ECLI:NL:RBROT:2023:3402

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
10/324201-21 en 10/207412-22 (t.t.z. gev) / TUL: 09/093072-21 /
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met braak, ontploffing (plofkraak juwelier) en witwassen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 23 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een plofkraak op een juwelier in Oud-Beijerland. De verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, werd beschuldigd van diefstal met braak, het teweegbrengen van een ontploffing en witwassen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 15 augustus 2022 een explosief had geplaatst bij de juwelier, wat leidde tot een ontploffing en de diefstal van sieraden. De verdachte bekende de feiten, maar de rechtbank sprak hem gedeeltelijk vrij van het medeplegen van de feiten, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij dit samen met anderen had gedaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een meldplicht. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij schadevergoeding werd geëist voor de materiële en immateriële schade die door de plofkraak was veroorzaakt. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/324201-21 en 10/207412-22 (t.t.z. gev)
Parketnummer TUL: 09/093072-21
Datum uitspraak: 23 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 2001,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. A. Jhingoer, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • partiële vrijspraak van het onder feit 1 en 2 (10/207412-22) ten laste gelegde medeplegen;
  • bewezenverklaring van de onder 10/207412-22 en 10/324201-21 primair ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering en verder een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en een inspanningsverplichting tot het verkrijgen en behouden van een dagbesteding en het op orde hebben van zijn financiën;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 09/093072-21.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
Alle drie tenlastegelegde feiten zijn door de verdachte bekend. De feiten zullen daarom zonder uitvoerige bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Partiële vrijspraak medeplegen
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat ten aanzien van de onder 1 en 2 (10/207412-22) tenlastegelegde feiten het medeplegen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden.
Daarnaast acht de rechtbank ook voor het witwassen (10/324201-21) het medeplegen niet bewezen. Uit het dossier volgt namelijk niet dat de verdachte het feit tezamen en in vereniging met anderen heeft gepleegd. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de Belgische bankrekening waarop het geld van de aangeefster is ontvangen zelf heeft aangemaakt, dat hij beschikte over de bijbehorende bankpas en dat hij daarmee geld van deze bankrekening heeft opgenomen. Het is mogelijk dat de verdachte niet alleen handelde, maar het dossier bevat hiervoor geen concrete aanknopingspunten.
De rechtbank zal de verdachte daarom ten aanzien van alle drie de tenlastegelegde feiten partieel vrijspreken van het medeplegen.
4.3.
Bewijswaardering voltooide diefstal
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat ten aanzien van het onder 2 (10/207412-22) tenlastegelegde geen sprake is van een voltooide diefstal. De verdachte heeft weliswaar goederen meegenomen, maar is tijdens zijn vlucht op de scooter onderuit gegaan. Er is derhalve geen sprake van een voltooide diefstal, maar van een poging.
4.3.2.
Beoordeling
Voor de bewezenverklaring van een voltooide diefstal is vereist dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden. Op grond van de bewijsmiddelen kan worden vastgesteld dat verdachte horloges, kettingen en ringen uit de winkel van de juwelier heeft weggenomen en in zijn rugzak heeft gestopt. Hierdoor heeft verdachte deze goederen aan de feitelijke heerschappij van de juwelier onttrokken. Vervolgens is de verdachte met de buit het pand uitgerend en is hij er op een scooter vandoor gegaan. Verdachte heeft op die momenten als heer en meester over de goederen kunnen beschikken en derhalve is er op dat moment al sprake van een voltooide diefstal. Dat de verdachte vervolgens tijdens zijn vlucht met de scooter onderuit is gegaan, doet aan die beschikkingsmacht niets af.
De rechtbank acht de onder feit 2 (10/207412-22) tenlastegelegde diefstal met braak wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
10/207412-22
1
hij op 15 augustus 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een pand (gelegen aan de [adres02] ) een explosief(op
het rolluik) aan te brengen en (vervolgens) dat explosief tot ontploffing te brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
dat pand en de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van omliggende woningen en (toevallige) voorbijgangers, in elk geval gevaar voor levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
2
hij op 15 augustus 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote)
hoeveelheid sieraden en horloge(s) (onder andere van de merken Bering, Bulova en Ti Sento), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en die weg te nemen sieraden onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak ;
10/324201-21
hij omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 s in Nederland,
een voorwerp, te weten een geldbedrag van in totaal € 5.518,43, voorhanden heeft gehad terwijl hij wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/207412-22
1.
opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor een ander te duchten is;
2.
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak;
10/324201-21
witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een plofkraak en daarmee aan een gewelddadige en gevaarlijke vorm van vermogenscriminaliteit. Hij heeft een explosief tegen het rolluik van de winkel van juwelier [juwelier01] tot ontploffing gebracht en heeft zo toegang verkregen tot de juwelierszaak. Eenmaal binnengekomen heeft hij diverse vitrines ingeslagen en sieraden en horloges meegenomen. De ontploffing heeft veel schade toegebracht aan het in- en exterieur van de juwelierszaak. Ook is van een horecagelegenheid ( [horecegelegenheid01] ) en een bovenwoning aan de overzijde van de gracht, waaraan de juwelierszaak is gelegen, een aantal ramen gesneuveld. Gelet daarop en gelet op de kracht van de explosie, is levensgevaar dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten geweest. De ontploffing en inbraak hebben tot veel financiële en emotionele schade bij de eigenaren van de juwelierszaak geleid. Daarnaast hebben misdrijven als deze ook een grote impact op andere winkeliers en bewoners. Het voelt onveilig om in een stad of dorp te ondernemen of te wonen waar mensen blijkbaar bereid zijn om dit soort ontploffingen te veroorzaken. Verdachte heeft door het plegen van de plofkraak laten zien slechts oog te hebben voor eigen financieel gewin. De rechtbank neemt dit verdachte zeer kwalijk.
Daarnaast heeft verdachte zich door middel van het ter beschikking stellen van zijn bankrekening en het opnemen van gestorte geldbedragen, schuldig gemaakt aan witwassen. Door witwassen wordt de integriteit van het financiële en economische verkeer aangetast en wordt bijgedragen aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt namelijk onderliggende strafbare feiten af en realiseert de mogelijkheid van geldelijke beloning voor die strafbare feiten. Verdachte heeft daar een bijdrage aan geleverd.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen 5 jaar eerder is veroordeeld voor een soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 14 december 2022. Uit dit rapport volgt onder andere dat de verdachte geen vaste woon- of verblijfplaats, geen zinvolle dagbesteding en geen inkomen heeft. De verdachte heeft dit ter zitting ook bevestigd. Gelet hierop adviseert de reclassering om aan verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, een ambulante behandeling, begeleid wonen en een inspanningsverplichting met betrekking tot een zinvolle dagbesteding, het op orde krijgen van zijn financiën, het bespreken van zijn middelengebruik en andere interventies om de sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte te verbeteren. De reclassering heeft daarbij geadviseerd om de voorwaarden en het toezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Verdachte kan zich vinden in het advies en is gemotiveerd om met de bijzondere voorwaarden aan de slag te gaan.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank aansluiting gezocht bij de Landelijke Oriëntatiepunten Vakinhoud Strafrecht (LOVS).
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

8.1.
[benadeelde01] namens [horecegelegenheid01]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [benadeelde01] namens [bedrijf01] B.V., ook handelend onder de naam [horecegelegenheid01] , ter zake van het onder 1 (10/207412-22) ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.489,03 aan materiële schade.
8.1.1.
Standpunt officier van justitie / verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering in zijn geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.1.2.
Beoordeling
De ruiten van [horecegelegenheid01] zijn door het explosief gesneuveld. Dit is rechtstreekse schade als gevolg van de plofkraak. Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd en de verdediging zich refereert, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt – omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komend kosten, tot op heden begroot op nihil – en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
[slachtoffer02] , [slachtoffer01] en V.O.F. [VOF01]
Als benadeelde partijen hebben zich ter zake van de onder 1 en 2 (10/207412-22) ten laste gelegde feiten in het geding gevoegd: de heren [slachtoffer02] en [slachtoffer01] en V.O.F. [VOF01] .
[slachtoffer02] en [slachtoffer01] vorderen een vergoeding van € 1.512,00 aan materiële schade per persoon en een vergoeding van € 2.500,00 aan immateriële schade per persoon.
V.O.F. [VOF01] vordert een vergoeding van € 13.720,29 aan materiële schade en vergoeding van de advocaatkosten van € 2.420,00.
8.2.1.
Standpunt officier van justitie / verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vorderingen in zijn geheel toe te wijzen, inclusief de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
8.2.2.
Beoordeling
8.2.2.1.
[slachtoffer02] en [slachtoffer01]
De heren [achternaam01] hebben ieder persoonlijk verzocht om vergoeding van € 1.512,00 aan materiële schade, bestaande uit extra werkuren. Het is de rechtbank onvoldoende gebleken hoe deze schade rechtstreeks voortvloeit uit de bewezenverklaarde strafbare feiten. Nader onderzoek daarnaar in de strafzaak zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Dit deel van de vordering zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard en kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partijen door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Hoewel de rechtbank zonder meer kan volgen dat de plofkraak nare gevolgen voor het leven van de benadeelde partijen heeft gehad, ziet de rechtbank aanleiding om een lager bedrag dan gevorderd toe te wijzen. De rechtbank houdt er rekening mee dat de benadeelden ten tijde van de plofkraak niet aanwezig waren en geen lichamelijk letsel hebben opgelopen en dat niet gebleken is van behandeling van psychische klachten. De rechtbank heeft ook gekeken naar vergelijkbare gevallen. De rechtbank stelt deze schade naar billijkheid vast op € 1.000,00 per persoon. De benadeelde partijen zullen voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vordering. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022.
Nu een deel van de vordering zal worden toegewezen en de benadeelde partijen in het resterende deel niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden begroot op
nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.2.2.
V.O.F. [VOF01]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij V.O.F. [VOF01] door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dat deel van de vordering tot schadevergoeding voldoende is onderbouwd en de verdediging zich refereert, zal de vordering van de materiële schade in zijn geheel worden toegewezen tot het bedrag van € 13.720,29.
De benadeelde partijen hebben gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022.
Nu de vordering zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 792,00 (2 punten x € 396,00 volgens het liquidatietarief kanton) en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.3.
[benadeelde02]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: mevrouw [benadeelde02] ter zake van het onder 10/324201-21 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 5.518,43 aan materiële schade.
8.3.1.
Standpunt officier van justitie / verdediging
De officier van justitie en de verdediging hebben zich beiden op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de gevorderde schade geen rechtstreeks gevolg is van het witwassen.
8.3.2.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard nu niet is komen vast te staan dat de schade waarvan vergoeding wordt gevorderd rechtstreeks verband houdt met het bewezen verklaarde feit. De schade die door mevrouw [benadeelde02] wordt gevorderd, is namelijk het rechtstreekse gevolg van oplichting en niet van witwassen, het strafbare feit dat ten aanzien van de verdachte bewezen wordt verklaard. De vordering kan daarom slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [bedrijf01] B.V. een schadevergoeding betalen van € 2.489,03, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
De verdachte moet de benadeelde partij V.O.F. [VOF01] een schadevergoeding betalen van € 13.720,29, vermeerderd met de wettelijke rente en de advocaatkosten van
€ 792,00.
De verdachte moet de benadeelde partijen [slachtoffer02] en [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van € 1.000,00 per persoon, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 juli 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag is de verdachte ter zake van oplichting, poging tot oplichting en opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 4 weken, waarvan 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 3 maart 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie / verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering ten uitvoer te leggen nu de verdachte zich tijdens de proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit.
De verdediging heeft verzocht de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen. Het feit waarvoor de verdachte destijds veroordeeld was, zag op dezelfde periode en die feiten hadden tegelijk afgedaan kunnen worden. Nu is artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55, 57, 63, 157, 311 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart het aanzien van alle ten laste gelegde feiten het medeplegen niet bewezen en spreekt de verdachte daarvan partieel vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 10/207412-22 feiten 1 en 2 en het onder 10/324201-21 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
6 (zes) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met betrokkene opnemen voor de eerste afspraak;
veroordeelde werkt mee aan diagnostiek en laat zich behandelen bij forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling richt zich onder andere op het voorkomen van recidive. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen, welke instelling is te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het hebben en houden van een zinvolle dagbesteding. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling.
Veroordeelde heeft de inspanningsverplichting tot het op orde hebben van zijn financiën. Hij beschikt over een (convenant)bankrekening, heeft een inkomen en betaalt zijn schulden en openstaande boetes. Zo nodig met hulp van een daartoe aangewezen instelling, dit ter beoordeling van de reclassering. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen van die instelling.
Het middelengebruik van veroordeelde blijft tijdens het reclasseringstoezicht een onderwerp van gesprek.
Indien tijdens het toezicht blijkt dat andere interventies nodig zijn om de sociaal-maatschappelijke situatie van veroordeelde te verbeteren, is hij verplicht om hieraan zijn medewerking te verlenen. Hierbij kan gedacht worden aan het inzetten van hulp bij praktische zaken of inzet op het middelengebruik van veroordeelde mocht hier aanleiding toe zijn.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
verklaart de
benadeelde partij [benadeelde02]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de
benadeelde partij [bedrijf01] B.V.,te betalen een bedrag van
€ 2.489,03 (zegge: tweeduizend en vierhonderdnegenentachtig euro en drie cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [bedrijf01] B.V. te betalen een bedrag van
€ 2.489,03, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 2.489,03niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
34 (vierendertig) dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij V.O.F. [VOF01]te betalen een bedrag van
€ 13.720,29 (zegge: dertienduizend zevenhonderdtwintig euro en negenentwintig cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de
proceskostendoor de benadeelde partij V.O.F. [VOF01] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op
€ 792,00aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partijen [slachtoffer02] , [slachtoffer01]te betalen een bedrag van
€ 1.000,00 (zegge: duizend euro)per persoon, bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partijen gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte van
2 (twee) wekenvan de bij vonnis van 12 juli 2021 van de politierechter van de rechtbank Den Haag aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10/207412-22
1
hij op of omstreeks 15 augustus 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk een ontploffing teweeg heeft gebracht door bij een pand (gelegen aan de [adres02] ) een of meerdere explosieven, althans een explosieve lading, (op
het rolluik) aan te brengen en/of te plaatsen en/of (vervolgens) die explosieven tot ontploffing te brengen en/of te laten brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor
dat pand en/of de in dat pand aanwezige inventaris/goederen en/of de nabij gelegen panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar of
gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een of meer bewoners van boven-/omliggende woningen en/of (toevallige) voorbijgangers, in elk geval gevaar voor
levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen, te duchten was;
(art 157 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 157 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 15 augustus 2022 te Oud-Beijerland, gemeente Hoeksche Waard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote)
hoeveelheid sieraden en/of horloge(s) (onder andere van de merken Bering, Bulova en Ti Sento), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen sieraden/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van
braak en/of verbreking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
10/324201-21
hij op of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 te Tielt, België en/of te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans éénmaal
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal €5518,43, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meerdere onbekend gebleven personen
op of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 te Tielt, België en/of te Vlaardingen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(telkens) van (een) voorwerp(en), te weten (een) geldbedrag(en) van in totaal €5518,43, althans enig geldbedrag
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of
- heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende was en/of
- heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of heeft omgezet en/of
- gebruik heeft gemaakt,
terwijl zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die voorwerp(en) en/of geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig (eigen) misdrijf,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks de periode van 23 september 2020 tot en met 24 september 2020 te Tielt, België en/of te Vlaardingen, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, door aan die onbekend gebleven personen/persoon (meermalen) zijn, verdachtes, bankpas en/of pincode en/of bankrekeningnummer (mee) te geven en/of ter beschikking te stellen;
(art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)