ECLI:NL:RBROT:2023:3399

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
24 april 2023
Zaaknummer
C/10/655423 / JE RK 23-730
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige in het belang van verzorging en opvoeding

In deze zaak heeft de kinderrechter op 14 april 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 29 maart 2023 een verzoek ingediend voor een machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige bij de vader, voor de duur van zes maanden. Dit verzoek is gedaan in het kader van de ondertoezichtstelling die op 8 september 2022 is ingegaan en die loopt tot 8 september 2023.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder van [voornaam minderjarige01] momenteel niet in staat is om voor haar te zorgen. De moeder is op 10 maart 2023 in een kritieke toestand aangetroffen en verblijft sindsdien op een gesloten psychiatrische afdeling. De vader heeft de zorg voor [voornaam minderjarige01] op zich genomen en de kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de minderjarige is om haar bij de vader te laten verblijven. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met de mogelijkheid om de omgang tussen de moeder en de minderjarige te onderzoeken.

De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 24 april 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en andere belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/655423 / JE RK 23-730
datum uitspraak: 14 april 2023

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond ,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam ,
betreffende

[minderjarige01] , geboren op [geboortedatum01] 2017 te [geboorteplaats01] ,

hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] , hierna te noemen de moeder,

wonende te [woonplaats01 1] ,

[vader01] , hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats01 2] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 29 maart 2023, ingekomen bij de griffie op
31 maart 2023;
- een verzendbericht van de GI met bijlage van 5 april 2023, ingekomen bij de griffie op
5 april 2023.
Op 14 april 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de vader,
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten mw. [naam01] .
Opgeroepen en niet verschenen is:
- de moeder.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
De hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] is bij de moeder. Momenteel verblijft [voornaam minderjarige01] bij de vader.
Bij beschikking van 8 september 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld met ingang van
8 september 2022 tot 8 september 2023.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader verzocht voor de duur van zes maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

De standpunten

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Medio maart 2023 heeft de moeder [voornaam minderjarige01] niet van school opgehaald. De politie heeft de moeder in haar woning bebloed in bad aangetroffen en is nog bezig met het onderzoek naar aanleiding hiervan. De moeder is in het ziekenhuis opgenomen geweest, waar zij eenmaal is weggelopen. Ook is zij een keer aangetroffen in het café in de buurt van de woning van de vader. Momenteel verblijft de moeder op een gesloten psychiatrische afdeling bij de GGZ-instelling Antes en haar situatie is kritiek. Vanuit Antes wordt op dit moment aangegeven dat [voornaam minderjarige01] en de moeder nog geen omgang met elkaar hebben. Het is wel van belang dat de komende periode een bezoekregeling tussen hen wordt vastgesteld. Deze regeling moet echter niet te belastend zijn voor [voornaam minderjarige01] en de moeder.
Vanaf het voorval heeft de vader de opvoeding van [voornaam minderjarige01] op zich genomen. Volgens de vader heeft [voornaam minderjarige01] aangegeven dat zij de moeder in maart 2023 heeft zien liggen. Naar aanleiding van het kindgesprek van de politie met [voornaam minderjarige01] is dit echter niet gebleken. De jeugdbeschermer heeft [voornaam minderjarige01] nog niet zelf gesproken, omdat zij het politieonderzoek niet wil verstoren.
Er is ambulante spoedhulp ( ASH ) in de thuissituatie bij de vader ingezet, waaraan de vader positief heeft meegewerkt. Er zijn op dit moment geen zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] . Het is echter niet uit te sluiten dat door de situatie gedragsveranderingen bij haar kunnen ontstaan op de langere termijn.
De komende zes maanden zal worden onderzocht of [voornaam minderjarige01] weer bij de moeder terug geplaatst kan worden. Ook zal de mogelijkheid van taxivervoer worden onderzocht zodat de vader [voornaam minderjarige01] niet naar school hoeft te brengen. Dit vraagt immers veel van hem. Het is echter niet in het belang van [voornaam minderjarige01] om haar van school te laten wisselen, zoals de vader ter zitting heeft aangevoerd.
De vader heeft ter zitting verklaard dat hij het eens is met het verzoek van de GI. Wel heeft de vader aandacht gevraagd voor het volgende. [voornaam minderjarige01] heeft aangegeven dat zij de moeder in maart 2023 heeft zien liggen. Dit is een traumatische gebeurtenis voor [voornaam minderjarige01] geweest.
De vader brengt [voornaam minderjarige01] vanuit zijn woonplaats naar school. De reistijd is echter voor hen erg belastend. Daarom wil de vader [voornaam minderjarige01] van school laten wisselen zodat zij in zijn woonplaats naar de school kan gaan, waar zij eerder ook al onderwijs heeft gevolgd.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat de moeder momenteel niet in staat is om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] op zich te nemen. Op 10 maart 2023 is de moeder in haar woning bebloed en met ernstig letsel aangetroffen. Zij was niet meer in staat om voor [voornaam minderjarige01] te zorgen. De moeder is met hersenletsel naar het ziekenhuis gebracht. Momenteel verblijft de moeder in een kritieke toestand op een gesloten psychiatrische afdeling bij de GGZ-instelling Antes .
Sinds het voorval verblijft [voornaam minderjarige01] bij de vader. Dit lijkt goed te gaan. De komende periode zal de GI de mogelijkheden van de omgang tussen [voornaam minderjarige01] en de moeder onderzoeken en of de moeder weer in staat is om de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] op zich te nemen.
Nu de hoofdverblijfplaats van [voornaam minderjarige01] bij de moeder is bepaald en zij momenteel bij de vader verblijft, is de kinderrechter gelet op al voorgaande van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). Daarbij geeft de kinderrechter toepassing aan het bepaalde in artikel 1:265a van het Burgerlijk Wetboek waarin is bepaald dat plaatsing van een onder toezicht staande minderjarige gedurende dag en nacht buiten het gezin uitsluitend met een machtiging tot uithuisplaatsing geschiedt.
De GI heeft verzocht om een machtiging uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden. Deze machtiging kan echter niet langer dan voor de duur van de ondertoezichtstelling worden verleend. Daarom zal de kinderrechter de machtiging uithuisplaatsing verlenen tot 8 september 2023 en het verzoek voor het overig verzochte afwijzen.

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de vader met ingang van
14 april 2023 tot 8 september 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 14 april 2023 door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa en
mr. K.F.G. van Leeuwen als griffiers.
Griffier mr. K.F.G. van Leeuwen is buiten staat deze beschikking mede te ondertekenen.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 24 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.