ECLI:NL:RBROT:2023:3324

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
21 april 2023
Zaaknummer
10/322725-22 en 10/022037-22 vordering TUL: 10/198006-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, professioneel vuurwerk en een gestolen motor

Op 14 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Curaçao, die op 19 december 2022 in Rotterdam werd aangehouden. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen, een grote hoeveelheid professioneel vuurwerk, consumentenvuurwerk en een gestolen motor. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in zijn woning en in een kelderbox een vuurwapen van het merk Glock, professioneel vuurwerk en consumentenvuurwerk had opgeslagen. Daarnaast werd in zijn woning een gestolen motor aangetroffen. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 15 maanden, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens werd een geldboete van € 1.000,- opgelegd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie en het voorhanden hebben van vuurwerk zonder vergunning. De verdachte werd vrijgesproken van enkele tenlastegelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn eerdere veroordelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/322725-22 en 10/022037-22 (gevoegd ttz)
Parketnummer vordering TUL: 10/198006-19
Datum uitspraak: 14 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren op Curaçao op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] 02, [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01],
raadsvrouw mr. K. Kuster, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.

2..Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de (gewijzigde) tenlasteleggingen zijn als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/322725-22:
  • vrijspraak van het onder 4 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 5 ten laste gelegde;
ten aanzien van de zaak met parketnummer 10/022037-22:
- bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden de voorwaarden zoals geadviseerd in het rapport van 26 januari 2023 met uitzondering van het locatiegebod, alsmede tot het betalen van een geldboete van € 10.650,- subsidiair 98 dagen vervangende hechtenis;
- tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 14 dagen in de zaak met parketnummer 10/198006-19.

4..Waardering van het bewijs

Parketnummer 10/322725-22

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering feit 4
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat dit feit niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 1, 2, 3 en 5
De feiten 1, 2 en 3 zijn door de verdachte bekend en zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De bewezenverklaring voor feit 5 volgt uit de bewijsmiddelen in het dossier die zijn genoemd in bijlage III, zodat ook dit feit zonder nadere bespreking bewezen zal worden verklaard.
Parketnummer 10/022037-22
4.3.
Vrijspraak feit 1
De verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 ten laste gelegde. Uit het dossier blijkt niet van enige wezenlijke bijdrage van de verdachte aan de poging tot diefstal van de scooter. Ook in het geval dat de medeverdachte bij deze poging betrokken was, kan niet worden vastgesteld dat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte was die was gericht op het stelen van de scooter, zodat het ten laste gelegde medeplegen niet bewezen kan worden.
4.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering feiten 2 en 3
De bewezenverklaring voor de feiten 2 en 3 volgt uit de bewijsmiddelen in het dossier die zijn genoemd in bijlage IV, zodat deze feiten zonder nadere bespreking bewezen zal worden verklaard.
Parketnummers 10/322725-22 en 10/022037-22
4.5.
Bewijsmiddelen/inhoud bewezenverklaring
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 5 (parketnummer 10/322725-22) ten laste gelegde en onder 2 en 3 (parketnummer 10/022037-22) ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage IV heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 (parketnummer 10/322725-22) ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/322725-22
1.
hij op 19 december 2022 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 27, kaliber .40 en bijbehorende munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten vijf kogelpatronen, merk S&W, kaliber .40
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 19 december 2022 te Rotterdam (in een woning gelegen aan de [adres02] en in een kelderbox behorende bij die woning en in een voertuig) opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 102 stuks knalvuurwerk (lijst III) (Cobra 6 2022) en
- 20 stuks knalvuurwerk (lijst III) (Pyrotechnic sound generator XL) en- 1500 gram enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Thunderking Titanium Thunder's) en- 1200 gram enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Super Thunder King) en- 2700 gram enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Asian Thunder) en/of
- 3000 gram knalstreng (lijst IIA) (Mandarin 4000) en- 3000 gram Romeinse kaarsen (lijst IIA) (Praskajici Kometry) en- 1000 gram Romeinse kaarsen (lijst IIA) (Magical Shots) en- 3950 gram knalvuurwerk (lijst IIA) (Black Widow) en
- 2720 gram knalvuurwerk (lijst IIA) (Biting Piranha)
heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 19 december 2022, te Rotterdam, opzettelijk vuurwerk, te weten ongeveer 31,46 kg consumentenvuurwerk, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, immers heeft hij, verdachte, dat vuurwerk in een kelderbox behorende bij
eenwoning
aan de [adres02]voorhanden gehad;
5.
hij op 19 december 2022 te Rotterdam, een motor (BMW type S1000RR) voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde het voorhanden krijgen van dit goed
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 10/022037-22
2.
hij, als degene die als bestuurder van een motorrijtuig betrokken was geweest bij een verkeersongeval dat had plaatsgevonden in Rotterdam op/aan/nabij de Heemraadsingel,
op 29 juni 2021, de (voornoemde) plaats van vorenbedoeld ongeval heeft verlaten, terwijl bij dat ongeval, naar hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden, aan een voertuig van de Eenheid Rotterdam, schade was toegebracht;
3.
hij op s 29 juni 2021 te Rotterdam, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie I onder 3º van de Wet wapens en munitie, te weten een boksbeugel voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/322725-22
1.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie III,
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
2.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
3.
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan;
5.
schuldheling.
Parketnummer 10/022037-22
2.
overtreding van artikel 7, eerste lid, onderdeel b van de Wegenverkeerswet 1994;
3.
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
Naar aanleiding van een melding dat de verdachte over een vuurwapen zou beschikken werd de woning waar de verdachte verbleef, doorzocht. Tijdens die doorzoeking werd ook daadwerkelijk een geladen vuurwapen gevonden.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen is een ernstig strafbaar feit, omdat het onbevoegd bezit daarvan een onaanvaardbaar risico met zich brengt voor de veiligheid van personen. Vuurwapenbezit leidt meer dan eens tot vuurwapengebruik.
Daarnaast werden in de woning, in de kelderbox behorende tot de woning en in de auto van de verdachte een (grote) hoeveelheid professioneel vuurwerk en consumentenvuurwerk aangetroffen. De wijze van voorhanden hebben en opslag van dat vuurwerk leidt, gelet op de aard en de hoeveelheid van met name het professionele vuurwerk, tot een hoge mate van gevaarzetting in de vorm van ontploffingsgevaar. De officier van justitie heeft ter zitting het gevaar benadrukt door er onder andere op te wijzen dat het effect van vuurwerk genaamd Cobra, gelijk staat aan het effect van een handgranaat. Door aldus te handelen heeft de verdachte een onverantwoord risico in het leven geroepen voor de veiligheid en gezondheid van personen in de woning en in de directe omgeving van die woning.
Tot slot stond in de woonkamer een gestolen motor. De verdachte heeft hierdoor geprofiteerd van een misdrijf dat is gepleegd. Deze feiten bevorderen het plegen van diefstallen en leiden tot schade bij de slachtoffers.
De verdachte heeft zich tevens schuldig gemaakt aan het verlaten van de plaats van een aanrijding met een politievoertuig na een achtervolging en aan het voorhanden hebben van een boksbeugel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor strafbare feiten waaronder heling.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft met het oog op de raadkamerzitting een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 januari 2023. Omdat de verdachte zich op dat moment nog op zijn zwijgrecht beriep en vanwege het ontbreken van een volledig beeld van een aantal leefgebieden zoals sociaal netwerk, psychosociaal functioneren en houding kon er door de reclassering geen concrete inschatting van de kans op herhaling worden gemaakt.
Uit het onderzoek kwamen wel problemen naar voren op het gebied van dagbesteding.
De verdachte toonde zich bereid om zich aan eventuele schorsingsvoorwaarden te houden maar gaf ook aan niet aan psychodiagnostisch onderzoek en behandeling te willen meewerken.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten, en dan met name het bezit van het vuurwapen en het professioneel vuurwerk, kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet op het feit dat de rechtbank minder feiten bewezen acht dan de officier van justitie, zal de rechtbank wel een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd, te weten een gevangenisstraf van 12 maanden. Om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding om reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden op te leggen, nu daarvan gelet op de houding en persoon van de verdachte onvoldoende effect wordt verwacht en de verdachte zelf in staat zegt te zijn om zijn leven op orde te krijgen.
Daarnaast zal aan de verdachte mede ter voorkoming van vermogensdelicten een geldboete van € 1.000,- worden opgelegd.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen geldbedragen van € 150,- en € 1.500,- (nrs. 2 en 3 op de beslaglijst) zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedragen van € 9.000,- (nr. 1 op de beslaglijst) zal een last worden gegeven tot teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 15 november 2019 is de verdachte ter zake van opzetheling veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van
16 dagen, waarvan 14 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.
De proeftijd is ingegaan op 30 november 2019.
9.2.
Standpunt verdediging
De vordering dient primair te worden afgewezen gelet op de bepleite vrijspraak en subsidiair omdat tenuitvoerlegging niet meer opportuun is gelet op het tijdsverloop.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Daarom en ook gelet op de nieuw opgelegde voorwaardelijke straf zal de tenuitvoerlegging worden gelast van het voorwaardelijk gedeelte van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde straf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24c, 57, 63 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 13 van de Wet wapens en munitie, de artikelen 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten, artikel 9.2.2.1 Wet milieubeheer en artikel 1.2.2, tweede en derde lid, van het Vuurwerkbesluit.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 (parketnummer 10/022037-22) en onder 4 (parketnummer 10/322725-22) ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2 en 3 (parketnummer 10/022037-22) en 1, 2, 3 en 5 (parketnummer 10/322725-22) ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, alsmede tot een
geldboete van € 1.000,- (duizend euro), bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door
20 dagen hechtenis;
bepaalt dat van de gevangenisstraf
een gedeelte, groot 4 (vier) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: € 150,- en € 1.500,- (nrs. 2 en 3 op de beslaglijst);
- gelast de teruggave aan degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt van: € 9.000,- (nr. 1 op de beslaglijst);
gelast de
tenuitvoerleggingvan het voorwaardelijk gedeelte, groot 14 dagen, van de bij vonnis van 15 november 2019 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en N.M. Ketelaar, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.G. Kuijs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 april 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Parketnummer 10/322725-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam,
(een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Glock, model 27, kaliber .40
en/of (bijbehorende) munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de categorie III, te weten vijf, althans een of meerdere, kogelpatronen, merk S&W, kaliber .40
voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam (in een woning gelegen aan de [adres02] en/of in een kelderbox behorende bij die woning en/of in een voertuig) opzettelijk, als een ander dan een persoon met gespecialiseerde kennis, professioneel vuurwerk, te weten
- 102 stuks, althans een grote hoeveelheid, knalvuurwerk (lijst III) (Cobra 6 2022) en/of
- 20 stuks, althans een grote hoeveelheid, knalvuurwerk (lijst III) (Pyrotechnic sound generator XL) en/of
- 1500 gram, althans een grote hoeveelheid, enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Thunderking Titanium Thunder's) en/of
- 1200 gram, althans een grote hoeveelheid, enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Super Thunder King) en/of
- 2700 gram, althans een grote hoeveelheid, enkelschotsbuizen (lijst IIA) (Asian Thunder) en/of
- 3000 gram, althans een grote hoeveelheid, knalstreng (lijst IIA) (Mandarin 4000) en/of
- 3000 gram, althans een grote hoeveelheid, Romeinse kaarsen (lijst IIA) (Praskajici Kometry) en/of
- 1000 gram, althans een grote hoeveelheid, Romeinse kaarsen (lijst IIA) (Magical Shots) en/of
- 3950 gram, althans een grote hoeveelheid, knalvuurwerk (lijst IIA) (Black Widow) en/of
- 2720 gram, althans een grote hoeveelheid, knalvuurwerk (lijst IIA) (Biting Piranha)
heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad;
(Artikel art 1.2.2 lid 3 Vuurwerkbesluit)
3.
hij op of omstreeks 19 december 2022, te Rotterdam, al dan niet opzettelijk vuurwerk, te weten ongeveer 31,46 kg consumentenvuurwerk, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1.4, 2.2.1, 3.2.1 of 3A.2.1 van het Vuurwerkbesluit, immers heeft hij, verdachte, dat vuurwerk in een woning gelegen aan de [adres02] en/of in een kelderbox behorende bij die woning en/of in een voertuig, voorhanden gehad;
(Artikel art 1.2.4 lid 1 Vuurwerkbesluit)
4.
hij op of omstreeks 19 december 2022, te Rotterdam,
(van) een of meerdere geldbedragen, te weten € 9.000,- euro en/of € 1.500,- euro en/of
€ 150,- euro, althans een of meerdere geldbedragen,
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf,
(Artikel art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 december 2022, te Rotterdam,
(van) een of meerdere geldbedragen, te weten € 9.000,- euro en/of € 1.500,- euro en/of
€ 150,- euro, althans een of meerdere geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en)
onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf
(Artikel art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht)
5.
hij op of omstreeks 19 december 2022 te Rotterdam,
een motor (BMW type S1000RR), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans
redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
(Artikel art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)