ECLI:NL:RBROT:2023:3336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10.313772.22 / TUL VV: 10/136707-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meerdere diefstallen in supermarkten met geweld tegen kassamedewerkers

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 maart 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Polen in 1982, die meerdere diefstallen heeft gepleegd in verschillende supermarkten. De verdachte had een vaste modus operandi waarbij hij, zodra de kassalade openging, snel naar de biljetten greep. Dit gedrag heeft veel angst veroorzaakt bij de kassamedewerkers. Tijdens de terechtzitting toonde de verdachte oprecht berouw en gaf aan afgekickt te zijn van zijn heroïneverslaving, die de aanleiding was voor zijn strafbare handelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 weken en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf toegewezen.

De feiten die aan de verdachte zijn ten laste gelegd, omvatten diefstallen op 12, 16, 18 en 24 november 2022, waarbij hij in totaal een aanzienlijk geldbedrag heeft weggenomen van de Albert Heijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met geweld, waarbij hij ook geweld heeft gebruikt tegen een kassamedewerker. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte meegewogen in de strafmaat. De verdachte heeft geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden, en de rechtbank heeft de bewezenverklaring van de feiten zonder nadere motivering vastgesteld.

De rechtbank heeft in haar overwegingen ook aandacht besteed aan de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn spijt en de wens om terug te keren naar Polen. Ondanks deze omstandigheden heeft de rechtbank geoordeeld dat de ernst van de feiten en de recidive een gevangenisstraf rechtvaardigen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten heeft gepleegd binnen de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.313772.22
Parketnummer vordering TUL VV: 10/136707-22
Datum uitspraak: 13 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Polen) op [geboortedatum01] 1982,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de penitentiaire inrichting Hoogvliet,
raadsman mr. M.E. Pennings, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 27 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. J.B. Uiterwijk, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest,
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/136707-22.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak.
Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 november 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
een geldbedrag van 280 EUR, dat geheel aan de Albert Heijn, toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, door
- de pols van die [slachtoffer01] vast te pakken en (vervolgens) weg te trekken, en
- de schouder van die [slachtoffer01] vast te pakken en (vervolgens) weg te duwen;
2.
hij op 12 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van 50 EUR, dat geheel aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op 16 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van 50 EUR, dat geheel aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4.
hij op 24 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van 300 EUR, dat geheel aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 1:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken
Feit 2, 3 en 4:
diefstal
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich in korte tijd schuldig gemaakt aan meerdere, zeer brutale diefstallen, waarvan één met gebruik van geweld. Het plegen van een diefstal in een supermarkt is op zich al een naar feit en zorgt niet alleen bij de slachtoffers voor angst, (financiële) overlast, ergernis en frustratie, maar ook bij de samenleving in zijn geheel. De verdachte is met het plan om te gaan stelen de supermarkten binnengegaan. Zodra de kassalade open ging, deed hij een greep in de lade en pakte zoveel bankbiljetten als mogelijk. De -vaak jonge- kassamedewerkers heeft hij hiermee enorm laten schrikken. Enkele van hen zijn zo geschrokken dat zij het kassawerk tijdelijk niet meer konden hervatten. In het bijzonder ondervindt slachtoffer [slachtoffer01] de gevolgen van het handelen van de verdachte, nu zij door zijn handelen pijn en letsel heeft opgelopen. De verdachte heeft haar vastgepakt en weggeduwd om bij de kassa te kunnen komen. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij zich op geen enkele wijze druk heeft gemaakt over de gevolgen van zijn handelen en enkel gericht is geweest op het eigenbelang om zo snel mogelijk geld te verschaffen, om zijn drugsverslaving te kunnen onderhouden.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft ter terechtzitting gezien en gehoord dat de verdachte inmiddels oprechte spijt heeft van zijn daden en gemotiveerd is om een andere weg in te slaan. Hij zegt te zijn afgekickt van zijn heroïneverslaving en dat hij na zijn vrijlating terug wil keren naar zijn familie in Polen. De raadsman van de verdachte brengt ter zitting naar voren dat de preventieve hechtenis zijn cliënt zwaar (zwaarder dan andere gedetineerden) valt, vanwege de taalbarrière en het niet ontvangen van bezoek. De rechtbank merkt op dat de verdachte als recidivist kan worden aangemerkt. Op zijn justitie documentatie is te zien dat de verdachte twee maanden voor het plegen van de huidige feiten, ook al was veroordeeld ter zake van meerdere winkeldiefstallen.
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting
De raadsman heeft in het kader van de strafmaat een beroep gedaan op artikel 40a van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, en stelt dat de verdachte nu hij geen rechtmatig verblijf heeft in Nederland, de penitentiaire inrichting eerder zou kunnen verlaten om terug naar Polen te gaan. De verdachte wenst aanspraak te maken op die regeling en heeft door het voorarrest zijn straf er dan al op zitten.
De rechtbank heeft acht geslagen op de genoemde regeling maar komt op basis van artikel 39 tot de conclusie dat een dergelijke beslissing niet aan de rechtbank toekomt. De verdachte kan zich, na zijn veroordeling, wenden tot de minister. De rechtbank zal hiermee daarom geen rekening houden bij het opleggen van een straf.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten en het feit dat er sprake is van recidive kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd en op de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daar is het uitgangspunt voor een diefstal met geweld een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden. De rechtbank acht de andere drie diefstallen zwaarder dan een eenvoudige winkeldiefstal, gelet op voorgaande overwegingen. Zoals vermeld is er daarbij ook sprake van recidive.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 2 september 2022 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van twee diefstallen veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 21 dagen, waarvan een gedeelte, groot 19 dagen, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 17 september 2022. De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf.
8.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57, 310 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) weken,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot
19 (negentien) dagen, van de bij vonnis van 2 september 2022 van de politierechter van deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. M.J.C. Spoormaker en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Hoebe, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 18 november 2022 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam
een geldbedrag van (in totaal) 280 EUR, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de
Albert Heijn, in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om
het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of
gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- de pols van die [slachtoffer01] vast te pakken en/of (vervolgens) weg te trekken, en/of
- de schouder van die [slachtoffer01] vast te pakken en/of (vervolgens) weg te duwen;
2
hij op of omstreeks 12 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 50 EUR, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 16 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 50 EUR, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich
wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij op of omstreeks 24 november 2022 te Rotterdam,
een geldbedrag van (in totaal) ongeveer 300 EUR, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele
aan de Albert Heijn toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich
wederrechtelijk toe te eigenen.