In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het voorhanden hebben van 475 kg cocaïne. De verdachte, geboren in 1970 en ingeschreven op een adres in Zoetermeer, had zijn loods beschikbaar gesteld voor het stallen en lossen van een container met cocaïne. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 6,5 jaar, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de wetenschap van de verdachte over de cocaïne in de container. De rechtbank concludeerde dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij de handelingen rondom de container en dat hij op de hoogte was van de lading. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, met aftrek van voorarrest, waarbij de rechtbank rekening hield met de overschrijding van de redelijke termijn van het proces. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet, en dat er geen feiten of omstandigheden waren die de strafbaarheid uitsloten. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de negatieve impact van drugshandel op de samenleving.