ECLI:NL:RBROT:2023:337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
23 januari 2023
Zaaknummer
649354 / HA RK 22-1272
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in strafzaak tegen verzoeker

Op 19 januari 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam een wrakingsverzoek afgewezen dat was ingediend door een verzoeker in een strafzaak. Het verzoeker was in een strafzaak aangeklaagd, waarbij de officier van justitie zijn tenlastelegging had gebaseerd op de inhoud van het dossier. Tijdens de terechtzitting op 8 december 2022 stelde de rechter een vraag aan de verzoeker over zijn aanwezigheid bij een container, wat leidde tot de wraking. De verzoeker en zijn raadsman voerden aan dat de vraagstelling van de rechter impliceerde dat deze al een oordeel had gevormd over de aanwezigheid van de verzoeker bij de container, wat de onpartijdigheid van de rechter in gevaar zou brengen.

De wrakingskamer heeft de procedure en de argumenten van de verzoeker beoordeeld. Het oordeel van de wrakingskamer was dat de omstandigheden die door de verzoeker waren aangevoerd geen aanwijzing gaven voor een gebrek aan onpartijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de vraag van de rechter niet impliceerde dat hij al een vaststaand oordeel had over de aanwezigheid van de verzoeker bij de container. De wrakingskamer oordeelde dat het verzoek ongegrond was en wees het af. De beslissing werd genomen door de rechters, met mr. M.G.L. de Vette als oudste rechter, en werd in het openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/649354 / HA RK 22-1272
Beslissing van 19 januari 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
hierna te noemen: verzoeker,
raadsman mr. B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam,
strekkende tot de wraking van
mr. W.M. Stolk,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de strafzaak tegen verzoeker. Deze strafzaak heeft het parketnummer 10/217077-22. Het dossier van deze strafzaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting op 8 december 2022 in de hiervoor onder 1.1. genoemde zaak, waarin het mondeling wrakingsverzoek en de gronden daarvan zijn vermeld;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 29 december 2022.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zijn verschenen:
  • verzoeker en zijn hiervoor genoemde raadsman;
  • de rechter en
  • officier van justitie mr. M.A.A. Smetsers.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft het volgende aan zijn verzoek ten grondslag gelegd.
Aan het begin van het onderzoek ter terechtzitting op 8 december 2022 heeft de rechter in zijn hoedanigheid van voorzitter van de meervoudige strafkamer aan verzoeker meegedeeld: “Op 24 augustus, twee dagen voordat u werd aangehouden, heeft de douane op röntgenbeelden een afwijking gezien in de container met het nummer eindigend op 665. Voor alle duidelijkheid, daar waar ik spreek over de container, bedoel ik de container eindigend op dat nummer. In de container worden vervolgens achter een inspectieluik pakketten gezien met zwarte tape omwikkeld. Die worden getest en het blijkt cocaïne. Een terugplaatsmonster is in de container teruggelegd, en faciliteiten om geluid en beeld op te vangen zijn aangebracht. Op 26 augustus 2022 bent u op het haventerrein aangehouden. U bent daarover gehoord. Kunt u iets zeggen over uw aanwezigheid bij die container?”
Na een korte schorsing heeft de raadsman van verzoeker de rechter gewraakt omdat het voor de verdediging van cruciaal belang is of verzoeker al dan niet aanwezig is geweest bij de container. Door de vraagstelling van de voorzitter blijkt dat er geen sprake is van een onpartijdige rechtbank.
Ter zitting van de wrakingskamer is het wrakingsverzoek toegelicht. Daarbij is naar voren gebracht dat voor de beoordeling van de vraag of het ten laste gelegde feit kan worden bewezen cruciaal is de vraag of verzoeker bij de container aanwezig is geweest. Door het stellen van deze vraag impliceert de rechter dat hij er van uitgaat dat verzoeker daar is geweest. Verzoeker is aangetroffen op een terrein met containers. Was verzoeker één van de mannen bij de bewuste container, of niet? Daar draait het om in de strafzaak. In het hele dossier is geen enkel bewijsmiddel te vinden waarin wordt gezegd dat verzoeker bij de container is geweest. De enige, die ronduit beweert dat verzoeker bij de container is geweest, is de rechter.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.
2.3.
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot afwijzing van het verzoek.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid. Uit de wet volgt dat de verzoeker die concrete omstandigheden moet aanvoeren en wel zodra deze aan hem bekend zijn geworden.
3.2.
De omstandigheden die verzoeker heeft aangevoerd bieden geen aanwijzing voor het oordeel dat de rechter door zijn persoonlijke instelling en overtuiging niet onpartijdig is.
3.3.
Vervolgens moet worden onderzocht of de aangevoerde omstandigheden, voor zover aannemelijk geworden, toch een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat de door verzoeker geuite vrees dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert - objectief - gerechtvaardigd is. Hierbij is de opvatting van verzoeker van belang, maar is deze niet doorslaggevend.
3.4.
De wrakingskamer is van oordeel dat dit niet het geval is.
De inhoud van het dossier van de strafzaak tegen verzoeker als verdachte geeft aanleiding te denken dat verzoeker en een andere persoon op 26 augustus 2022 op het empty-depot terrein van Med-repair aan de Smirnoffweg 20 te Rotterdam waren en wel in enige vorm van nabijheid tot de bewuste container. De officier van justitie heeft op de inhoud van dat dossier zijn tenlastelegging gebaseerd en de meervoudige strafkamer was – onder voorzitterschap van de rechter – ter terechtzitting van 8 december 2022 gehouden die verdenking te onderzoeken. In dat kader moet het door de rechter stellen van de vraag worden bezien.
3.5.
Voorstelbaar is dat de rechter de bewuste vraag anders had kunnen inleiden of anders had kunnen formuleren. Maar uit het enkel aan verzoeker stellen van de vraag: “Kunt u iets zeggen over uw aanwezigheid bij die container?” blijkt naar het oordeel van de wrakingskamer niet en kan ook niet worden afgeleid dat voor de rechter reeds vast stond dat verzoeker bij de container aanwezig is geweest. Evenmin blijkt uit het stellen van de vraag dat de rechter zich ten aanzien van die eventuele aanwezigheid – in welke vorm dan ook – een vaststaand oordeel had gevormd, dat in de verdere loop van het onderzoek ter terechtzitting niet meer zou kunnen veranderen. Immers, verzoeker had op die vraag bijvoorbeeld ontkennend kunnen antwoorden, hij had zich kunnen beroepen op zijn zwijgrecht of hij had kunnen antwoorden dat er nooit sprake is geweest van die aanwezigheid.
3.6.
Het verzoek is ongegrond en wordt afgewezen.

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.P. Hameete, voorzitter, mr. M.G.L. de Vette en
mr. W.J.M. Diekman, rechters.
Bij afwezigheid van de voorzitter is deze beslissing door mr. M.G.L. de Vette in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier en door hen ondertekend.
de griffier de oudste rechter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.