ECLI:NL:RBROT:2023:3311

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10/211235-22 en 09/269690-22 vordering TUL: 10/009998-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overval op een cafetaria met mishandeling van een medewerker, vrijspraak voor poging doodslag en veroordeling voor poging diefstal en wapenbezit

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gewapende overval op een cafetaria in Rotterdam op 20 augustus 2022. De verdachte, die op het moment van de overval 17 jaar oud was, heeft het cafetaria betreden met een mes en heeft onder bedreiging van geweld geprobeerd geld te stelen. Tijdens de overval heeft hij de medewerkers bedreigd en is hij in gevecht geraakt met de eigenaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot diefstal, voorafgegaan door geweld, en het voorhanden hebben van een wapen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van poging tot doodslag, omdat dit niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot 237 dagen jeugddetentie, met aftrek van voorarrest, en heeft een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van de overval op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij toegewezen, waarbij de verdachte een schadevergoeding van € 3.285,- moet betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie afgewezen, omdat de verdachte zo spoedig mogelijk behandeling nodig heeft.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/211235-22 en 09/269690-22 (ttz. gev.)
Parketnummer vordering TUL: 10/009998-22
Datum uitspraak: 13 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren op [geboortedatum01] te [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Rijks Justitiële Jeugdinrichting (RJJI) [detentieadres01],
raadsvrouw mr. L.A. Middelkoop, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de besloten terechtzitting van 30 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.H.A. de Bruijne heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder parketnummer 10/211235-22 onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/211235-22 onder 2 en 3 en onder parketnummer 09/269690-22 ten laste gelegde;
  • toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht met betrekking tot het onder parketnummer 10/211235-22 onder 3;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 237 dagen met aftrek
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering parketnummer 10-211235-22 onder 1
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder parketnummer 10-211235-22 onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering parketnummer 10-211235-22 onder 2 en 3 en parketnummer 09/269690-22
Het onder parketnummer 10-211235-22 onder 2 en 3 en parketnummer 09/269690-22 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10-211235-22 onder 2 en 3 en parketnummer 09/269690-22 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer 10/211235-22
2.
hij op 20 augustus 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
in een cafetaria gelegen aan de Zandblokstraat,
een geldbedrag dat aan [cafetaria01] en/of [slachtoffer01]
, toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan van geweld tegen [slachtoffer01] en
andere medewerkers van genoemd cafetaria, te plegen met het oogmerk om die diefstal
gemakkelijk te maken,
- met donkere kleding en gezichtsbedekking en een capuchon en handschoenen het
cafetaria heeft betreden en
- een mes heeft getoond en
- met dat mes achter die [slachtoffer01] is aan gegaan en
- heeft geroepen: "Geld, geld! Overval, overval!", en
- een gevecht met die [slachtoffer01] is aangegaan en
- tegen het lichaam van die [slachtoffer01] heeft geduwd waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam en
- met dat mes een stekende beweging heeft gemaakt terwijl die [slachtoffer01] op de grond
lag en
- een kantoortje heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
3.
hij op 20 augustus 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art 2 lid 1 van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te
weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was
om letsel aan personen toe te brengen en te dreigen heeft gedragen.
Parketnummer 09/269690-22
hij, op 20 oktober 2022 te Sassenheim,
[slachtoffer02] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als
groepsleider in JJI Teylingereind, heeft mishandeld door [slachtoffer02] meermalen, met kracht tegen het gezicht, te stompen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/211235-22
2.
poging tot diefstal, voorafgegaan van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken
3.
handelen in strijd met artikel 27, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Parketnummer 09/269690-22
mishandeling
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf en maatregel

7.1.
Algemene overweging
De straf en maatregel die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich op 20 augustus 2022 schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een cafetaria. Hij was toen 17 jaar oud.
De verdachte heeft voor deze overval een mes meegenomen en heeft, voordat hij de cafetaria binnen ging, zijn gezicht bedekt met een T-shirt en een capuchon over zijn hoofd getrokken. In de cafetaria vroeg hij de medewerkers onder bedreiging van het mes om geld. Ook raakte hij in gevecht met de eigenaar van de cafetaria waarbij hij een stekende beweging met het mes maakte naar de eigenaar toen hij op de grond lag. Uiteindelijk wist de eigenaar de verdachte op te sluiten in het kantoor, waarna de politie is gebeld en de verdachte werd aangehouden.
Het is algemeen bekend dat strafbare feiten zoals deze kunnen leiden tot langdurige gevoelens van angst en onveiligheid bij het slachtoffer. Dat het voorval zeer veel impact heeft gehad en nog altijd heeft op het slachtoffer blijkt ook uit hetgeen hij daarover ter zitting naar voren heeft gebracht. De rechtbank neemt het de verdachte zeer kwalijk dat hij zich bij het plegen van dit misdrijf geen rekenschap heeft gegeven van de ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast versterken dit soort delicten de gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving in het algemeen.
Terwijl de verdachte voor dit feit in voorarrest zat in de justitiële jeugdinrichting Teylingereind, heeft hij zich op 20 oktober 2022 ook nog schuldig gemaakt aan mishandeling van een groepsleider van die inrichting. De verdachte heeft hierdoor een inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien is het ontoelaatbaar dat personen die hun werk uitvoeren op een dergelijke wijze worden bejegend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 1 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
GZ-Psycholoog [naam01] en psychiater [naam02]hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 2 maart 2023. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
De verdachte toont zich zeer zelfbepalend. Daarnaast blijkt hij nauwelijks tot niet in staat tot introspectie en reflectie op eigen gedrag. Naast een gebrekkige medewerking van de kant van de verdachte is het verkregen zicht op zijn vroege ontwikkeling en zijn functioneren in de jaren voorafgaand aan het ten laste gelegde zeer onvolledig, doordat informatie van het gezinssysteem beperkt is gebleven en informatie van bijvoorbeeld de basisschool niet meer beschikbaar was. Mede hierdoor kunnen diagnostische hypothesen onvoldoende getoetst en bevestigd (of verworpen) worden. Tot slot is de observatie in belangrijke mate gekleurd door het wisselende en onvoorspelbare functioneren van de verdachte. Wel is tijdens de observatie zicht verkregen op het actuele wisselende functioneren van de verdachte, met forse problemen in de emotie- en agressieregulatie, beperkingen in de sociale afstemming, tekortschietende oplossingsvaardigheden en een wankele realiteitstoetsing in de vorm van achterdocht, met name als de spanning toeneemt. Vanuit overstijgend diagnostisch perspectief kan in elk geval gesproken worden van een ernstige psychische stoornis (“ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens”) bij de verdachte.
Er zijn aanwijzingen gevonden voor mogelijke aangeboren beperkingen bij de verdachte.
Het wisselende karakter van de huidige presentatie draagt bij aan het niet zonder meer kunnen aannemen van een neurobiologische ontwikkelingsstoornis als basis voor zijn huidige psychisch disfunctioneren. Dit kan echter ook niet worden uitgesloten. De verdachte groeide op binnen een gezin waarin veel zorgen bestonden met betrekking tot de gezondheid van moeder en grootmoeder en waarbij ook sprake is van (ernstige) cognitieve beperkingen. De invloed daarvan op de (vroege) ontwikkeling van de verdachte is niet verhelderd. Het is niet ondenkbaar dat deze situatie heeft bijgedragen aan beperkingen in de cognitieve en/of sociaal-emotionele ontwikkeling van de verdachte. Na zijn twaalfde levensjaar komt het beeld van toenemend zelfbepalend, maar ook regelovertredend gedrag naar voren. In 2020 werd een op “overwegend beneden gemiddeld intelligent niveau functionerende” jongen met een oppositionele gedragsstoornis beschreven. Zijn persoonlijkheidsontwikkeling werd als bedreigd omschreven. Zijn onvermogen om zijn boosheid te verwoorden, zou bijdragen aan externalisering hiervan, zich uitend in gedragsproblemen. Voor psychiatrische problematiek (zoals een stemmingsstoornis of een psychotische stoornis) werden geen aanwijzingen gevonden. In (reducerende) meer classificerende termen kan gesproken worden van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale kenmerken, een stoornis in het gebruik van cannabis en een laag gemiddelde tot zwakbegaafde intelligentie. Differentiaal diagnostisch wordt gedacht aan een neurobiologische ontwikkelingsstoornis en aan een toenemende psychotische kwetsbaarheid. Ook kan een depressieve stoornis niet geheel worden uitgesloten.
Het beeld dat nu van de verdachte wordt verkregen ligt deels in lijn met de bevindingen van destijds. Op basis van actueel psychologisch testonderzoek wordt opnieuw een in hoofdzaak op beneden gemiddeld intelligent niveau functionerende jongen gezien. Zijn verbale vaardigheden worden op zwakbegaafd niveau getest. Ook nu wordt een onvermogen gezien om zijn belevingswereld te verwoorden. In tegenstelling tot de eerdere diagnostische bevindingen wordt tijdens dit onderzoek een opvallend wisselend beeld verkregen van de verdachte. Zijn plots opkomende boosheid, die omschreven kan worden als een verstoorde emotie- en agressieregulatie, gaat dus hand in hand met achterdocht, hetgeen als een onder druk staande realiteitstoetsing wordt omschreven. De verdachte voelt zich snel achtergesteld. Achterdocht neemt snel en onvoorspelbaar toe. Hij is rigide, waardoor hij niet afwijkt van zijn eigen visie. Zijn zelfreflectief vermogen is zeer beperkt. Zijn emotie- en agressieregulatie is zeer beperkt. Hij ontregelt snel, waarbij ook de realiteitstoetsing onder druk komt te staan. Het onvoorspelbare karakter van de opstelling van de verdachte draagt bij aan het vermoeden van een onderliggende psychische ontregeling die in diagnostische zin zorgen baart, maar vooralsnog onvoldoende geduid kan worden. Op basis van het huidige functioneren van de verdachte wordt door onderzoekers een beginnend psychotisch proces niet uitgesloten. De plots opkomende boosheid lijkt een relatief recente ontwikkeling. Zijn zelfbepalende houding, met weinig respect voor gezag, ligt echter in lijn met eerdere bevindingen en zijn ontwikkeling vanaf ten minste zijn twaalfde levensjaar. Het grensoverschrijdend functioneren van de verdachte in de afgelopen jaren, waaronder de justitiële contacten, maar ook de door hem gepleegde agressie binnen instellingsverband, roept de vraag op of de classificatie normoverschrijdend-gedragsstoornis passend zou zijn. Deze classificatie wordt gezien als een voorloper van een antisociale persoonlijkheidsstoornis. Onderzoekers stellen deze diagnose thans niet, vanwege de op de voorgrond staande (recente) forse ontregelbaarheid van de verdachte, hetgeen een andere oorsprong van zijn huidige verstoorde emotie- en agressieregulatie suggereert. Trajectdiagnostiek is van groot belang.
De beschreven gedragsproblemen en het cannabisgebruik zijn zichtbaar vanaf zijn twaalfde jaar en daarmee ook aanwezig in de periode voorafgaand en ten tijde van het ten laste gelegde. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. De motivatie om de cafetaria te overvallen kent diverse aspecten: een opportunistisch aspect (het verkrijgen van geld) en een affectief gedreven aspect (boosheid). Het vermogen van de verdachte om dan te reflecteren op zijn gedrag en de gevolgen daarvan (waaronder de gevolgen voor anderen) ontbreekt dan nagenoeg geheel. Gedacht wordt aan verhoogde impulsiviteit en het onvoldoende rekening (kunnen) houden met de gevolgen, waaronder de gevolgen voor anderen. Niet kan worden uitgesloten dat een meer door psychopathologie bepaald functioneren de achtergrond vormt van het ten laste gelegde. Meer specifiek wordt dan gedoeld op door achterdocht gevoede boosheid, afname van de emotie- en agressieregulatie en een toenemend onder druk staande realiteitstoetsing. Hoe dan ook wordt een zekere mate van doorwerking gezien (hiermee verwijzend naar de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en de daarmee samenhangende functionele aspecten). Mogelijk is de rol van de psychopathologie meer prominent geweest. Dit maakt dat geadviseerd wordt de verdachte het hem ten laste gelegde verminderd toe te rekenen, terwijl een nadere specificering hiervan op gedragskundige grond niet mogelijk is. Het risico op algemeen gewelddadig gedrag wordt als hoog beoordeeld.
Een ambulant behandelkader wordt als ontoereikend gezien om tegemoet te komen aan de ernst van de onderliggende psychopathologie en het ingeschatte recidiverisico. Gezien de ernst van de problematiek en de noodzaak voor nadere diagnostiek en behandeling, in combinatie met het hoge risico van gewelddadig gedrag, zelfs binnen een beveiligde omgeving, wordt enkel het juridisch kader van een maatregel plaatsing in een Justitiële Jeugdinrichting (hierna: PIJ) toereikend geacht. Vanwege de problematiek van de verdachte wordt hij niet in staat geacht zich te houden aan voorwaarden binnen een minder restrictief kader. Er wordt een noodzaak gezien voor diagnostiek en behandeling binnen een kleine, gestructureerde en beveiligde omgeving, waar individuele begeleiding en intensieve nadere diagnostiek en behandeling vorm kan krijgen. Hierbij kan tevens gedacht worden aan de inzet van non-verbale therapie, gezien de positieve ervaring die hij hiermee heeft opgedaan gedurende de observatieperiode, waarin is waargenomen dat hij zowel motorisch vaardig is als plezier ontleent aan het werken met materialen, mogelijk omdat minder een beroep wordt gedaan op zijn zwakker ontwikkelde verbale vaardigheden.
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 maart 2023. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Er bestaan sinds langere tijd toenemende zorgen over de ontwikkeling van de verdachte. De verdachte heeft sinds 2019 jeugdreclasseringscontacten en daarnaast is er sinds 2020 sprake van een ondertoezichtstelling. Binnen het strafkader is getracht om diverse interventies in te zetten om recidive te voorkomen, zoals de Harde Kern Aanpak met voorwaarden en de uitvoering van een taakstraf. Ook met een dubbele jeugdmaatregel is het niet gelukt om de verdachte in zijn ontwikkeling te sturen en een gedragsverandering te bewerkstelligen. De Raad concludeert dat er enige beschermende factoren zijn, maar dat op dit moment de risicofactoren overheersen die de kans op herhaling van strafbaar gedrag beïnvloeden. De Raad ziet vrijwel in alle domeinen risicofactoren. Met name zijn zelfbepalende houding, omgang met delinquente leeftijdsgenoten en problemen met middelengebruik zijn hierin de grootste risicofactoren. De verdachte heeft een betrokken moeder, wat de Raad als een beschermende factor ziet, maar moeder heeft onvoldoende invloed op de verdachte om hem op een positieve manier te beïnvloeden. De Raad acht het van belang dat de verdachte verdere diagnostiek en behandeling krijgt, voordat hij terug naar huis kan. Het onvoorspelbare karakter van zijn opkomende en ongrijpbare woede is een groot risico voor de samenleving. De verdachte geeft geen blijk van een passend probleeminzicht of enige zelfreflectie, hoewel hij wordt verdacht van meerdere geweld gerelateerde strafbare feiten. De Raad sluit zich aan bij de conclusie van het FORCA-onderzoek dat hier door middel van trajectdiagnostiek meer zicht op komt, zodat een adequate behandeling kan worden gegeven. De dreiging die van het gedrag van de verdachte uit gaat, de ontkennende houding en het gebrek aan zelfinzicht, maakt het te risicovol voor de maatschappij zonder gedwongen en residentiële behandeling. Andere alternatieven dan een PIJ-maatregel zijn onvoldoende toereikend. Er is voldaan aan de criteria voor de PIJ-maatregel. De Raad ziet, in aansluiting op de uitkomsten van het FORCA-onderzoek, behalve de oplegging van een PIJ-maatregel geen andere mogelijkheden meer om de ontwikkeling van de verdachte ten goede te keren, en om zijn veiligheid alsmede die van de samenleving, te waarborgen. De Raad adviseert derhalve de verdachte de PIJ-maatregel op te leggen.
Deskundige [naam03] , werkzaam bij de Raad, heeft ter zitting naar voren gebracht dat is onderzocht of ambulante behandeling tot de mogelijkheden behoort. Gebleken is echter dat dit niet haalbaar is. Er zijn al vele interventies en een kinderbeschermingsmaatregel ingezet. Hiervan heeft de verdachte onvoldoende kunnen profiteren. Er is al langere periode sprake van scheefgroei. De verdachte heeft een omgeving nodig in een kleinere setting met duidelijke structuur en regels en waar hij zich niet kan onttrekken.
Deskundige [naam04] , werkzaam bij de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, heeft ter zitting naar voren gebracht dat er al veel hulpverlening is ingezet. Na een veroordeling in mei 2022 zijn afspraken gemaakt, maar deze zijn niet goed nageleefd door de verdachte. Dit was niet altijd uit onwil, maar ook omdat het de verdachte niet altijd lukt om zich aan afspraken te houden mede vanwege zijn overmatig cannabisgebruik. Het vermoeden bestaat dat zijn overmatig cannabisgebruik ook een onderliggende oorzaak is van onderhavige strafbare feiten. De structuur en bejegening vanuit de JJI doet hem wel goed. Hij lijkt nu meer na te denken over wat er is gebeurd en over zijn toekomst. Dat is een positieve ontwikkeling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de bevindingen en adviezen van de rapporteurs en hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Toerekeningsvatbaarheid
De conclusie van de psychiater en de psycholoog wordt gedragen door hun bevindingen. De rechtbank neemt die conclusie over en maakt die tot de hare. Nu bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens die ook aanwezig was ten tijde van de tenlastegelegde feiten acht de rechtbank de verdachte voor deze feiten verminderd toerekeningsvatbaar.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
De rechtbank stelt vast dat het gepleegde feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaar of meer is gesteld. Op grond van hetgeen de psycholoog, de psychiater en de Raad voor de Kinderbescherming in hun rapporten vermelden is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat bij de verdachte ten tijde van het begaan van de misdrijven een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond. Daarnaast eisen de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna te noemen: PIJ-maatregel). Bovendien is deze maatregel in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank heeft hierbij acht geslagen op de jonge leeftijd van de verdachte, de ernst van de onderhavige feiten, het hoge recidiverisico, de eerdere veroordelingen voor (ernstige) strafbare feiten en de complexe problematiek van de verdachte. De rechtbank vindt het noodzakelijk dat de verdachte intensief en langdurig wordt behandeld, zodat zijn gedrag en persoonlijkheidsontwikkeling in aanloop naar zijn volwassenheid in positieve zin kunnen worden omgebogen. De raadsvrouw heeft verzocht de zaak aan te houden opdat onderzoek kan worden gedaan naar een voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank acht zich echter voldoende voorgelicht door de rapportages van de psychiater en de psycholoog en de Raad en hetgeen door de Raad en de jeugdreclasseerder ter zitting naar voren is gebracht en oordeelt dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel, gezien deze rapportages, geen reële optie is. Dat door de deskundigen nu nog niet precies kan worden vastgesteld waaruit de gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens van de verdachte bestaan, doet aan het bestaan daarvan en daarmee dit oordeel niet af. Het verzoek om (heropening en) aanhouding wordt dan ook afgewezen.
De rechtbank overweegt dat de PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Dit betekent dat verlenging van deze maatregel mogelijk is voor zover de maatregel daardoor de duur van zeven jaar niet te boven gaat.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregel passend en geboden.

8..Vorderingen benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, [slachtoffer01] ter zake van de onder parketnummer 10/211235-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 1.285,- aan materiële schade en een bedrag van € 2.500,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de materiële schadevergoeding toewijsbaar is en de vordering met betrekking tot de immateriële schadevergoeding dient te worden gematigd tot een bedrag van € 1.250,-.
8.2.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering met betrekking tot de materiële schade af te wijzen nu deze onvoldoende is onderbouwd. Voor wat de gevorderde immateriële schade betreft, heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht tot matiging over te gaan.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/211235-22 onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en dit deel van de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal dit deel van de vordering ten bedrage van € 1.285,- worden toegewezen.
Daarnaast geldt dat ook is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het genoemde bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de nu gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.000,-. Het meerdere zal worden afgewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening en zal daarbij ook de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [slachtoffer01] een schadevergoeding betalen van
€ 3.285,-, vermeerderd met de wettelijke rente en met de kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Daarbij wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Gelet op de jeugdige leeftijd van de verdachte zal geen gijzeling worden toegepast.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 mei 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is de verdachte ter zake van een winkeloverval veroordeeld voor zover van belang tot een jeugddetentie van 71 dagen, waarvan een gedeelte groot drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 mei 2022.
9.2.
Standpunt officier van justitie en standpunt verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsvrouw verzoeken de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen opdat de verdachte zo spoedig mogelijk met zijn behandeling kan starten.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit arrest en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het arrest verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank acht het evenwel niet opportuun die last te geven, omdat zij aan de verdachte een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen oplegt. De rechtbank acht het gezien de leeftijd en problematiek van de verdachte noodzakelijk dat hij zo spoedig mogelijk behandeling krijgt geboden in het kader van de opgelegde maatregel en zal de vordering tenuitvoerlegging dan ook afwijzen.

10..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 27 en 54 van de Wet wapens en munitie.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/211235-22 onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/211235-22 onder 2 en 3 en onder parketnummer 09/269690-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 237 (tweehonderdzevenendertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
legt de verdachte op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen;
veroordeelt de verdachte, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [slachtoffer01] , te betalen een bedrag van
€ 3.285,- (zegge: drieduizendtweehonderdvijfentachtig euro), bestaande uit € 1.285,- aan materiële schade en € 2.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 20 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
wijst af het door de benadeelde partij meer of anders gevorderde;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 3.285,- (zegge: drieduizendtweehonderdvijfentachtig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 20 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie, opgelegd bij vonnis van 12 mei 2022 van de meervoudige kamer van deze rechtbank met parketnummer 10-009998-22.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. van den Wildenberg, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.G. van de Grampel en A. Verweij, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/211235-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, door met een mes (een) stekende beweging(en) te
maken (terwijl die [slachtoffer01] op de grond lag),
welke poging tot doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te
weten door een poging tot een beroving als bedoeld in art 312 en/of art 317 van het wetboek van
strafrecht, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat
feit voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf
en/of aan andere deelnemers aan dat feit straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk
verkregene te verzekeren,
terwijl dat de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Rotterdam
ter uitvoering van het voornemen om
in / uit een cafetaria gelegen aan de Zandblokstraat,
een geldbedrag in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [cafetaria01] en/of [slachtoffer01]
, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen
vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer01] en/of
(een) andere medewerker(s) van genoemd cafetaria, te plegen met het oogmerk om die diefstal
voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij
de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- met donkere kleding en/of gezichtsbedekking en/of een capuchon en/of handschoenen het
cafetaria heeft betreden en/of
- een mes heeft getoond en/of
- met een/dat mes achter die [slachtoffer01] en/of andere medewerker(s) is aan gerend/gegaan en/of
- heeft geroepen: "Geld, geld! Overval, overval!", althans woorden van gelijke (dreigende)
aard/strekking en/of
- een gevecht/worsteling met die [slachtoffer01] is aangegaan en/of
- tegen het lichaam van die [slachtoffer01] heeft geduwd (waardoor die [slachtoffer01] ten val kwam) en/of
- met een/dat mes (een) stekende beweging(en) heeft gemaakt (terwijl die [slachtoffer01] op de grond
lag) en/of
- een kantoortje heeft betreden,
terwijl de uitvoering van dat voornemen niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 20 augustus 2022 te Rotterdam
een wapen als bedoeld in art 2 lid 1 van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te
weten een mes, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden
waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was
om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Tekst tenlastelegging parketnummer 09/269690-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 20 oktober 2022 te Sassenheim,
[slachtoffer02] , werkzaam in de rechtmatige uitoefening van zijn bediening als
groepsleider in JJI Teylingereind, heeft mishandeld door [slachtoffer02] meermalen, althans
eenmaal (met kracht) op/tegen het gezicht, althans lichaam te slaan/stompen.