ECLI:NL:RBROT:2023:3410

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/652385 / HA RK 23-145
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een vereffenaar in een internationale nalatenschap met toepassing van de Erfrechtverordening

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 een beschikking gegeven over de benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van de heer [erflater01], die op 14 augustus 2022 in Rijkevorsel, België, is overleden. De verzoekster, [verzoekster01], heeft verzocht om de benoeming van een vereffenaar op grond van artikel 4:203 lid 1 onder a BW, omdat de erfgenamen, waaronder [belanghebbende01], [belanghebbende02], [belanghebbende03], [belanghebbende04], [belanghebbende05] en [belanghebbende06], niet in staat zijn om gezamenlijk op te treden in de vereffening van de nalatenschap. De rechtbank heeft vastgesteld dat de erflater zijn gewone verblijfplaats in Nederland had, ondanks zijn langdurige verblijf in België, en dat het Nederlandse recht van toepassing is op de erfopvolging. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende grond is om een vereffenaar te benoemen, gezien de verstoorde verhoudingen tussen de erfgenamen. De rechtbank heeft [naam01] benoemd tot vereffenaar, en deze moet de benoeming bekendmaken in de digitale Staatscourant. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de griffier is opgedragen om de benoeming in te schrijven in het boedelregister.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rekestnummer: C/10/652385 / HA RK 23-145
Beschikking van 11 april 2023
in de zaak van
[verzoekster01],
wonende te Hendrik-Ido-Ambacht,
verzoekster,
advocaat mr. O. Asscher te Amsterdam.
Belanghebbenden:
1.
[belanghebbende01],
wonende te Bremerhaven (Duitsland),
2.
[belanghebbende02],
wonende te Rotterdam,
3.
[belanghebbende03],
wonende te Delft,
4.
[belanghebbende04],
wonende te Saas (Zwitserland),
5.
[belanghebbende05],
wonende te Tilburg,
6.
[belanghebbende06],
wonende te Hendrik-Ido-Ambacht.

1..Het procesverloop

1.1.
Op 6 februari 2023 is bij de rechtbank ingekomen het verzoekschrift van verzoekster tot benoeming van een vereffenaar, met producties. Op 10 maart 2023 heeft verzoekster een aanvullende productie 6 overgelegd.
1.2.
Op 17 maart 2023 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden waarvoor verzoekster en de belanghebbenden zijn uitgenodigd. Verzoekster is verschenen, bijgestaan door mr. O. Asscher. Van de belanghebbenden zijn [belanghebbende02] (hierna: [belanghebbende02] ) en [belanghebbende06] (hierna: [belanghebbende06] ) verschenen. [belanghebbende02] heeft tijdens de zitting een productie overgelegd (brief belastingdienst 20 juli 2022).
1.3.
De andere belanghebbenden hebben geen verweer gevoerd. [belanghebbende02] stelt dat hij ook namens [belanghebbende01] , [belanghebbende03] en [belanghebbende04] (belanghebbenden sub 1, 3 en 4) spreekt. Hij heeft echter geen volmacht overgelegd waaruit dit blijkt.

2..De feiten

2.1.
Op 14 augustus 2022 is te Rijkevorsel (België) overleden de heer [erflater01] (hierna: erflater), geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] . Zijn laatste woonplaats was [woonplaats01] (België).
2.2.
Erflater was tot zijn overlijden met verzoekster getrouwd. De belanghebbenden zijn de kinderen van erflater.
2.3.
Erflater heeft bij testament van 19 juli 2006 over zijn nalatenschap beschikt. Hij heeft in dit testament het Nederlandse recht van toepassing verklaard en is niet afgeweken van de wettelijke erfopvolging. Op grond van Nederlands recht zijn verzoekster en belanghebbenden de erfgenamen van erflater.
2.4.
Verzoekster, [belanghebbende06] en [belanghebbende05] (belanghebbende sub 5) hebben volgens het boedelregister (geraadpleegd voor het laatst op 21 maart 2023) de nalatenschap van erflater aanvaard onder voorrecht van boedelbeschrijving.

3..Het verzoek

3.1.
Verzoekster verzoekt om op grond van artikel 4:203 BW over te gaan tot de benoeming van een vereffenaar in de nalatenschap van erflater en ieder die dit verzoek tegenspreekt tezamen te veroordelen aan verzoekster de proceskosten te betalen.
3.2.
Verzoekster legt aan het verzoek, samengevat, het volgende ten grondslag. Nederlands recht is op de erfopvolging van toepassing. De nalatenschap moet vanwege de beneficiaire aanvaarding worden vereffend, maar verzoekster en de belanghebbenden komen hier in het geheel niet uit en de verhouding met de andere erfgenamen is inmiddels zo verhard, dat gezamenlijk optreden als vereffenaar geen optie is. Omdat partijen er samen niet uitkomen, is het volgens verzoekster in het belang van alle partijen om een vereffenaar aan te wijzen. Verzoekster heeft [naam01] en [naam02] van SWG Advocaten bereid gevonden om tot vereffenaar benoemd te worden.

4..Het verweer

4.1.
[belanghebbende02] voert verweer en legt daaraan, samengevat, het volgende ten grondslag. Erflater woonde in België, zodat de Belgische rechter bevoegd is. In zijn testament heeft hij gekozen voor Nederlands recht, maar toen wist hij nog niet dat hij naar België zou verhuizen. Het Belgische recht is van toepassing. Als het verzoek wel inhoudelijk beoordeeld wordt dan moet het worden afgewezen, omdat de nalatenschap negatief is. Er moeten niet meer kosten bijkomen. De erfgenamen kunnen de nalatenschap samen vereffenen.
4.2.
[belanghebbende06] voert in feite geen verweer tegen het verzoekschrift, want zij is het eens met de benoeming van een vereffenaar.

5..De beoordeling

5.1.
Erflater is in België overleden. De zaak heeft gelet hierop een internationaal karakter, zodat eerst moet worden beoordeeld welke rechtbank bevoegd is om onderhavig verzoek te behandelen en vervolgens welk recht van toepassing is.
Bevoegde rechtbank
5.2.
De vraag welke rechtbank bevoegd is moet worden beoordeeld op grond van de Europese Erfrecht verordening (650/2012) (hierna: de Erfrechtverordening), omdat erflater na 17 augustus 2015 [1] is overleden. In artikel 4 van de Erfrechtverordening is bepaald dat de gerechten van de lidstaat waar de erflater op het tijdstip van overlijden zijn gewone verblijfplaats had, bevoegd zijn om uitspraak te doen over de erfopvolging in haar geheel. Beoordeeld moet derhalve worden waar erflater op het tijdstip van zijn overlijden zijn gewone verblijfplaats had.
5.3.
Verzoekster stelt dat erflater zijn gewone verblijfplaats in Nederland had. Volgens verzoekster had erflater ten tijde van zijn overlijden de Nederlandse nationaliteit en stond hij slechts een jaar ingeschreven op een Belgisch adres. De feitelijke woon- en verblijfplaats van erflater was volgens verzoekster Nederland, omdat zij en erflater een goed huwelijk hadden en feitelijk samenwoonden in Henrik-Ido-Ambacht. Volgens verzoekster had erflater zich om zijn moverende redenen, welke deels gerelateerd zijn aan de reden waarom er nu zoveel conflict is tussen de erfgenamen, ingeschreven in België. Volgens verzoekster is zij met erflater in Nederland getrouwd volgens het Nederlandse recht en zijn de gezamenlijke kinderen in Nederland geboren en opgegroeid.
Verzoekster heeft voorts een verklaring overgelegd van 27 januari 2023 van [naam03] , een notaris in Rijkevorsel (België), die daarin, samengevat en voor zover hier van belang, het volgende verklaart:
  • dat hoewel erflater op het ogenblik van zijn overlijden zijn officiële inschrijving in België had, uit opzoekingen blijkt dat erflater geen enkele roerende noch onroerende goederen in België bezat;
  • dat erflater gedurende zijn verblijf in België nooit beroepsactiviteiten in België heeft uitgeoefend;
  • dat de notaris van mening is dat het centrum van voornaamste belangen van erflater op het ogenblik van zijn overlijden duidelijk niet in België lag;
  • dat je voor de Vlaamse Belastingdienst enkel een rijksinwoner van België bent als je werkelijke woonplaats op gelegen is in een Belgische gemeente;
  • dat een werkelijke woonplaats niet noodzakelijk hetzelfde is dan de officiële woonplaats en dat de werkelijke woonplaats moet worden beoordeeld aan de hand van feitelijke omstandigheden;
  • dat de notaris - gelet op het voorgaande - van mening is dat erflater volgens de interpretatie van de Vlaamse Belastingdienst geen Belgische rijksinwoner was op het ogenblik van zijn overlijden, zodat er bijgevolg ook geen aangifte van nalatenschap moet worden ingediend in België.
5.4.
Volgens [belanghebbende02] had erflater zijn gewone verblijfsplaats in België, omdat erflater tien of elf jaar in België heeft gewoond. Erflater kwam volgens [belanghebbende02] nauwelijks nog in Nederland na zijn verhuizing naar België en had de juridische strijd om zijn camping gestaakt. Als [belanghebbende02] bij erflater op bezoek ging, dan was dat in België. Erflater en verzoekster leefden gescheiden, want erflater woonde in België en verzoekster in Nederland. Over de verklaring van de notaris uit Rijkevorsel is [belanghebbende02] verbaasd en hij vraagt zich af op welke feiten deze is gebaseerd, omdat zijn vader non-stop aan het werk was en dat werk in België lag. Ook de Vlaamse belastingdienst is op zoek naar de erfgenamen van erflater, zodat zij hem als inwoner zien, aldus [belanghebbende02] .
5.5.
In de Erfrechtverordening is geen definitie gegeven van het begrip gewone verblijfplaats. Overwegingen 23 en 24 van de Erfrechtverordening bevatten echter wel aanwijzingen. Deze overwegingen luidden als volgt:
“(23) Gelet op de toenemende mobiliteit van burgers en teneinde de goede rechtsbedeling in de Europese Unie te waarborgen en ervoor te zorgen dat er een echte band bestaat tussen de erfopvolging en de lidstaat waar de bevoegdheid wordt uitgeoefend, moet deze verordening erin voorzien dat de gewone verblijfplaats van de erflater op het tijdstip van zijn overlijden als algemeen aanknopingspunt geldt voor het bepalen van zowel de bevoegdheid als het toepasselijke recht. Om de gewone verblijfplaats vast te stellen, dient de aangezochte autoriteit zich een oordeel te vormen over alle aspecten die het leven van de erflater in de jaren voor zijn overlijden en op het tijdstip van overlijden hebben gekenmerkt, en daarbij alle relevante feitelijke elementen in beschouwing te nemen, in het bijzonder de duur en de regelmatigheid van de aanwezigheid van de erflater in de betrokken staat en de omstandigheden van en de redenen voor het verblijf. De aldus vastgestelde gewone verblijfplaats moet, uit het oogpunt van de specifieke doelstellingen van deze verordening, duiden op een nauwe en duurzame band met de betrokken staat.
(24) In sommige gevallen kan het bepalen van de gewone verblijfplaats van de overledene een complexe zaak blijken. Dit kan het geval zijn indien de erflater om professionele of economische redenen, en soms voor een langere tijd, in een andere lidstaat is gaan wonen en werken, maar een nauwe en duurzame band met zijn land van oorsprong heeft behouden. In een dergelijk geval zou, afhankelijk van alle omstandigheden, kunnen worden geoordeeld dat de erflater zijn gewone verblijfplaats nog in zijn land van oorsprong had, waar zich het centrum van zijn belangen voor zijn gezins- en sociaal leven bevond. Andere complexe gevallen kunnen zich voordoen als de erflater afwisselend in verschillende lidstaten heeft gewoond of van staat naar staat is gereisd zonder zich voor langere tijd in een ervan te vestigen. Indien de erflater onderdaan van een van deze staten was of in een van deze staten al zijn voornaamste goederen had, zou zijn nationaliteit of de plaats waar deze goederen zich bevinden, bijzonder kunnen meewegen bij de algehele beoordeling van alle feitelijke omstandigheden.”
Hieruit volgt dat gewone verblijfplaats van de erflater voor de toepassing van de Erfrechtverordening ligt in het land waarmee de erflater een nauwe en duurzame band had. Deze nauwe en duurzame band dient met name te worden gebaseerd op de duur en de frequentie van het verblijf van de erflater in dat land en omstandigheden van en de redenen die de erflater had voor zijn verblijf aldaar. Bij de beoordeling moeten alle omstandigheden van het geval worden meegewogen.
5.6.
Erflater woonde in België. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat dit niet slechts één jaar was, zoals verzoekster stelt, maar dat hij daar al ongeveer tien jaar woonde. Het enkel wonen in België is echter onvoldoende om van een gewone verblijfplaats te kunnen spreken. Gelet op de Erfrechtverordening moeten onder meer de omstandigheden van en de reden voor het verblijf in België worden meegenomen bij de vraag waar de gewone verblijfplaats van erflater is gelegen. De reden waarom erflater naar België is verhuisd, is echter onduidelijk gebleven. Wat echter wel duidelijk is, is dat erflater – ondanks zijn verhuizing naar België – met verzoekster getrouwd is gebleven en dat verzoekster samen met hun twee jongste kinderen in Nederland is blijven wonen. Volgens verzoekster deden zij en erflater alles samen als in een huwelijk en ging zij elk weekend naar erflater in België. Ook kwam erflater regelmatig (zeker met de feestdagen) naar Nederland. Dit is door [belanghebbende02] niet bestreden. Gelet hierop is de band met erflater met Nederland niet geheel verbroken.
Volgens de verklaring van de Belgische notaris oefende erflater voorts geen beroepsactiviteiten uit in België. [belanghebbende02] betwist dat, want volgens [belanghebbende02] voerde erflater werkzaamheden uit vanuit zijn woning in België. Dit betekent echter niet dat hij ook beroepsactiviteiten in België uitoefende. Erflater bestuurde voor hij overleed samen met verzoekster de Nederlandse stichting [stichting01] IV. [belanghebbende02] heeft niet gesteld dat de activiteiten waar deze stichting zich mee bezighield niet in Nederland, maar in België, zijn gelegen. Voorts heeft de Belgische notaris verklaard dat erflater geen roerende en onroerende zaken in België bezat, wat door [belanghebbende02] evenmin gemotiveerd is weersproken.
Dit alles bij elkaar maakt dat de rechtbank van oordeel is dat erflater, ondanks zijn langdurige verblijf in België, een nauwe en duurzame band met Nederland heeft behouden, zodat zijn gewone verblijfplaats nog in Nederland lag. Van belang is tevens en dit weegt de rechtbank ook mee dat erflater altijd de Nederlandse nationaliteit heeft behouden. Nederland moet dus worden aangemerkt als de gewone verblijfplaats van erflater ten tijde van zijn overlijden. Dat de Vlaamse belastingdienst mogelijk ook geïnteresseerd is in de erfgenamen van erflater maakt dit niet anders.
5.7.
Omdat Nederland de gewone verblijfplaats was van erflater, is de Nederlandse rechter conform artikel 4 van de Erfrechtverordening bevoegd om het verzoek te beoordelen. Vervolgens moet de vraag worden beantwoord welke Nederlandse rechter relatief bevoegd is om dit verzoek te behandelen. Op grond van artikel 268 lid 1 Rv is in zaken betreffende nalatenschappen bevoegd de rechter van de laatste woonplaats van de overledene. Nu verzoekster in Hendrik-Ido-Ambacht woont, zij met erflater gehuwd was en daar het gezinsleven plaatsvond, merkt de rechtbank deze woonplaats aan als de laatste woonplaats van erflater. Gelet hierop is deze rechtbank relatief bevoegd om van het verzoekschrift kennis te nemen.
Toepasselijk recht
5.8.
Voorts moet beoordeeld worden welk recht van toepassing is. Uit artikel 83 lid 4 van de Erfrechtverordening volgt dat als – zoals in dit geval – een uiterste wilsbeschikking is opgesteld vóór 17 augustus 2015 en deze is opgesteld in overeenstemming met het recht dat de erflater op grond van de Erfrechtverordening had kunnen kiezen, dat recht geldt als het op de erfopvolging toepasselijke recht. Erflater heeft in zijn testament Nederlands recht gekozen als het op de erfopvolging toepasselijke recht. Dit recht behoort volgens artikel 22 lid 1 van de Erfrechtverordening tot de keuzemogelijkheden van erflater, omdat erflater op het tijdstip van de rechtskeuze de Nederlandse nationaliteit bezat. Gelet hierop is het Nederlandse recht in dit geval het toepasselijke recht.
Inhoudelijke beoordeling van het verzoek
5.9.
Verzoekster verzoekt om een vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater. De rechtbank kan dat op grond van artikel 4:203 lid 1 onder a BW doen als een nalatenschap beneficiair is aanvaard en een erfgenaam verzoekt een vereffenaar te benoemen. Aan deze beide voorwaarden is voldaan. Verzoekster heeft ook voldoende onderbouwd dat er een belang is om een vereffenaar te benoemen. Alle erfgenamen oefenen hun bevoegdheden als vereffenaar gezamenlijk uit. Volgens verzoekster is de verhouding met in ieder geval één andere erfgenaam ( [belanghebbende01] , belanghebbende sub 1) verhard, zodat zij het niet ziet zitten om de nalatenschap samen te vereffenen. [belanghebbende06] is het hier mee eens. [belanghebbende02] heeft dit op zich niet bestreden, maar denkt dat de erfgenamen er wel samen uit kunnen komen. De rechtbank is echter van oordeel dat als twee van de erfgenamen van mening zijn dat de verhoudingen verstoord zijn, er een belang is om een vereffenaar te benoemen.
5.10.
Volgens [belanghebbende02] is het zonde om kosten voor een vereffenaar te maken, omdat de nalatenschap negatief is. De rechtbank kan [belanghebbende02] hierin niet volgen, omdat het op dit moment nog niet duidelijk is of de nalatenschap negatief is. Een boedelbeschrijving is er (nog) niet. [belanghebbende02] heeft zelf ter zitting verklaard dat hij het vreemd vond dat de bank nog niet op de hoogte was van het overlijden van erflater en dat erflater altijd cash in huis had, wat op het moment van zijn overlijden verdwenen was. Een vereffenaar kan hier onderzoek naar doen, want hij moet vaststellen wat het saldo was op de bankrekening(en) van erflater ten tijde van zijn overlijden en hij moet de omvang van de boedel vaststellen. Daarbij moet een vereffenaar ook onderzoeken of er nog roerende of onroerende zaken in de nalatenschap van erflater zitten en of er nog andere activa zijn. Het enkele feit dat er sprake is van een hoge belastingaanslag maakt niet dat de nalatenschap negatief is. Daarnaast is het juist bij een negatieve nalatenschap van belang dat goed in kaart wordt gebracht wat tot de nalatenschapsboedel behoort en wat de schulden zijn, zodat zoveel mogelijk schuldeisers (waarvan [belanghebbende02] stelt dat hij er één van is omdat hij de begrafeniskosten heeft betaald) voldaan kunnen worden. Een vereffenaar heeft voorts op grond van de wet de mogelijkheid om kosteloze vereffening of opheffing van de vereffening te verzoeken indien de geringe waarde der baten van een nalatenschap daartoe aanleiding geeft (artikel 4:209 BW).
5.11.
Het is daarnaast niet zo, wat [belanghebbende02] meent, dat hij of (één van) de andere erfgenamen de kosten van de vereffenaar moeten voorschieten. De kosten van de vereffening zijn schulden van de nalatenschap en worden vastgesteld volgens de Recofa Richtlijnen. Deze kosten komen in beginsel ten laste van de nalatenschapsboedel. Alleen als de nalatenschapsboedel niet toereikend is worden de kosten ten laste van de erfgenamen gebracht voor zover die met hun gehele vermogen aansprakelijk zijn op grond van artikel 4:184 lid 2 BW.
5.12.
De bezwaren die [belanghebbende02] heeft tegen de benoeming van een vereffenaar slagen derhalve niet. De rechtbank is gelet op wat hiervoor is overwogen van oordeel dat er voldoende grond is om een vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater, zodat het verzoek zal worden toegewezen.
5.13.
Verzoekster heeft voorgesteld om twee vereffenaars te benoemen. [belanghebbende02] en [belanghebbende06] hebben tegen de personen van de voorgestelde vereffenaars geen bezwaar gemaakt. De rechtbank is echter van oordeel dat met het benoemen van één vereffenaar kan worden volstaan, zodat [naam01] tot vereffenaar benoemd zal worden. Hij kan – indien hij dat wil – taken delegeren aan zijn kantoorgenoten en medewerkers. De vereffenaar dient de benoeming bekend te maken in de (digitale) Staatscourant.
5.14.
Aangezien sprake is van een eenzijdig verzoek, acht de rechtbank geen termen aanwezig om met toepassing van artikel 289 Rv een proceskostenveroordeling uit te spreken.

6..De beslissing

De rechtbank
benoemt
[naam01], kantoorhoudende bij SWG advocaten aan de [adres01] te [plaats01] (postadres: [postadres01] te [plaats01] ), tot vereffenaar van de nalatenschap van:
[erflater01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
laatstelijk wonende te [woonplaats02] (België),
overleden op 14 augustus 2022 te Rijkevorsel (België),
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
draagt de vereffenaar op de benoeming bekend te maken in de digitale Staatscourant;
verzoekt de griffier de benoeming onverwijld in te schrijven in het boedelregister van de rechtbank op voet van het bepaalde in artikel 4:206 lid 6 BW;
verzoekt de griffier de kantonrechter te Rotterdam, locatie Dordrecht, op de hoogte te stellen van deze benoeming.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken op 11 april 2023. [2]
3120

Voetnoten

1.Conform artikel 83 lid 1 van de verordening is de verordening van toepassing op de erfopvolging van personen die overlijden op of na 17 augustus 2015.
2.Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof Den Haag. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.