ECLI:NL:RBROT:2023:3317

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10133003 CV EXPL 22-30480
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van Dexia voor schade door effectenleaseovereenkomst met vergunningplichtig advies

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Dexia Nederland B.V. en een gedaagde die zelf procedeert. De gedaagde had in 2000 een effectenleaseovereenkomst gesloten met Dexia, waarbij Dexia geld leende aan de gedaagde om aandelen te kopen. Aan het einde van de overeenkomst was de waarde van de aandelen gedaald, waardoor de gedaagde een restschuld moest betalen. De gedaagde stelde dat Dexia aansprakelijk was voor de schade, omdat zij een vergunningplichtig advies had ontvangen van een adviseur zonder de benodigde vergunning.

De rechter oordeelde dat Dexia alle schade moest vergoeden, bestaande uit de betaalde inleg en de restschuld, minus de voordelen die de gedaagde had ontvangen. De rechter baseerde deze beslissing op de omstandigheid dat Dexia op de hoogte had moeten zijn van het advies van de tussenpersoon en dat zij had moeten controleren of deze adviseur over de vereiste vergunning beschikte. De kantonrechter kwam tot de conclusie dat Dexia nog een bedrag van € 4.142,58 aan de gedaagde moest betalen, na aftrek van eerder betaalde bedragen en ontvangen voordelen.

Daarnaast werd Dexia veroordeeld in de proceskosten, omdat zij grotendeels ongelijk kreeg in deze procedure. De proceskosten werden vastgesteld op € 50,00. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van financiële instellingen om te controleren of hun adviseurs voldoen aan de wettelijke vereisten, vooral in gevallen van effectenleaseovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10133003 CV EXPL 22-30480
datum uitspraak: 28 april 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Dexia Nederland B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiser,
gemachtigde: USG Legal Professionals,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding met bijlagen;
  • het antwoord van [gedaagde01] ;
  • de repliek van Dexia.
1.2.
Op 18 april is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met mr. F.N. Savelberg van USG Legal Professionals en [gedaagde01] besproken.

2..Waar gaat de zaak over?

2.1.
[gedaagde01] heeft in 2000 een overeenkomst gesloten met Dexia. Die overeenkomst hield het volgende in. Dexia leende geld aan [gedaagde01] en met dat geld kocht Dexia aandelen. [gedaagde01] betaalde tijdens de looptijd van de overeenkomst met name rente over het geleende bedrag (inleg). Aan het einde van de overeenkomst werden de aandelen verkocht en moest [gedaagde01] het geleende bedrag terugbetalen. Als de aandelen meer waard waren geworden, dan was de winst voor [gedaagde01] . In dit geval waren de aandelen echter minder waard geworden, en dus moest [gedaagde01] nog een deel van het geleende bedrag bijbetalen (de restschuld).
2.2.
Er is al veel rechtspraak over overeenkomsten zoals hier aan de orde. De Hoge Raad heeft onder meer beslist dat Dexia bij het aangaan van de overeenkomst onvoldoende heeft gewaarschuwd dat het zo kan zijn dat bij het einde van de overeenkomst de klant nog moet bijbetalen (de restschuld). Wel was volgens de Hoge Raad voldoende duidelijk dat werd belegd met geleend geld. Dexia is daarom aansprakelijk voor schade die klanten hebben geleden, maar er is ook sprake van eigen schuld. Dexia moet daarom 2/3 deel van de restschuld sowieso zelf dragen. [1] Dat heeft Dexia hier ook gedaan.
2.3.
Dexia eist in deze procedure dat de rechter vaststelt dat Dexia verder niets meer aan [gedaagde01] hoeft te betalen. [gedaagde01] is het daar niet mee eens. [gedaagde01] wil juist dat Dexia alles wat [gedaagde01] heeft betaald terugbetaalt.

3..De beoordeling

3.1.
De rechter geeft [gedaagde01] gelijk. [gedaagde01] is de overeenkomst aangegaan nadat een financieel adviseur haar dat heeft geadviseerd. Die omstandigheid maakt dat in dit geval Dexia alle schade moet betalen. Deze schade bestaat uit de door [gedaagde01] betaalde inleg en de restschuld. Daarop moeten de voordelen die [gedaagde01] heeft gehad wel in mindering worden gebracht. De conclusie is dan dat Dexia nog € 4.142,58 aan [gedaagde01] moet betalen. De rechter zal hierna uitleggen waarop deze beslissing is gebaseerd.
Dexia moet alle schade betalen vanwege de rol van de tussenpersoon
3.2.
Dexia moet alle schade van [gedaagde01] vergoeden, omdat zij wist of behoorde te weten dat [gedaagde01] was geadviseerd om de overeenkomst aan te gaan door een tussenpersoon die niet over de vereiste vergunning beschikte. De Hoge Raad heeft beslist dat in zo’n geval in beginsel alle schade door Dexia moet worden vergoed. [2] Deze schade bestaat uit de betaalde inleg en uit de restschuld. Dat de adviseur een vergunning nodig had voor het advies dat hij heeft gegeven en dat Dexia op de hoogte hoorde te zijn van dit advies, stelt de rechter vast op grond van het volgende.
3.3.
[gedaagde01] heeft op de zitting uitgelegd dat zij een verzekeringsadviseur had en dat zij tegen hem heeft gezegd dat zij meer wilde sparen. Haar verzekeringsadviseur heeft haar toen geadviseerd om deze overeenkomst te sluiten met Dexia. Hij heeft daarbij ook nog gezegd dat [gedaagde01] in het slechtste geval haar inleg kwijt zou zijn. De rechter gaat ervan uit dat dit allemaal waar is, want Dexia heeft dit niet weersproken.
3.4.
Dexia handelde in strijd met de wet door ondanks dit advies een overeenkomst met [gedaagde01] aan te gaan. Nergens blijkt namelijk uit dat de adviseur van [gedaagde01] een vergunning had voor het geven van een advies zoals hij heeft gedaan. Dexia heeft dit in ieder geval niet aangevoerd, terwijl dit wel op haar weg had gelegen, omdat zij de kennis op dit terrein bezit. Dat voor dit advies een vergunning nodig was blijkt uit de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022. [3] Volgens de Hoge Raad was een vergunning nodig voor
gepersonaliseerde aanbevelingen tot het aangaan van een specifieke effectenleaseovereenkomst. Dat wil volgens de Hoge Raad zeggen een aanbeveling die voorgesteld is als geschikt voor
dezeafnemer. Dat is hier het geval. De adviseur van [gedaagde01] heeft namelijk specifiek op grond van de financiële wensen van [gedaagde01] deze overeenkomst met Dexia aanbevolen. Dat mocht niet.
3.5.
Uit de vele rechtspraak die er al is, volgt dat Dexia er niet alleen van op de hoogte was dat er tussenpersonen waren die adviseerden om specifieke producten van Dexia af te nemen, maar dat dit ook tot de standaard werkwijze van Dexia behoorde. Daarom mocht van Dexia worden verwacht dat zij zou controleren of deze tussenpersonen geen advies gaven zonder over de vereiste vergunning te beschikken. Dat Dexia niet wist dat deze werkwijze in strijd was met de wet, komt voor rekening van Dexia. Dat Dexia wist dat [gedaagde01] was geadviseerd volgt uit de schriftelijke overeenkomst want daarop staat de naam van de adviseur met een kenmerk. Dexia had daarom moeten controleren of er een vergunningplichtig advies was gegeven en zo ja, of de adviseur de benodigde vergunning had.
De schade bestaat uit de betaalde inleg en de restschuld, min de verkregen voordelen
3.6.
De schade van [gedaagde01] bestaat uit de inleg en de restschuld die zij heeft betaald. Ook dit volgt uit de rechtspraak van de Hoge Raad. [4] Uit het financiële overzicht van Dexia [5] volgt dat het gaat om € 5.468,05 aan inleg en € 1.670,43 aan restschuld. [gedaagde01] heeft op de zitting verklaard dat zij het financiële overzicht niet goed begrijpt, maar zij heeft niet gezegd dat zij denkt dat het overzicht niet juist is. De rechter gaat er daarom van uit dat het overzicht klopt.
3.7.
[gedaagde01] heeft ook voordeel gehad door de overeenkomst. Uit het financiële overzicht blijkt namelijk dat zij € 1.281,47 aan dividend uitgekeerd heeft gekregen en dat zij € 528,84 minder belasting heeft moeten betalen dan zij anders had moeten betalen. Deze voordelen moeten op de schade in mindering worden gebracht. De schade die Dexia moet vergoeden is dus in totaal € 5.328,17. Dexia heeft al € 1.185,59 betaald en dus blijft er een bedrag van € 4.142,58 over. Dit bedrag moet Dexia nog aan [gedaagde01] betalen. De kantonrechter begrijpt uit het antwoord van [gedaagde01] dat zij in deze procedure dit bedrag ook vordert. Dexia heeft dit kennelijk ook zo begrepen (punt 6 van haar repliek). De vordering van [gedaagde01] wordt toegewezen.
Proceskosten
3.8.
Dexia krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 50,00 als vergoeding voor de kosten die [gedaagde01] heeft moeten maken om naar de zitting te komen.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van Dexia af;
4.2.
veroordeelt Dexia om € 4.142,58 aan [gedaagde01] te betalen;
4.3.
veroordeelt Dexia in de proceskosten, die aan de kant van [gedaagde01] worden vastgesteld op € 50,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Fiege en in het openbaar uitgesproken.
371

Voetnoten

1.Hoge Raad 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815
2.Hoge Raad 2 september 2016, ECLI:NL:HR:2016:2012
3.Hoge Raad 10 juni 2022 ECLI:NL:HR:2022:862
4.Hoge Raad 5 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BH2815
5.Bijlage 1 bij de dagvaarding