ECLI:NL:RBROT:2023:343

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
650037 / HA RK 22-1316
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele procedure met betrekking tot uitstel van zitting

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 12 januari 2023 een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door verzoeker tegen mr. J.B. Smits, de rechter in een civiele zaak. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter niet objectief was, omdat hij had besloten om een zitting in een kort geding niet opnieuw uit te stellen. Verzoeker had eerder om uitstel gevraagd vanwege gezondheidsredenen, maar de rechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was dat verzoeker niet in staat was om de zitting bij te wonen. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter begrijpelijk was, gezien de informatie die beschikbaar was op het moment van de beslissing. De wrakingskamer benadrukte dat een rechter alleen gewraakt kan worden op basis van objectieve aanwijzingen van partijdigheid, en dat de aangevoerde gronden voor wraking niet aan deze hoge drempel voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid en wees het verzoek tot wraking af.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/650037 / HA RK 22-1316
Schriftelijke bevestiging van de mondeling gegeven beslissing van 12 januari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. J.B. Smits,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer 10198817 VV EXPL 22-481. Die zaak betreft het kort geding tussen [naam eiser] als eiser tegen verzoeker als gedaagde. Het dossier van deze zaak is ter beschikking gesteld van de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 23 december 2022.
1.3.
De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek is aanvankelijk bepaald op 4 januari 2023, maar is op verzoek van verzoeker uitgesteld tot 12 januari 2023 te 14.45 uur. Op laatstgenoemde datum en tijdstip is de rechter verschenen.
1.4.
Verzoeker heeft per e-mailbericht van 12 januari 2023 te 13.31 uur aan de secretaris van de wrakingskamer meegedeeld dat hij andermaal was opgenomen (de wrakingskamer begrijpt: in het ziekenhuis) en verzocht telefonisch te worden gehoord, onder opgave van zijn telefoonnummer. Door de secretaris is per e-mail van 13.35 uur geantwoord dat zijn verzoek om telefonisch gehoord te worden zal worden voorgelegd aan de rechters van de wrakingskamer en dat verzoeker rekening diende te houden met de mogelijkheid dat hij op of rond het aanvangstijdstip van de zitting wordt gebeld op het door hem aangegeven telefoonnummer.
Bij aanvang van de zitting van de wrakingskamer is tweemaal getracht telefonische verbinding tot stand te brengen met verzoeker op het door hem aangegeven telefoonnummer. Beide keren bleven zonder resultaat.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Verzoeker is ongeveer twee weken voor 23 december 2022 positief getest op corona. Om deze reden heeft verzoeker op 13 december 2022 een e-mailbericht gestuurd met het verzoek om de zitting van 14 december 2022 te 09.00 uur te verplaatsen. Omdat op rechtspraak.nl stond dat verzoeker dat kon doen met opgave van verhinderdata voor de aankomende drie maanden, heeft verzoeker dat toen ook gedaan. In zijn e-mail heeft verzoeker vermeld dat hij verhinderd is tot medio de daaropvolgende week omdat het zo lang duurt om te genezen van covid.
De rechter heeft de zitting verplaatst naar maandag 19 december 2022. Verzoeker kon niet aanwezig zijn omdat hij de avond ervoor was opgenomen. De stukken die verzoeker wilde meenemen en naar de zitting heeft hij per beveiligde e-mail (zivver) naar de rechtbank verzonden.
De griffier heeft verzoeker op 19 december 2022 om 09.00 uur gebeld en medegedeeld dat verzoeker een doktersverklaring moest inzenden, anders zou de rechter niet naar mijn stukken kijken. Dit heeft verzoeker in alle spoed en met veel smeken bij het [naam ziekenhuis] Ziekenhuis kunnen aanvragen. Toen de verklaring was verkregen, heeft verzoeker die ook direct naar de rechtbank gestuurd, voor 10.00 uur; het tijdstip waarop de zitting was gepland.
De zitting heeft plaatsgevonden om 10.00 uur. Verzoeker weet niet wat er op de zitting is gezegd. Verzoeker heeft de rechtbank meerdere malen gecontacteerd via mail en telefonisch. Er werd niets gecommuniceerd. De griffier heeft verzoeker gebeld, maar toen was verzoeker niet in de gelegenheid de telefoon om op te nemen. De griffier heeft toen een geen voicemail achtergelaten. Verzoeker heeft haar teruggebeld, maar toen heeft de griffier niet opgenomen.
Voor verzoeker is dit zwaar frustrerend. In de stukken van verzoeker staat namelijk dat hij op basis van de wet de huur heeft opgeschort. En in de WhatsApp berichten is te lezen dat hij voordien de verschuldigde huishuur netjes betaald heeft. Als de rechter de stukken van verzoeker niet meeneemt, betekent dit dat verzoeker verloren heeft en dat hij een
bodemprocedure moet starten. Ondertussen zal hij wel met vier kinderen dakloos worden.
De rechter had de zitting gemakkelijk naar 22 december 2022 kunnen verplaatsen in plaats van naar 19 december 2022 of eventueel naar de volgende week, wanneer verzoeker niet verhinderd was. Verzoeker begrijpt niet waarom de zitting met zijn verhinderdata op 19 december is gepland. De voorkeur is uitgegaan naar de tegenpartij in plaats van naar hen beiden. Dit hoort volgens verzoeker niet te kunnen.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

Ontvankelijkheid van het wrakingsverzoek
3.1.
Allereerst is aan de orde de vraag of het wrakingsverzoek tijdig is gedaan, namelijk zodra de feiten en omstandigheden waarop het wrakingsverzoek is gegrond aan verzoeker bekend waren geworden, zoals artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering vereist.
3.2.
Gelet op de datum van de zitting (19 december 2022) en de voorafgaand aan die zitting plaats gevonden hebbende telefonische contacten en berichtenwisselingen tussen de rechtbank en verzoeker, lag het op de weg van verzoeker om bij de rechtbank te informeren of de zitting van die dag ook daadwerkelijk zou worden uitgesteld. Verzoeker stelt dat ook te hebben gedaan, maar geen telefonisch contact te hebben kunnen krijgen met de griffier en evenmin verdere informatie verstrekt te hebben gekregen. De wrakingskamer kan ook niet vaststellen wanneer precies verzoeker ervan op de hoogte is gekomen dat er geen uitstel is verleend. Onder deze omstandigheden gaat de wrakingskamer er vanuit dat verzoeker het wrakingsverzoek heeft gedaan zodra hem bekend was geworden dat op 19 december 2022 de zitting door de rechter niet was uitgesteld. Verzoeker is ontvankelijk in het wrakingsverzoek.
Inhoudelijke beoordeling
3.3.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
3.4.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen. Dat oordeel is voorbehouden aan de rechter die in geval van de aanwending van een rechtsmiddel belast is met de behandeling van de zaak.
3.5.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het gaat om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
3.6.
De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet.
De rechter heeft op 19 december 2022 beslist dat de – reeds eenmaal uitgestelde – zitting in het kort geding van eiser tegen verzoeker niet opnieuw werd uitgesteld. De rechter nam die beslissing op basis van het verzoek van verzoeker om uitstel van de zitting, de (op verzoek van de rechter) bij dat verzoek gevoegde medische verklaring en de overige informatie die vanuit de griffie was ingewonnen, die er op neer kwam dat er over de aanwezigheid van verzoeker in het ziekenhuis twijfels waren. De beslissing om niet (opnieuw) uitstel te verlenen is een procesbeslissing en die beslissing is naar het oordeel van de wrakingskamer, gezien de op dat moment voor de rechter beschikbare informatie, alleszins begrijpelijk. Deze beslissing kan niet leiden tot het oordeel dat er sprake is geweest van een naar objectieve maatstaven gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid. Het wrakingsverzoek is ongegrond.
3.7.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door de mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en mr. A. Verweij, rechters, in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2023, waarna de beslissing op schrift is gesteld en door de voorzitter en de griffier is ondertekend op 17 januari 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.