ECLI:NL:RBROT:2023:3404

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 maart 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
10/292143-22 / TUL: 10/194600-20 en 10/179243-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor mishandeling, bedreigingen en belediging van hulpverleners in een kliniek

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 7 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1999, die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, bedreiging en belediging van hulpverleners in de Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR te Poortugaal. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 209 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en een proeftijd van drie jaar, onder bijzondere voorwaarden. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer en psychische overmacht, maar erkende dat de verdachte in verminderde mate toerekeningsvatbaar was. De feiten vonden plaats op 8 november 2022, toen de verdachte, na een conflict met zorgmedewerkers, hen bedreigde en mishandelde. De rechtbank overwoog dat de verdachte zich agressief had gedragen en dat de door hem ervaren omstandigheden geen noodweersituatie vormden. De rechtbank legde geen TBS-maatregel op, ondanks adviezen van deskundigen, omdat de feiten niet van dien aard waren. De vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere veroordelingen werden afgewezen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/292143-22
Parketnummers vordering TUL: 10/194600-20 en 10/179243-22
Datum uitspraak: 7 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1999,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
het Penitentiair Psychiatrisch Centrum Haaglanden,
raadsman mr. A. Apistola, advocaat te Zwijndrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 21 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten, te weten een mishandeling, twee bedreigingen en een belediging;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 149 dagen met aftrek van voorarrest, alsmede de terbeschikkingstelling van de verdachte met de voorwaarden zoals geformuleerd door de reclassering, en de dadelijke uitvoerbaarheid daarvan;
  • afwijzing van de vorderingen tot tenuitvoerlegging met de parketnummers 10/194600-20 en 10/179243-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 2 (bedreiging), 3 (bedreiging) en 4 (belediging)
Het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering feit 1 (mishandeling)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van het onder feit 1 ten laste gelegde een beroep gedaan op noodweer en vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde mishandeling.
De verdachte verbleef op vrijwillige basis in de verslavingskliniek en werd door medewerkers vastgepakt omdat hij niet naar zijn kamer wilde gaan. Daarmee was sprake van een wederrechtelijke aanranding van het lijf van de verdachte, waartegen hij zich proportioneel heeft verweerd.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft bekend zorgmedewerker [slachtoffer01] te hebben geslagen, maar stelt dat sprake was van zelfverdediging. Voor een geslaagd beroep op noodweer moet allereerst worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed waartegen verdediging noodzakelijk was.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in een verslavingskliniek verbleef op basis van bijzondere voorwaarden die aan hem in het kader van een voorwaardelijke veroordeling waren opgelegd. Bij de kliniek zijn er regels omtrent het eten, onder meer dat ontbijt wordt verstrekt op vaste tijden. De verdachte verscheen op 8 november 2022 ’s ochtends niet bij het ontbijt, maar kwam pas na het ontbijt binnenlopen, waarvoor hij toen een waarschuwing heeft gekregen. Vervolgens werd het de verdachte geweigerd, overeenkomstig de daarvoor geldende regels, alsnog te eten, waarop de verdachte zich agressief uitliet door onder meer te zeggen: "ga je bijdehand lopen doen? Ik zal nu weg lopen want anders sla ik straks iemand zijn tanden uit zijn mond". Een zorgmedewerker heeft hem toen gezegd dat hij naar zijn kamer moest gaan, maar de verdachte weigerde dat te doen. De verdachte is daarop nogmaals verzocht naar zijn kamer te gaan. Ook is hem verteld dat als hij niet vrijwillig zou meewerken, de alarmknop zou worden ingedrukt en hij naar zijn kamer zou worden gebracht, waarop de verdachte in de gezamenlijke ruimte bleef zitten. De verdachte is vervolgens door twee zorgmedewerkers bij zijn armen vastgepakt. Hij heeft zijn arm losgerukt en een van de medewerkers een vuistslag in het gezicht gegeven. Daarna is de verdachte door meerdere zorgmedewerkers naar de grond gebracht en in bedwang gehouden. Eenmaal op de grond heeft de verdachte bedreigingen en een belediging geuit.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte in feite zelf de confrontatie is aangegaan door zich agressief te gedragen jegens medewerkers en instructies om naar zijn kamer te gaan niet op te volgen. Dat hij vervolgens, na meerdere waarschuwingen, door twee zorgmedewerkers bij zijn armen is vastgepakt met als doel hem naar zijn kamer te brengen, kwalificeert naar het oordeel van de rechtbank niet als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging noodzakelijk was.
Het door de raadsman gevoerde noodweerverweer wordt verworpen.
4.2.3.
Conclusie
De rechtbank komt gelet op het voorgaande ook tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 ten laste gelegde.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1
hij op 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer01]
(begeleider FVK) heeft mishandeld door die [slachtoffer01] in het gezicht,
te stompen;
2
hij op 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer02]
(teammanager FVK) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en verkrachting, door die [slachtoffer02] dreigend de woorden
toe te voegen "Ik hak je kop eraf en steek mijn lul erin" en
- zakelijke weergave -
* dat hij, verdachte, die [slachtoffer02] zou vermoorden en
* dat hij, verdachte, haar kinderen zou verkrachten, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3
hij op 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer03]
(begeleider FVK) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met
zware mishandeling, door die [slachtoffer03] dreigend de woorden toe te voegen "Je gaat
zien wat ik met je ga doen. Ik weet je te vinden" en "Ik vermoord jullie allemaal"
en "Ga maar naar de plaatjes in mijn kamer kijken, dan weet je waartoe ik in
staat ben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
4
hij op 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer03] (begeleider FVK), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening,
in zijn tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerneger", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling;

2.bedreiging met verkrachting en enig misdrijf tegen het leven gericht;

3.bedreiging met zware mishandeling en enig misdrijf tegen het leven gericht;

4.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

6.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van de mishandeling (subsidiair) aangevoerd dat de verdachte een beroep op noodweerexces toekomt en dat op die grond ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen. Verder is (meer subsidiair) ten aanzien van alle feiten aangevoerd dat sprake is van een in artikel 40 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering bedoelde situatie (psychische overmacht), op grond waarvan de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Bij de verdachte zijn psychische stoornissen vastgesteld. De verdachte voelde zich door de bejegening van de medewerkers van de kliniek in het nauw gedreven. Hij raakte in paniek en was angstig, waardoor hij - als gevolg van zijn psychische stoornissen - niet anders kon handelen dan hij heeft gedaan.
6.2.
Beoordeling
Nu de rechtbank eerder in dit vonnis heeft geoordeeld dat geen sprake was van een noodweersituatie, faalt ook het beroep op noodweerexces, zodat het verweer wordt verworpen.
De rechtbank overweegt dat voor een geslaagd beroep op psychische overmacht vereist is dat er sprake is van een van buiten komende drang waaraan verdachte redelijkerwijs geen weerstand heeft kunnen of behoren te bieden. Dat daarvan sprake is geweest is onvoldoende aannemelijk geworden. Weliswaar blijkt uit de - in dit vonnis nader te bespreken - door deskundigen opgemaakte rapporten dat de verdachte lijdt aan verscheidene stoornissen als gevolg waarvan de feiten hem verminderd kunnen worden toegerekend, maar deze deskundigen stellen niet - en dat is ook verder niet gebleken - dat die stoornissen van dien aard en ernst zijn dat hij in de gegeven omstandigheden in het geheel niet in staat was om anders te handelen dan hij heeft gedaan. Zo kon, blijkens de rapportage van de psychiater, van de verdachte, gezien zijn intelligentie, worden verwacht dat hij het wederrechtelijke van zijn handelen inzag.
Ook het beroep op psychische overmacht wordt verworpen.
6.3.
Conclusie
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling, twee bedreigingen en een belediging van diverse medewerkers van de Forensische Verslavingskliniek van Fivoor in Poortugaal. De verdachte heeft twee medewerkers bedreigd met de dood en met verkrachting, dan wel zware mishandeling. Daarnaast heeft hij een begeleider beledigd en heeft hij een ander in het gezicht geslagen. Deze feiten hebben bij de betreffende medewerkers (ook) geleid tot gevoelens van angst en onveiligheid. Zij hielden er namelijk rekening mee dat de verdachte zijn bedreigingen ook daadwerkelijk waar zou kunnen maken. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Bij de bepaling van de strafmaat wordt in strafverzwarende zin meegewogen dat de feiten tegen hulpverleners zijn begaan gedurende de uitoefening van hun werkzaamheden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen vijf jaar één keer eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaring van deskundige op de terechtzitting
Psychiaters [psychiater01] en [psychiater02] hebben een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 februari 2023. In dit rapport concluderen zij dat er bij de verdachte sprake is van een autismespectrumstoornis, een persoonlijkheidsstoornis en verslavingsproblematiek. Deze stoornissen waren ten tijde van de bewezenverklaarde feiten aanwezig en hebben het gedrag van de verdachte beïnvloed. Door de rigiditeit in het denken van verdachte en een verminderd inlevingsvermogen was hij door de spanning van het moment onvoldoende in staat om de opdrachten van de medewerkers op te volgen en heeft hij op een impulsieve manier gehandeld. De psychiaters adviseren daarom de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen.
Als de situatie en de problematiek van verdachte ongewijzigd blijft, schatten de psychiaters in dat het recidiverisico met betrekking tot gewelddadig gedrag hoog is. In het verleden zijn er al meerdere pogingen gedaan om de verdachte te behandelen, maar zonder succes. Gelet op dit alles wordt geadviseerd om aan de verdachte terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden op te leggen. Dit biedt voldoende kader voor de behandeling van verdachte en voor beveiliging van de maatschappij.
Psycholoog [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 2 februari 2023. Dit rapport komt qua inhoud grotendeels overeen met het rapport van de psychiaters. De psycholoog komt tot hetzelfde advies. De bewezenverklaarde feiten dienen in verminderde mate aan de verdachte te worden toegerekend en geadviseerd wordt om aan de verdachte TBS met voorwaarden op te leggen.
Reclassering Nederland heeft twee rapportages over de verdachte opgemaakt. De laatste dateert van 17 februari 2023. Anders dan de psychiaters en psycholoog, adviseert de reclassering negatief over terbeschikkingstelling met voorwaarden. De verdachte heeft zich niet bereid verklaard om mee te werken aan de voorwaarden en daarom zullen de voorwaarden niet uitvoerbaar zijn. Geadviseerd wordt daarom om aan de verdachte TBS met bevel tot dwangverpleging op te leggen.
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hij, in het geval TBS met voorwaarden wordt opgelegd, toch zijn medewerking hieraan zal verlenen en hij bereid is om zich aan alle voorwaarden te houden. Mevrouw [naam01] , reclasseringsmedewerker, heeft daarop aangegeven dat de reclassering dan TBS met voorwaarden wel een kans wil geven. Onbekend is wanneer er voor verdachte een plek zou zijn binnen een FPK.
De raadsman heeft ter terechtzitting een behandelplan en evaluatie van de heer [naam02] , regiebehandelaar van het PPC, overlegd. Deze evaluatie dateert van 20 februari 2023. De behandelaar merkt op dat de verdachte tijdens zijn verblijf in het PPC een positieve ontwikkeling doormaakt. De verdachte volgt momenteel cognitieve gedragstherapie en is gemotiveerd om die therapie te volgen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusie van de psychiater en psycholoog omtrent de toerekeningsvatbaarheid van de verdachte gedragen wordt door hun bevindingen en door hetgeen ook op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusie over . De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Door de deskundigen van het NIFP en de reclassering is geadviseerd om aan de verdachte TBS met bevel tot dwangverpleging, dan wel met voorwaarden op te leggen. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages. Toch komt zij tot een andere conclusie. Zij overweegt daartoe het volgende.
Als de rechtbank zou komen tot oplegging van de TBS maatregel, zou dit zien op de bewezenverklaarde bedreigingen. De rechtbank wil niets afdoen aan het incident zoals dat heeft plaatsgevonden binnen de FVK, maar merkt op dat dit geen feiten betreffen die qua ernst doorgaans direct aanleiding geven tot oplegging van een TBS maatregel. De rechtbank houdt in de onderhavige zaak ook rekening met de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd, namelijk dat de verdachte de bedreigingen heeft geuit terwijl hij door meerdere zorgmedewerkers naar de grond was gebracht en in bedwang werd gehouden.
Daarnaast ziet de rechtbank ook in de justitiële documentatie van de verdachte geen aanleiding om nu tot oplegging van een TBS-maatregel over te gaan. De verdachte is in de afgelopen vijf jaar één keer eerder veroordeeld voor een bedreiging. Verder volgt uit de documentatie dat de verdachte tweemaal (deels) voorwaardelijk is veroordeeld met oplegging van bijzondere voorwaarden, waaronder bij vonnis van de politierechter van 17 oktober 2022. Dit heeft ertoe geleid dat verdachte in de FVK de Kijvelanden is opgenomen. Verdachte verbleef daar nog maar een relatief korte periode op het moment dat het onderhavige incident zich voordeed. Los van dit incident is de rechtbank niet gebleken dat de behandeling bij de FVK spaak liep of de verdachte weigerde mee te werken.
Op dit moment volgt de verdachte binnen het PPC cognitieve gedragstherapie. Uit de evaluatie van zijn behandelaar blijkt dat verdachte deze therapie goed oppakt en daarvoor gemotiveerd is. Verdachte heeft ter zitting ook verklaard graag aan zijn toekomst te willen werken en heeft de rechtbank gevraagd om hem nog een kans te geven door hem geen TBS maar een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen.
Gelet op dit alles concludeert de rechtbank dat de TBS-maatregel op dit moment een te zwaar kader is, dat gelet op alle omstandigheden niet in verhouding staat tot de ernst van de bewezenverklaarde feiten en de genoemde persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn documentatie en de tot nu toe ondernomen behandelpogingen.
De rechtbank wil de verdachte daarom binnen het kader van bijzondere voorwaarden nog een kans geven om een behandeling te ondergaan en aan zijn toekomst te werken.
Aan de verdachte zal daarom een deels voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken, mede gelet op de omstandigheid dat het handelen van de verdachte zich richtte tegen medewerkers van de kliniek waarin hij werd behandeld, plegen te worden opgelegd.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden. De verdachte verblijft op het moment van deze uitspraak 119 dagen in voorarrest.

8.Vorderingen tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis 10/194600-20
Bij vonnis van 13 oktober 2020 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een voorwaardelijke taakstraf van 20 uren, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 28 oktober 2020. Bij vonnis van 17 oktober 2022 is de proeftijd met één jaar verlengd.
8.2.
Vonnis 10/179243-22
Bij vonnis van 17 oktober 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal, twee vernielingen en een bedreiging veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 125 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 oktober 2022.
8.3.
Standpunt officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd beide vorderingen tot tenuitvoerlegging af te wijzen. De verdediging heeft eveneens verzocht de vorderingen af te wijzen dan wel niet-ontvankelijk te verklaren.
8.4.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van beide voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank zal echter beide vorderingen afwijzen.
Inzake de vordering met nr. 10/194600-20 is de proeftijd onlangs met een jaar verlengd.
Inzake de vordering met nr. 10/179243-22 geldt dat in het geval de vordering wordt toegewezen zich executieproblemen voor kunnen doen, omdat de rechtbank in de onderhavige zaak ook bijzondere voorwaarden op zal leggen. De rechtbank zal daarom de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen en bepalen dat alle bijzondere voorwaarden komen te vervallen, zodat alleen de algemene voorwaarde dat “de veroordeelde zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig zal maken” van kracht blijft.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 266, 267, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 209 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is. Veroordeelde houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. Veroordeelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is. Deze foto is nodig voor opsporing bij ongeoorloofde afwezigheid. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners. Veroordeelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering. Veroordeelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met veroordeelde, als dat van belang is voor het toezicht;
indien daartoe aanleiding is bij een verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een korte klinische opname in een Forensisch Psychiatrisch Centrum of andere instelling. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen of de veroordeelde daarmee instemt, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden, zonder toestemming van de reclassering;
veroordeelde laat zich opnemen in een FPK of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct na detentie. De opname duurt zolang de reclassering en de kliniek dat nodig vinden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen en de controle daarop vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing.
veroordeelde laat zich behandelen door Fivoor AC of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen en de controle daarop vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vinden. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde gebruikt geen drugs en alcohol en werkt mee aan controle op dit verbod. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd;
veroordeelde bevindt zich niet in Hoogvliet, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur;
veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging(nr. 10/194600-20) van de bij vonnis van 13 oktober 2020 van de politierechter in van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke taakstraf;
wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging(nr. 10/179243-22) van de bij vonnis van 17 oktober 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf;
bepaalt dat alle bijzondere voorwaarden verbonden aan de bij vonnis van 17 oktober 2022 van de politierechter van deze rechtbank opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf komen te vervallen, zodat alleen de algemene voorwaarde overblijft.
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mr. L. Stevens en mr. L.J.M. Janssen rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer01]
(begeleider FVK) heeft mishandeld door die [slachtoffer01] op/in/tegen het gezicht,
althans het hoofd, te slaan en/of te stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer02]
(teammanager FVK) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling en/of verkrachting, door die [slachtoffer02] dreigend de woorden
toe te voegen "Ik hak je kop eraf en steek mijn lul erin" en/of
- zakelijke weergave -
* dat hij, verdachte, die [slachtoffer02] zou vermoorden en/of
* dat hij, verdachte, die [slachtoffer02] en/of haar kinderen zou verkrachten, althans
woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard, in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR, een persoon genaamd [slachtoffer03]
(begeleider FVK) heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met
zware mishandeling, door die [slachtoffer03] dreigend de woorden toe te voegen "Je gaat
zien wat ik met je ga doen. Ik weet je te vinden" en/of "Ik vermoord jullie allemaal"
en/of "Ga maar naar de plaatjes in mijn kamer kijken, dan weet je waartoe ik in
staat ben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
4
hij op of omstreeks 8 november 2022 te Poortugaal, gemeente Albrandswaard in de
Forensische Verslavingskliniek van FIVOOR,
opzettelijk een ambtenaar, te weten [slachtoffer03] (begeleider FVK), gedurende of ter zake
van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening,
in zijn tegenwoordigheid,
mondeling, heeft beledigd,
door hem de woorden toe te voegen: "kankerneger", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking;
(art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 267 lid 1 ahf/sub 2° Wetboek van Strafrecht)