01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
verzoeker tot tussenkomst,
advocaat: mr. N. Idrissi te Rotterdam.
Partijen worden hierna de gemeente, de VvE, de gemeente als gedaagde, [naam01] en [naam02] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaardingen van 13 oktober 2022;
- de akte houdende overlegging producties van de gemeente;
- de conclusie van antwoord van de gemeente als gedaagde;
- het B16-formulier met het verzoek tot tussenkomst, tevens conclusie van antwoord van [naam02] ;
- de conclusie in het incident tot tussenkomst van de gemeente;
- de conclusie in het incident tot tussenkomst van de gemeente als gedaagde;
- het B16-formulier waarbij de gemeente vonnis heeft gevraagd;
- de e-mails van Leistra van 2 en 3 januari 2023;
- het B16-formulier waarbij [naam02] te kennen geeft akkoord te gaan met de door de gemeente aangeboden schadeloosstelling.
1.2.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- het exploot van 17 oktober 2022, waarbij ter voldoening aan artikel 18 Onteigeningswet (hierna: Ow) de dagvaarding is overbetekend aan Lloyds Bank GmbH, statutair gevestigd in Berlijn (Duitsland) en mede kantoorhoudend in Amsterdam (hierna: Lloyds Bank), als hypotheekhoudster;
- het exploot van 18 oktober 2022, waarbij ter voldoening aan artikel 18 Ow de dagvaarding is overbetekend aan [naam02] als huurder;
- de akte depot stukken met nummer [nummer01] van 17 oktober 2022 van de op die datum ter griffie ontvangen onteigeningsbescheiden;
- de beschikking van deze rechtbank van 30 september 2022 en de daaraan ten grondslag liggende processtukken in het verzoek op grond van artikel 54a Ow van de gemeente, met zaak-rekestnummer 643884 / HA RK 22-892;
- het proces-verbaal van de bij beschikking van 30 september 2022 gelaste voorlopige plaatsopneming op 9 november 2022.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij Koninklijk Besluit van 26 april 2022, nr. 2022000948 (hierna: KB), gepubliceerd in de Staatscourant van 23 mei 2022, nr. 13475, is ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Hillesluis” en ten name van de gemeente op grond van de artikelen 77 en 78 Ow (onder meer) ter onteigening aangewezen de onroerende zaak die is aangeduid op de grondplantekening die op grond van artikel 78, gelezen in samenhang met artikel 63 Ow, in de gemeente Rotterdam en bij Rijkswaterstaat Corporate Dienst te Utrecht ter inzage heeft gelegen en die zijn vermeld op de bij het besluit behorende lijst.
2.2.
In bovengenoemd KB is aangewezen de onroerende zaak, met als kadastrale aanduiding gemeente Rotterdam:
grondplan nummer
sectie en nummer
omschrijving
totale grootte in ha-a-ca
te onteigenen grootte in
ha-a-ca
5
[sectie01] [perceelnummer01]
Wonen met bedrijvigheid
00.01.03
00.01.03
(103 m²)
2.3.
De onroerende zaak is een perceel dat behoort tot een gemeenschap van appartementsrechten als bedoeld in artikel 5:106 BW (bekend als de VvE). Tot de gemeenschap van appartementsrechten behoort een gebouw met op de begane grond een winkelruimte met een magazijn en op de verdiepingen twee appartement(srecht) en die zijn samengevoegd tot één woning.
2.4.
In het KB zijn de appartementsrechten kadastraal aangeduid als gemeente Rotterdam, sectie [sectie01] , complexaanduiding [complexnummer01] , index A1 tot en met A3.
2.4.1.
In het KB is de gemeente aangewezen als eigenaar van het appartementsrecht met index A1 op de begane grond. In de basisregistratie van het Kadaster (hierna: de basisregistratie) staat zij ook als eigenaar vermeld.
De winkelruimte, plaatselijk bekend als [adres02] te (3074 EM) Rotterdam, is verhuurd aan [naam02] op basis van een (tijdelijke) huurovereenkomst.
2.4.2.
In het KB is [naam01] aangewezen als eigenaar van de appartementsrechten met index A2 en A3 op de verdiepingen. In de basisregistratie staat hij ook als eigenaar vermeld.
De appartementsrechten met index A2 en A3 waren ten tijde van de dagvaarding bezwaard met een recht van hypotheek ten gunste van Lloyds Bank.

3.Het incident tot tussenkomst

3.1.
De gemeente, de VvE, de gemeente als gedaagde en [naam01] zijn niet verschenen of hebben zich niet verzet tegen het verzoek van [naam02] tot tussenkomst in de onderhavige procedure.
3.2.
Het verzoek tot tussenkomst is niet weersproken, op de wet gegrond en dus voor toewijzing vatbaar.

4.De vordering in de hoofdzaak

4.1.
De gemeente vordert om ten name van haar de vervroegde onteigening uit te spreken van de onder 2.2 genoemde onroerende zaak (hierna: de onroerende zaak) en om ten behoeve van de gemeente als gedaagde, [naam01] en [naam02] (het voorschot op) de schadeloosstelling te bepalen.
4.2.
De gemeente heeft aan haar vordering ten grondslag gelegd dat de onroerende zaak tot haar vrije beschikking dient te komen voor de uitvoering van het bestemmingsplan “Hillesluis”. Dit plan voorziet in de vernieuwing van de hoek Groningerstraat/ Beijerlandselaan, een blok woningen en bedrijfsruimten in de wijk Hillesluis te RotterdamZuid.

5.Het verweer in de hoofdzaak

5.1.
De conclusies van de gemeente als gedaagde en [naam02] strekken tot referte ten aanzien van de gevorderde (vervroegde) onteigening en tot aanvaarding van de aan hen aangeboden schadeloosstelling.
5.2.
Namens [naam01] is desgevraagd meegedeeld dat hij zich ten aanzien van de gevorderde onteigening refereert aan het oordeel van de rechtbank en de aan hem aangeboden schadeloosstelling verwerpt.

6.De beoordeling in de hoofdzaak

6.1.
Tegen de niet verschenen VvE is verstek verleend.
6.2.
Nu de bij wet voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen en de gemeente als gedaagde, [naam01] en [naam02] zich niet tegen de gevorderde (vervroegde) onteigening hebben verzet, is deze vordering voor toewijzing vatbaar.
6.3.
Met de gemeente is de rechtbank van oordeel dat de VvE geen eigenaar en/of belanghebbende is in deze onteigeningsprocedure en geen voor vergoeding in aanmerking komende schade lijdt als gevolg van de onteigening. Dit betekent dat voor toepassing van artikel 24 tweede alinea Ow, namelijk dat wanneer een verweerder niet concludeert voor antwoord hij geacht wordt het aanbod (tot schadeloosstelling) te hebben verworpen, geen redelijke grond bestaat. Omdat de gemeente ten aanzien van de VvE geen vorderingen heeft ingesteld, hoeven over de VvE ook verder geen beslissingen te worden genomen.
6.4.
De gemeente heeft aan de gemeente als gedaagde een schadeloosstelling van nihil aangeboden, omdat de gemeente als gedaagde geen schade lijdt als gevolg van de onteigening. Omdat de gemeente als gedaagde dit aanbod heeft aanvaard en het aanbod de rechtbank niet onjuist voorkomt, zal de rechtbank de schadeloosstelling voor de gemeente als gedaagde vaststellen op nihil.
6.5.
De gemeente heeft [naam01] een schadeloosstelling aangeboden van € 513.000,00 voor alle schaden en kosten, exclusief de kosten van deskundige bijstand en de eventueel te lijden belastingschade.
6.6.
[naam01] heeft het tot hem gerichte aanbod tot schadeloosstelling verworpen, zodat over de hoogte van het aan hem toe te kennen bedrag aan schadeloosstelling een bericht van deskundigen behoort te worden ingewonnen.
6.7.
De gemeente heeft [naam02] een schadeloosstelling aangeboden van € 10.000,00 voor alle schaden en kosten, dus inclusief de kosten van juridische en andere deskundige bijstand en het griffierecht. Partijen hebben de rechtbank meegedeeld dat zij zijn overeengekomen dat dit bedrag van € 10.000,00 in mindering wordt gebracht op de openstaande vordering die de gemeente op hem heeft. [naam02] gaat om die reden akkoord met het voorstel van de gemeente dat de schadeloosstelling wordt vastgesteld op nihil. Nu [naam02] het aanbod van de gemeente heeft aanvaard en het aanbod de rechtbank niet onjuist voorkomt, zal de rechtbank de schadeloosstelling voor [naam02] vaststellen op nihil.
6.8.
Niet valt uit te sluiten dat de door de rechtbank benoemde deskundigen kosten hebben gemaakt die verband houden met [naam02] . Voor zover de gemeente hierover niet buiten de rechtbank om afspraken met de deskundigen heeft gemaakt, kunnen de deskundigen op de gebruikelijke manier opgave doen van deze kosten, zodat hierover bij eindvonnis een beslissing kan worden genomen.
6.9.
De opneming door de – bij beschikking van deze rechtbank van 30 september 2022 (zaak-/rekestnummer 643884 / HA RK 22-892) benoemde – deskundigen heeft plaatsgevonden op 9 november 2022. De rechtbank heeft op 9 november 2022 onder meer het volgende bepaald over de nederlegging van het deskundigenbericht. Het door de deskundigen uit te brengen voorlopig oordeel zal tevens gelden als een concept deskundigenbericht in de onderhavige dagvaardingsprocedure. De uiterlijke datum voor nederlegging van dat concept is bepaald op 8 maart 2023. Partijen krijgen vervolgens vier weken de gelegenheid om op dit concept te reageren. De datum voor de nederlegging ter griffie van deze rechtbank van het definitieve deskundigenbericht is bepaald op 17 mei 2023. De datum en het tijdstip voor het pleidooi inzake de schadeloosstelling zullen door de rechtbank in overleg met partijen en deskundigen nader worden bepaald.
Gelet op de inmiddels ontvangen verhinderdata heeft de rechtbank bepaald dat het pleidooi zal plaatsvinden op 13 september 2023, vanaf 13.00 uur.
6.10.
De rechtbank zal conform de (subsidiaire) vordering van de gemeente het voorschot op de schadeloosstelling ten behoeve van [naam01] vaststellen op 100% van de aangeboden schadeloosstelling, zijnde € 513.000,00. Gelet hierop kan het bepalen van zekerheid voor de voldoening van de schadeloosstelling achterwege blijven.
6.11.
Iedere verdere beslissing in het geschil tussen de gemeente en [naam01] wordt aangehouden.

7.De beslissing

De rechtbank,
in het incident tot tussenkomst
7.1.
laat [naam02] toe als tussenkomende partij;
in de hoofdzaak
7.2.
spreekt uit ten behoeve van de uitvoering van het bestemmingsplan “Hillesluis” en ten name van de gemeente de vervroegde onteigening, vrij van alle met betrekking tot die zaak bestaande lasten en rechten, van de onroerende zaak met de kadastrale aanduiding gemeente Rotterdam:
grondplan nummer
sectie en nummer
omschrijving
totale grootte in ha-a-ca
te onteigenen grootte in
ha-a-ca
5
V 2070
Wonen met bedrijvigheid
00.01.03
00.01.03
(103 m²)
7.3.
stelt het bedrag van de schadeloosstelling voor de gemeente als gedaagde vast op nihil;
7.4.
stelt het voorschot op de schadeloosstelling voor [naam01] vast op € 513.000,00;
7.5.
stelt het bedrag van de schadeloosstelling voor [naam02] vast op nihil;
7.6.
bepaalt dat het voorlopig oordeel van de bij beschikking van 30 september 2022 van deze rechtbank met zaak-/rekestnummer 643884 / HA RK 22-892 benoemde deskundigen tevens zal gelden als een concept deskundigenbericht ter begroting van de schade van [naam01] in de onderhavige procedure;
7.7.
bepaalt dat het concept deskundigenbericht uiterlijk op 8 maart 2023 ter griffie van deze rechtbank neergelegd dient te worden;
7.8.
bepaalt dat partijen uiterlijk op 5 april 2023 een schriftelijke reactie op het concept deskundigenbericht mogen geven;
7.9.
bepaalt dat het definitieve deskundigenbericht uiterlijk op 17 mei 2023 ter griffie van deze rechtbank neergelegd dient te worden;
7.10.
bepaalt dat de door de rechtbank benoemde deskundigen uiterlijk één week voor het pleidooi schriftelijk opgave doen van de door hen gemaakte kosten en bepaalt dat [naam01] uiterlijk op dezelfde datum schriftelijk opgave doet van de door hem gemaakte kosten van juridische en andere deskundige bijstand;
7.11.
bepaalt dat het pleidooi zal plaatsvinden op 13 september 2023, vanaf 13.00 uur;
7.12.
wijst de Staatscourant aan als het nieuwsblad waarin overeenkomstig artikel 54 Ow de griffier van deze rechtbank een uittreksel van dit vonnis zal plaatsen;
7.13.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B. van Velzen en in het openbaar uitgesproken op 18 januari 2023.
3078/3194