ECLI:NL:RBROT:2023:3401

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
10/202710-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van poging moord en doodslag, veroordeling voor mishandeling met bijzondere voorwaarden en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die werd beschuldigd van poging tot moord, poging tot doodslag en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot moord en doodslag, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk de dood van het slachtoffer heeft willen veroorzaken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de aangeefster, met wie hij als buurman een relatie had, op 11 augustus 2022 in zijn woning in Zwijndrecht in een wurggreep heeft gehouden, waardoor zij enige tijd geen lucht kreeg. Dit gedrag werd wel als mishandeling bewezen verklaard. De verdachte werd in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat werd onderbouwd door psychologische rapportages die wezen op een depressieve stoornis en andere psychische problemen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 396 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht en opname in een zorginstelling. Daarnaast werd een schadevergoeding aan de benadeelde partij toegewezen van € 4.903,04, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/202710-22
Datum uitspraak: 23 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in
de Penitentiaire Inrichting Alphen aan den Rijn,
raadsman mr. F. van Schaik, advocaat te Berkel en Rodenrijs

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 9 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. S.S.S. Heinerman heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de primair ten laste gelegde poging tot moord;
  • bewezenverklaring van de subsidiair ten laste gelegde poging tot doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 540 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 324 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar met de bijzondere voorwaarden – kort gezegd - : een meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en een inspanningsverplichting tot het verkrijgen van een dagbesteding;
  • oplegging van de maatregel ex artikel 38v Wetboek van Strafrecht, bestaande uit een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer [slachtoffer01] voor de duur van 5 jaar, waarbij 1 week hechtenis opgelegd kan worden per overtreding, tot een maximum van 6 maanden, en de dadelijke uitvoerbaarheid van de maatregel.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt dat de tenlastegelegde poging tot doodslag bewezen kan worden. De verdachte heeft aangeefster 15 seconden of langer in een wurggreep gehouden. De kans is dan aanwezig dat iemand geen adem meer kan krijgen en hierdoor overlijdt. Verdachte heeft met zijn gedragingen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangeefster als gevolg van de wurggreep zou komen te overlijden. Hij heeft daarmee voorwaardelijk opzet gehad op haar dood.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt dat de verdachte geen opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op de dood van aangeefster. Verdachte heeft vanaf zijn eerste verhoor bij de politie telkens verklaard dat hij het voornemen had om
suicide by copte plegen. Om dit te laten slagen, zou aangeefster in staat moeten zijn geweest om de politie te bellen. Als hij haar had gedood, zou dat niet mogelijk zijn geweest. Daarnaast was er, gelet op de psychische toestand van verdachte, geen sprake van kalm beraad en rustig overleg en dus niet van voorbedachte rade. Wel heeft de verdachte bekend dat hij met zijn arm de keel van aangeefster dicht heeft geknepen. De subsidiair tenlastegelegde poging tot zware mishandeling kan derhalve wel bewezen worden verklaard.
4.1.3.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van het dossier en het verhandelde ter zitting als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op 11 augustus 2022 heeft de verdachte aan aangeefster gevraagd om met hem zijn woning in te gaan omdat een kat ergens in huis vast zou zitten. Aangeefster is met hem de woning ingegaan, waarna verdachte de deur dicht deed. Vervolgens heeft de verdachte aangeefster met kracht van achteren bij haar keel vastgepakt, zijn arm om haar nek gebracht en gehouden en vervolgens met zijn arm kracht uitgeoefend op haar nek. Aangeefster kreeg hierdoor gedurende een periode van minstens 15 seconden geen lucht. Er ontstond een worsteling en aangeefster is op een gegeven moment losgekomen, is de woning uit gevlucht en heeft de politie gebeld.
De vraag is of deze gedragingen een poging tot moord, poging tot doodslag, poging tot zware mishandeling of een mishandeling opleveren. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de poging moord niet kan worden bewezen. De verdachte zal daarvan zonder verdere motivering worden vrijgesproken.
Anders dan de officier van justitie stelt, acht de rechtbank ook de poging tot doodslag niet bewezen. Voor een bewezenverklaring van een poging tot doodslag is allereerst de vraag van belang of de kans aanwezig was dat aangeefster door het handelen van verdachte zou komen te overlijden. Zowel aangeefster als verdachte hebben verklaard dat verdachte één arm om de nek van aangeefster heeft gebracht en met zijn elleboog haar keel heeft dichtgedrukt. Uit het dossier blijkt niet hoe lang dit heeft geduurd. Aangeefster heeft verklaard dat dit minuten zijn geweest, verdachte heeft verklaard dat dit 15 seconden of langer was. Uit de beschrijving van de wurggreep en de tijdsduur ervan volgt voor de rechtbank niet zonder meer dat er een kans was dat aangeefster door deze specifieke gedragingen zou kunnen komen te overlijden. In het dossier bevindt zich geen informatie waaruit de kans kan worden afgeleid dat iemand kan komen te overlijden, wanneer een arm om diens hals wordt geslagen en gedrukt. Ook is geen sprake van een feit van algemene bekendheid dat door dergelijk handelen de dood kan intreden. Daarnaast ziet de rechtbank onvoldoende aanwijzingen in het dossier dat verdachte deze kans willens en wetens zou hebben aanvaard. De verdachte zal daarom ook van de poging doodslag worden vrijgesproken.
Ook ziet de rechtbank, anders dan de verdediging, onvoldoende bewijs voor een poging tot zware mishandeling. Uit het dossier blijkt niet welk zwaar lichamelijk letsel verdachte aangeefster – door zo te handelen – toe had willen brengen en evenmin of hij daartoe bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard.
Wel acht de rechtbank het meest subsidiaire, te weten de mishandeling, wettig en overtuigend bewezen. De verdachte heeft de keel van aangeefster dichtgeknepen waardoor zij enige tijd geen lucht kreeg en pijn en letsel heeft bekomen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 11 augustus 2022 te Zwijndrecht,
[slachtoffer01] heeft mishandeld door die [slachtoffer01] (met kracht van achteren) bij haar keel vast te pakken en
zijn arm om haar nek te
brengen en houden en (vervolgens) met zijn arm kracht uit te oefenen op haar nek/keel, waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg en pijn en letsel heeft bekomen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
-
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling door aangeefster in een wurggreep te nemen en gedurende enige tijd te houden. Verdachte heeft daarmee niet alleen het slachtoffer pijn gedaan en haar lichamelijke integriteit aangetast, maar haar ook angst aangejaagd. Dit wordt versterkt door het feit dat slachtoffer en verdachte elkaar als buren al jaren kenden en hij het slachtoffer uit het niets heeft aangevallen. Uit de verklaring van het slachtoffer blijkt dat zij heel erg bang is geweest en nog steeds te kampen heeft met de psychische gevolgen van het feit. Daarnaast worden door dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving versterkt. De rechtbank weegt dit alles mee in de strafmaat.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 26 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog mr. drs. [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 14 november 2022. De psycholoog heeft geconcludeerd dat er bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, een gegeneraliseerde angststoornis en een vermijdende persoonlijkheidsstoornis. Deze problematiek speelde ook ten tijde van het bewezen-verklaarde strafbare feit en lijkt het handelen van de verdachte te hebben beïnvloed. Geadviseerd wordt daarom om het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Gelet op de psychische problematiek van verdachte is een klinische behandeling geïndiceerd.
Reclassering Nederland heeft meerdere rapportages over de verdachte opgemaakt, waarvan de laatste dateert van 26 januari 2023. De reclassering sluit daarbij aan bij het advies van de psycholoog en adviseert om aan de verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, opname in een zorginstelling, een ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een inspannings-verplichting tot het verkrijgen van een dagbesteding en een contact- en locatieverbod met betrekking tot het slachtoffer. Daarnaast adviseert zij de genoemde voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages en heeft deze ook ter zitting met de verdachte besproken. De verdachte heeft aangegeven zich te kunnen vinden in de conclusies en is bereid om een behandeling te ondergaan en zich aan alle genoemde voorwaarden te houden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psycholoog gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekenings-vatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht om bij oplegging van een gevangenisstraf het onvoorwaardelijke gedeelte omstreeks 15 maart 2023 te laten eindigen, zodat verdachte aansluitend opgenomen kan worden. Ten aanzien van het geadviseerde locatieverbod verzoekt de verdediging er rekening mee te houden dat verdachtes moeder daar woont en het onderhouden van contacten met haar van belang is voor zijn ontwikkeling.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank acht het daarbij wenselijk dat verdachte behandeld wordt voor zijn psychische problematiek en op korte termijn een start kan maken met zijn behandeling. De officier van justitie heeft ter terechtzitting meegedeeld dat de verdachte op 15 maart 2023 kan worden opgenomen op de Forensisch Psychiatrische Afdeling van Fivoor. De rechtbank zal daarom een gecombineerde voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, waarvan het onvoorwaardelijk gedeelte op 15 maart 2023 zal eindigen, zodat verdachte direct aansluitend aan zijn detentie kan worden opgenomen.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden en het op te leggen reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten wordt aan de verdachte de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de duur van twee jaren opgelegd, inhoudende een gebiedsgebod voor het adres van slachtoffer en de tuin en de woning van de moeder van slachtoffer en een contactverbod met het slachtoffer.
Nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens personen wordt bevolen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] ter zake van het tenlastegelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.848,02 aan materiële schade en een vergoeding van € 3.000,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de gevorderde schade voor vergoeding in aanmerking komt en in zijn geheel toegewezen dient te worden, inclusief de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering in overwegende mate kan worden toegewezen. Ten aanzien van de bewakingscamera en de bokstrainingen ontbreekt volgens de verdediging echter het causale verband met het strafbare feit. Deze twee posten dienen daarom afgewezen te worden.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht, zal de rechtbank de gevorderde schadevergoeding voor zover voldoende onderbouwd door de benadeelde partij en niet betwist door de verdachte toewijzen.
De rechtbank zal de kosten van de bewakingscamera van € 49,99 en de kosten van twee bokstrainingen van in totaal € 22,00 echter afwijzen. Bij gebreke van een feitelijke nadere toelichting kunnen de kosten van de camera naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als aan de benadeelde partij rechtstreeks door het bewezen verklaarde feit toegebrachte schade. Ten aanzien van de bokstrainingen ziet de rechtbank dat verband wel. Dat dit een vorm van beperking van het psychisch letsel is, komt de rechtbank niet onaannemelijk voor. Echter is slechts één bokstraining onderbouwd met een factuur. De overige twee trainingen zijn niet onderbouwd. Het is de rechtbank derhalve niet gebleken dat de benadeelde aan meerdere trainingen heeft deelgenomen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. De verdachte betwist dat ook niet. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 3.000,00, zodat de vordering zal worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 11 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt
– omdat niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komend kosten tot op heden begroot op nihil – en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 4.903,04 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de primair ten laste gelegde poging moord/doodslag en de subsidiair ten laste gelegde poging zware mishandeling heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de meer subsidiair ten laste gelegde mishandeling, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte (ook) daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 396 dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte van
180 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
veroordeelde meldt zich na het ingaan van de proeftijd bij Reclassering Nederland op het adres [adres02] , [postcode02] [plaats02] of op de locatie alwaar hij op dat moment klinisch is opgenomen. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
veroordeelde laat zich opnemen bij de Forensische Psychiatrische Afdeling (FPA) van Fivoor, locatie Rotterdam-Rijnmond of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt veroordeelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
3. veroordeelde laat zich behandelen door de forensische polikliniek Fivoor of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start na de klinische opname. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
4. Indien daartoe aanleiding is bij een verslechtering van het psychiatrisch ziektebeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de veroordeelde zich laten opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
indien geïndiceerd zal veroordeelde meewerken aan een intakegesprek bij een voor hem passende woonvoorziening. Wanneer hij geaccepteerd wordt voor plaatsing, verblijft veroordeelde bij deze instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
5. veroordeelde spant zich in voor het verkrijgen van een structurele dagbesteding c.q. activerende begeleiding, rekening houdend met zijn psychische beperkingen.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid voor de
duur van 2 (twee) jaren, inhoudende dat de veroordeelde wordt bevolen:
1. zich niet op te houden in de [adres03] te [plaats01] en de woning en tuin gelegen aan het adres [adres04] te [plaats01] , gedurende twee jaar na heden;
2. zich te onthouden van direct of indirect contact met [slachtoffer01] , geboren op [geboortedatum02] 1990, gedurende twee jaar na heden;
bepaalt dat voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan
vervangende hechteniswordt toegepast voor de duur van
1 (één) week, met een totale duur van ten hoogste
6 (zes) maanden;
beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [slachtoffer01], te betalen een bedrag van
€ 4.903,04 (zegge: vierduizend negenhonderdendrie euro en vier cent), bestaande uit € 1.903,04 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 4.903,04, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 4.903,04niet mogelijk blijkt, gijzeling kan worden toegepast voor de duur van
59 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Zwaneveld, voorzitter,
en mr. I. Bouter en mr. M.J.C. Spoormaker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. T.W. Veldhoen-Flier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Zwijndrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven te beroven, met dat
opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, (bij) die [slachtoffer01] (met kracht van achteren) bij de keel heeft vastgepakt en/of (vervolgens) (met kracht) de keel
van die [slachtoffer01] met twee handen heeft dichtgeknepen, althans (met kracht) in de keel heeft geknepen en/of is blijven knijpen en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer01] heeft gebracht en gehouden en/of (vervolgens) met zijn arm kracht heeft uitgeoefend op de nek/keel van die [slachtoffer01] (waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 289 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Zwijndrecht,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer01] opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade zwaar lichamelijk
letsel toe te brengen met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg (bij) die [slachtoffer01] (met kracht van achteren) bij de keel heeft vastgepakt en/of
(vervolgens) (met kracht) de keel van die [slachtoffer01] met twee handen heeft dichtgeknepen, althans (met kracht) in de keel heeft geknepen en/of is blijven
knijpen en/of zijn arm om de nek van die [slachtoffer01] heeft gebracht en gehouden en/of (vervolgens) met zijn arm kracht heeft uitgeoefend op de nek/keel van die [slachtoffer01] (waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 45 lid 1 Sr (art 303 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 11 augustus 2022 te Zwijndrecht,
al dan niet met voorbedachte rade [slachtoffer01] heeft mishandeld door (bij) die [slachtoffer01] (met kracht van achteren) bij haar keel vast te pakken en/of
(vervolgens) (met kracht) haar keel met twee handen dicht te knijpen, althans (met kracht) in de keel te knijpen en/of te blijven knijpen en/of zijn arm om haar nek te
brengen en houden en/of (vervolgens) met zijn arm kracht uit te oefenen op haar nek/keel, waardoor die [slachtoffer01] geen lucht meer kreeg en/of pijn en/of letsel heeft ondervonden en/of bekomen;
(art 301 lid 1 Wetboek van Strafrecht)