ECLI:NL:RBROT:2023:3405

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
10/219202-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het veroorzaken van een kettingbotsing door onoplettend rijgedrag met een mobiele telefoon

Op 7 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 24 augustus 2020 een kettingbotsing heeft veroorzaakt op de N57 te Goedereede. De verdachte, geboren in 1988, was als bestuurder van een Ford Transit betrokken bij het ongeval waarbij meerdere voertuigen en inzittenden gewond raakten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden, doordat hij zijn mobiele telefoon heeft bediend en zijn aandacht niet op de weg heeft gehouden. De officier van justitie had een taakstraf van 160 uren geëist, maar de rechtbank legde uiteindelijk een taakstraf van 100 uren op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor 6 maanden en een proeftijd van 1 jaar. De rechtbank constateerde ook een overschrijding van de redelijke termijn van de strafprocedure, wat heeft geleid tot een strafvermindering. De verdachte werd schuldig bevonden aan overtredingen van de Wegenverkeerswet 1994, maar niet aan alle tenlastegelegde feiten. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, maar ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had en zijn leven goed op orde had.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/219202-20
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1988,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
raadsman mr. L.P. Kabel, advocaat te Eindhoven

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair en het onder 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van feit 1 veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 160 uren, te vervangen door 80 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorvoertuigen te besturen voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die het rijbewijs reeds ingehouden is geweest, met een proeftijd van 2 jaar;
  • ten aanzien van feit 2 toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet bewezen kan worden dat de verdachte een mobiele telefoon heeft vastgehouden, heeft bediend of dat hij zijn blik (continu) op die telefoon heeft gericht. De verdachte dient daarvan partieel te worden vrijgesproken. Verdachte heeft van meet af aan ontkend dat hij kort voor of tijdens het ongeval zijn telefoon heeft vastgehouden of bediend. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn telefoon in het kinderzitje naast zich heeft gelegd en handsfree met zijn collega heeft gebeld. De conclusies van de politie met betrekking tot het (verdere) gebruik van de telefoon zijn dan ook onjuist. Er was geen reden voor de verdachte om de webbrowser Safari of de applicatie Skype te openen en de politie heeft ook geen nader onderzoek ingesteld naar welke handelingen verdachte daarmee zou hebben verricht.
4.1.2.
Beoordeling
Op 24 augustus 2020 heeft een ongeval plaatsgevonden op de N57 in de richting van Goedereede, ter hoogte van hectometerpaal 22. De verdachte is met zijn bestelbus, een Ford Transit, achterop een rij stilstaande auto’s gereden. De verdachte is met een snelheid van ongeveer 78 kilometer per uur tegen de voor hem stilstaande Toyota Yaris gebotst. Aangever [slachtoffer01] , een van de inzittenden van deze auto, heeft hierbij zwaar lichamelijk letsel opgelopen en de bestuurder, aangever [slachtoffer02] , is tijdelijk verhinderd geweest in de uitoefening van zijn normale bezigheden. Door de klap is een kettingbotsing ontstaan waarbij behalve de Toyota ook een Mercedes-Benz, een Opel Zafira, een Ford Fiesta en een Volkswagen Passat betrokken waren. Behalve schade aan deze voertuigen hebben verscheidene inzittenden van deze voertuigen en de andere twee inzittenden van de Toyota Yaris door het ongeval in min of meerdere mate letsel opgelopen.
De verdachte heeft bekend dat hij als bestuurder van de Ford Transit een ongeval heeft veroorzaakt. Hij heeft verklaard dat hij kort voor het ongeval was afgeleid en gedurende een paar seconden zijn blik heeft laten afdwalen naar rechts. De verdachte heeft ontkend dat hij kort voor of tijdens het ongeval zijn telefoon heeft aangeraakt.
Anders dan de verdediging acht de rechtbank bewezen dat de verdachte kort voor het ongeval zijn telefoon heeft bediend door deze aan te raken en dus ook, voor een kortere of langere tijd, zijn blik op zijn telefoon heeft gehouden. Uit onderzoek aan de telefoon blijkt immers, anders dan door de verdachte is verklaard, dat daarmee in de minuten voorafgaand aan het ongeval bijna doorlopend handelingen zijn verricht. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van dit onderzoek, temeer omdat handelingen zoals het meermaals kort achter elkaar indrukken van de home button en het aanraken van het scherm niet zonder tussenkomst van een gebruiker verklaarbaar zijn. De verdachte heeft ook verklaard dat hij op enig moment waarschijnlijk heeft geklikt om te kijken of hij een bericht had ontvangen.
Daarnaast is door de verdediging aangevoerd dat het openbaar ministerie nader onderzoek had moeten doen naar het gebruik van Skype en Safari, omdat nu onbekend is gebleven welke concrete handelingen verdachte binnen deze applicaties zou hebben verricht. De rechtbank merkt hierover op dat als de verdediging nader onderzoek had gewenst, het in de rede had gelegen dat zij daartoe onderzoekswensen had ingediend
.
Het door de verdediging gevoerde verweer wordt verworpen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en onder feit 2 ten laste gelegde.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op 24 augustus 2020 te Goedereede, gemeente Goeree-Overflakkee
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
bestelauto), daarmede rijdende over de weg, N57 ter hoogte van hectometerpaal
22.0, zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend te rijden op die weg, welk onoplettend, onvoorzichtig rijggedrag
hierin heeft bestaan dat, verdachte, toen daar
-een mobiele telefoon n
heeft bediend en zijn blik gericht hield op die mobiele telefoon en
-met een snelheid van ongeveer 78 km/uur heeft gereden en is blijven rijden en
-gedurende seconden naar rechts van de weg heeft gekeken en
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan vóór hem een file was gevormd
en het verkeer voor hem stil stond en
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem
bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en
-niet tijdig met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is uitgeweken,
althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen teneinde een
botsing te voorkomen met een zich vóór hem, verdachte, op de rijbaan
bevindend motorrijtuig (Toyota Yaris, [kenteken01] ),
waardoor:
[slachtoffer02]
emond (bestuurder van de personenauto Toyota Yaris, [kenteken01] ) zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en
[slachtoffer01] (inzittende van de personenauto Toyota Yaris, [kenteken01] ) zwaar
lichamelijk letsel, (te weten een bovenbeen breuk rechts, afscheuringsbreuk van de
2e halswervel heupkombreuk ter rechter zijde en verlamming van de oogzenuw ter
linker zijde werd toegebracht);
2
dat hij op 24 augustus 2020 te Goedereede, gemeente
Goeree-Overflakkee als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op
de weg, N57 t.h.v. hectometerpaal 22,
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een mobiele telefoon
heeft bediend en zijn blik gericht hield op die mobiele telefoon en
-met een snelheid van ongeveer 78 km/uur heeft gereden en is blijven rijden en
-gedurende seconden naar rechts van de weg heeft gekeken en
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan vóór hem een file was gevormd
en het verkeer voor hem stil stond en
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem
bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en-(vervolgens) in botsing is gekomen met een vóór hem stilstaande motorvoertuig en (vervolgens) meerdere aanrijdingen
zijn ontstaan tussen het door hem bestuurde voertuig en meerdere voor
hem stilstaande voertuigen
(te weten een Mercedes Benz C180, [kenteken02] en een Opel Zafira, [kenteken03] en
een Ford Fiesta, [kenteken04] en een Volkswagen Passat, [kenteken05] ),
door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt en het verkeer op die weg werd gehinderd
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht;

2.overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft met zijn bestelbus door zijn onoplettendheid op 24 augustus 2020 een kettingbotsing veroorzaakt waarbij in totaal vijf voertuigen betrokken zijn geraakt en waarbij bijna alle inzittenden letsel hebben opgelopen, variërend van nek- en schouderklachten tot zwaar lichamelijk letsel, bestaande uit meerdere botbreuken.
De betrokkenen hebben hierdoor gedurende een kortere of langere tijd hinder ervaren in het dagelijks leven. Daarnaast leiden verkeersongevallen als deze tot gevoelens van onveiligheid en angst bij weggebruikers.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 2 februari 2023. In dit rapport laat de reclassering weten dat zij geen meerwaarde ziet in het opleggen van bijzondere voorwaarden of reclasseringstoezicht, omdat de verdachte zijn leven in alle opzichten goed op orde heeft.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een taakstraf en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Bij de bepaling van de duur van de taakstraf en rij-ontzegging, heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in gelijksoortige gevallen worden opgelegd.
In straf verlagende zin weegt de rechtbank mee dat de verdachte vrijwel direct na het ongeval contact heeft gezocht met de betrokkenen en met sommigen ook contact heeft gehouden. Daarnaast heeft het ongeval ook op het leven van de verdachte een grote impact gehad.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het openbaar ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De verdachte is in de onderhavige zaak op 24 augustus 2020 aangehouden. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Tussen 24 augustus 2020 en de datum van het eindvonnis ligt een periode van ruim tweeënhalf jaar. Nu in deze zaak, zoals hiervoor is overwogen, wordt uitgegaan van een redelijke termijn van twee jaar, is er in de onderhavige zaak sprake van een overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) van zes maanden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan de verdachte, zal dit gecompenseerd worden door vermindering van de op te leggen straf.
In het geval de redelijke termijn niet zou zijn overschreden, zou de rechtbank een taakstraf hebben opgelegd voor de duur van 120 uur. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verdachte een taakstraf van 100 uur opleggen. Daarnaast ziet de rechtbank gelet op het tijdsverloop geen aanleiding meer om aan de verdachte een onvoorwaardelijke rij-ontzegging op te leggen en acht zij een proeftijd van 1 jaar op zijn plaats.
Omdat sprake is van eendaadse samenloop van een misdrijf en overtreding, zal de rechtbank gelet op de op te leggen taakstraf en de voorwaardelijke ontzegging, zoals door de officier van justitie is gevorderd, ten aanzien van feit 2 volstaan met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf (artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht).
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 5, 6, 175 en 177 van de Wegenverkeerswet 1994 en de artikelen 9, 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit en het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
bepaalt dat ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel wordt opgelegd;
veroordeelt de verdachte tot
een taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht,
vervangende hechteniszal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
6 (zes) maanden;
bepaalt dat de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
1 (één) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
bepaalt dat de duur van de ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mr. L. Stevens en mr. L.J.M. Janssen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Goedereede, gemeente Goeree-Overflakkee
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (een
bestelauto), daarmede rijdende over de weg, N57 ter hoogte van hectometerpaal
22.0,
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden door met dat motorrijtuig, zeer althans aanmerkelijk, onvoorzichtig
en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met aanmerkelijke verwaarlozing van
de te dezen geboden zorgvuldigheid te rijden op die weg,
welk onoplettend, onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig rijggedrag
hierin heeft bestaan dat, verdachte, toen daar
-een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele telefoon
heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele telefoon en/of
-met een snelheid van ongeveer 78 km/uur heeft gereden en is blijven rijden en/of
-gedurende 10 a 15 seconden naar rechts van de weg heeft gekeken en/of
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan vóór hem een file werd/was gevormd
en/of het verkeer voor hem langzaam reed en/of stil stond en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem
bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet tijdig met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is uitgeweken,
althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen teneinde een
aanrijding/ botsing te voorkomen met een zich vóór hem, verdachte, op de rijbaan
bevindend motorrijtuig (Toyota Yaris, [kenteken01] ),
waardoor:
[slachtoffer02] (bestuurder van de personenauto Toyota Yaris, [kenteken01] ) zwaar
lichamelijk letsel
(te weten een bloeduitstorting bovenzijde oogkas links, geheugenverlies,
voorbijgaande klachten van dubbelzien en/of nekpijn werd toegebracht) of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan,
en/of
[slachtoffer01] (inzittende van de personenauto Toyota Yaris, [kenteken01] ) zwaar
lichamelijk letsel, (te weten een bovenbeen breuk rechts, afscheuringsbreuk van de
2e halswervel heupkombreuk ter rechter zijde en verlamming van de oogzenuw ter
linker zijde werd toegebracht) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht, dat
daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
(art 6 Wegenverkeerswet 1994)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Goedereede, gemeente Goeree-Overflakkee
als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op de weg, N57 t.h.v.
hectometerpaal 22,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele telefoon
heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele telefoon en/of
-met een snelheid van ongeveer 78 km/uur heeft gereden en is blijven rijden en/of
-gedurende 10 a 15 seconden naar rechts van de weg heeft gekeken en/of
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan vóór hem een file werd/was gevormd
en/of het verkeer voor hem langzaam reed en/of stil stond en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem
bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-niet tijdig met het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig is uitgeweken,
althans geen, in ieder geval onvoldoende maatregelen heeft getroffen teneinde een
aanrijding/ botsing te voorkomen met een zich vóór hem, verdachte, op de rijbaan
bevindend motorrijtuig (Toyota Yaris, [kenteken01] ),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
dat hij op of omstreeks 24 augustus 2020 te Goedereede, gemeente
Goeree-Overflakkee als bestuurder van een voertuig (autobus), daarmee rijdende op
de weg, N57 t.h.v. hectometerpaal 22,
welk genoemd gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-een mobiele telefoon in zijn hand heeft vastgehouden en/of die mobiele telefoon
heeft bediend en/of zijn blik (continu) gericht hield op die mobiele telefoon en/of
-met een snelheid van ongeveer 78 km/uur heeft gereden en is blijven rijden en/of
-gedurende 10 á 15 seconden naar rechts van de weg heeft gekeken en/of
-(aldus doende) zijn aandacht niet voortdurend op de weg vóór zich heeft gehouden
en/of
-niet (tijdig) heeft opgemerkt dat op de rijbaan vóór hem een file werd/was gevormd
en/of het verkeer vóór hem langzaam reed en/of stil stond en/of
-(aldus rijdende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij het door hem
bestuurde voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij de weg
kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(vervolgens) in botsing en/of aanrijding is gekomen met een vóór hem langzaam rijdende/stilstaande motorvoertuig en/of (vervolgens) een (of meer) aanrijding(en)
is/zijn ontstaan tussen het door hem bestuurde voertuig en één of meerdere voor
hem langzaam rijdende en/of stilstaande voertuig(en)
(te weten een Mercedes Benz C180, [kenteken02] en/of een Opel Zafira, [kenteken03] en/of
een Ford Fiesta, [kenteken04] en/of een Volkswagen Passat, [kenteken05] ),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wegenverkeerswet 1994 betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)