ECLI:NL:RBROT:2023:3310

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
10/010297-22 en 10/017693-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verkrachting en aanranding; veroordeling voor poging diefstal in vereniging en eendaadse samenloop van poging afpersing in vereniging en bedreiging tegen het leven gericht en/of zware mishandeling in vereniging.

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde zaken tegen de verdachte, geboren in Irak, die werd beschuldigd van verkrachting, aanranding, poging tot diefstal, en poging tot afpersing. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen van verkrachting en aanranding, omdat er onvoldoende bewijs was dat de seksuele handelingen tegen de wil van de aangeefster hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster niet voldoende steun vonden in andere bewijsmaterialen, waardoor de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij de aangeefster had gedwongen tot seksuele handelingen.

De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan poging tot diefstal en poging tot afpersing. De verdachte had samen met anderen geprobeerd de aangeefster onder bedreiging van geweld te dwingen tot afgifte van geld en had geprobeerd goederen uit een berging te stelen. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 40 dagen, waarvan 17 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De verdachte moet zich houden aan verschillende bijzondere voorwaarden, waaronder het melden bij de jeugdreclassering en het vermijden van contact met de slachtoffers. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten waarop de vordering was gebaseerd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team jeugd
Parketnummers: 10/010297-22 en 10/017693-22 (ttz. gev.)
Datum uitspraak: 13 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Irak) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. L.A.E. Timmer, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de openbare terechtzitting van 30 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Goudzwaard heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot jeugddetentie voor de duur van 90 dagen met aftrek
  • met als bijzondere voorwaarden:
  • met opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf, bestaande uit een leerstraf, te weten Tools4U Verlengd Plus, voor de duur van 35 uren, subsidiair 17 dagen vervangende jeugddetentie.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering parketnummer 10/017693-22 onder 2
Het onder parketnummer 10/017693-22 onder 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak parketnummer 10/010297-22 onder 1 en 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder het parketnummer 10/010297-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde verkrachting en aanranding bewezen kunnen worden verklaard.
Zij heeft hiertoe aangevoerd dat zowel [aangeefster01] (hierna te noemen: de aangeefster) als de verdachte hebben verklaard dat zij op 7 juli 2021 met anderen in de kleedruimte van een gymzaal zijn geweest en dat zij daar het spel ‘doen, durven, waarheid’ hebben gespeeld. De aangeefster heeft consistent en gedetailleerd verklaard en de officier van justitie acht haar verklaring geloofwaardig. De aangeefster heeft haar verhaal gelijkluidend aan de getuige [getuige01] , haar vriend [naam01] en uiteindelijk ook aan haar moeder gedaan, die dit ook aan de politie bevestigen.
De verklaring van de aangeefster wordt verder ondersteund door de getuige [getuige01] (hierna: de getuige), die bevestigt dat de verdachte toen ook jegens haar seksueel getint gedrag heeft vertoond. Ten aanzien van de verklaring van de aangeefster heeft de getuige bevestigd dat zij de aangeefster met de verdachte het wc-hokje in heeft zien gaan, zij geluiden heeft gehoord ook die kunnen passen bij dat wat de aangeefster heeft verklaard en dat de aangeefster, toen zij samen naar huis fietsten, haar heeft gezegd dat ze pijn had in haar vagina en dat de verdachte met zijn piemel in haar vagina was gegaan.
Ook medeverdachte [medeverdachte01] heeft een deel van de gebeurtenissen en de aanwezigheid van de verdachte ter plaatse bevestigd.
Hierdoor stelt de officier van justitie zich op het standpunt dat voldoende bewijs is dat de ten laste gelegde seksuele handelingen, waaronder het binnendringen door de verdachte, hebben plaatsgevonden.
Deze handelingen hebben volgens de officier van justitie ook tegen de wil van de aangeefster plaatsgevonden. Hierbij wijst zij op de plek waar de tenlastegelegde feiten hebben plaatsgevonden (in een afgesloten wc-hokje in de kleedkamer van een gymzaal, onttrokken aan het zicht van anderen, het numeriek overwicht dat de verdachte met twee vrienden vormde, het ontbreken van enige eerdere (seksuele) relatie tussen beiden, het negeren van ieder protest van de aangeefster en het vastpakken en bedreigen van de aangeefster.
Nu deze handelingen op verschillende momenten in het wc-hokje hebben plaatsgevonden en op een van deze momenten sprake is geweest van binnendringen heeft de verdachte zich achtereenvolgens schuldig gemaakt aan verkrachting (feit 1) en aanranding (feit 2).
4.2.2.
Standpunt van de verdediging
De verdachte erkent – kort samengevat – dat hij zich op de tenlastegelegde datum en tijd met de aangeefster in een wc-hokje heeft bevonden, maar ontkent dat hij daar toen enige seksuele of seksueel getinte handeling bij haar heeft verricht. Hij zegt daar toen alleen maar met haar te hebben gepraat. Mogelijk kan hij haar – zoals hij eerder nog tegenover de politie heeft verteld – hebben omhelsd, maar dat weet hij nu niet meer.
4.2.3.
Beoordeling
Uit het dossier en de behandeling ter zitting is gebleken dat de aangeefster met de verdachte en twee medeverdachten had afgesproken om elkaar op 7 juli 2021 bij een skatepark in Gorinchem te treffen. De aangeefster had haar vriendin [getuige01] (de getuige) meegenomen. Op enig moment zijn zij naar een kleedkamer van een gymzaal gegaan en hebben zij daar het spel ‘doen, durven, waarheid’ gespeeld.
Wat later zijn de verdachte en de aangeefster samen een wc-hokje in gegaan, hebben daar enige tijd doorgebracht, waarna zij het hokje weer zijn uitgegaan. Dit heeft zich een aantal malen herhaald, zo blijkt uit de verklaringen van de verdachte, de medeverdachte [medeverdachte01] en de getuige.
Hebben in het wc-hokje de tenlastegelegde seksuele handelingen tussen de verdachte en aangeefster plaatsgevonden?
De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte bij haar de tenlastegelegde seksuele handelingen heeft verricht; de verdachte heeft het ontkend.
De rechtbank stelt vast dat de aangeefster hierover meerdere verklaringen heeft afgelegd, waarin zij, na aanvankelijk nog tegenover haar moeder te hebben ontkend, consistent heeft verklaard over de gebeurtenissen in het wc-hokje. Zowel aan haar moeder als aan haar vriend [naam01] heeft zij verteld wat er toen zou zijn gebeurd en ook deze verklaringen komen overeen, zo blijkt uit de verklaringen van de moeder en [naam01] , met hetgeen de aangeefster aan de politie heeft verteld.
Het feit dat zij pas na enige maanden na het gebeuren met haar verklaring naar buiten is gekomen omdat zij het niet aan haar moeder had willen vertellen, brengt op zich nog niet mee dat aan die verklaring geen geloof meer kan worden gehecht.
Blijkens die verklaringen is de verdachte met de aangeefster in het wc-hokje gegaan, is hij op de wc-bril gaan zitten en heeft hij de aangeefster bij haar billen, borsten, de onderbuik en schaamstreek en bij haar vagina betast; verder heeft hij haar in haar billen en borsten geknepen en heeft hij uiteindelijk ook zijn penis in haar vagina gebracht.
Deze verklaring van de aangeefster wordt ondersteund door de verklaring van de getuige dat de aangeefster direct nadat zij van de gymzaal wegfietsten aan haar heeft verteld dat zij pijn had aan haar vagina en dat de verdachte met zijn piemel in haar vagina was gegaan.
Verder heeft de getuige verklaard dat de aangeefster inderdaad meermalen met de verdachte in het wc-hokje is geweest en dat zij bij een van de keren dat de verdachte en de aangeefster in het wc-hokje waren, gebonk hoorde wat klonk alsof de wc-bril op en neer ging.
Daarnaast heeft ook de medeverdachte [medeverdachte01] verklaard dat de verdachte tijdens het spel een vraag aan de aangeefster stelde over seks en dat hij dacht dat aangeefster en de verdachte “het” gingen doen toen zij naar het wc-hokje liepen.
De rechtbank acht dit voldoende om aan te kunnen nemen dat de door de aangeefster omschreven seksuele handelingen ook daadwerkelijk hebben plaatsgevonden. De verklaring van de verdachte dat zij in het wc-hokje alleen zouden zijn ingegaan om met elkaar te praten of dat hooguit sprake is geweest van een omhelzing acht de rechtbank in de hiervoor geschetste context en gezien het feit dat beiden meermalen het hokje zijn binnengegaan ongeloofwaardig.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat de verdachte bij de aangeefster de tenlastegelegde handelingen heeft verricht die (mede) bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster. De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden is of de verdachte de aangeefster heeft gedwongen deze handelingen te ondergaan.
Is de aangeefster gedwongen de seksuele handelingen te ondergaan?
De aangeefster heeft verklaard dat zij meermalen is meegetrokken richting het wc-hokje door de verdachte, dat zij heeft gezegd dat zij niet wilde dat de verdachte aan haar intieme delen zat en dat zij meermalen is weggelopen uit het wc-hokje. Toen de verdachte haar broek en onderbroek naar beneden trok en twee keer in haar probeerde te komen, heeft zij gezegd ‘dit gaat te ver’. De verdachte heeft steeds op verschillende manieren tegen haar gezegd dat zij seks met hem moest hebben en ging aan haar protesten voorbij.
Bewijs in zedenzaken
Op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs
dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet uitsluitend worden gebaseerd op grond van
de verklaring van alleen de aangever. Deze bepaling strekt ertoe de deugdelijkheid van de
bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat zij de rechtbank verbiedt tot een
bewezenverklaring te komen indien de feiten en omstandigheden waarover een aangever
verklaart op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Volgens de Hoge Raad betekent deze bewijsminimumregel in zedenzaken, waarin het in de
kern vaak gaat om het woord van aangever tegen dat van de verdachte(n), niet dat vereist is
dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het
afdoende is wanneer die verklaring op bepaalde punten bevestiging vindt in andere
bewijsmiddelen, afkomstig van een andere bron dan degene die de belastende verklaring
heeft afgelegd. Deze bewijsmiddelen dienen voldoende steun te geven aan de verklaring van
de aangever. Dat wil zeggen dat het steunbewijs op relevante wijze in verband dient te staan
met de inhoud van de verklaring van de aangever, zodat die verklaring niet op zichzelf staat,
maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een andere
bron.
Steunbewijs in de onderhavige zaak
Het voorgaande betekent dat de rechtbank in de onderhavige zaak moet beoordelen of er
voldoende steunbewijs in het dossier aanwezig is voor de aangifte en aanvullende verklaring van de aangeefster dat de seksuele handelingen tegen haar wil plaatsvonden en dat de in de tenlastelegging genoemde (bedreiging met) geweld is gebruikt.
Vooropgesteld wordt dat de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden in een afgesloten wc-hokje. De getuige en de medeverdachten hebben hierdoor niet kunnen zien of de verdachte zich in het wc-hokje dwingend heeft opgesteld tegenover de aangeefster en of zij zich tegen de verdachte heeft verzet. De getuige heeft niet verklaard dat zij heeft gezien dat de aangeefster is meegetrokken door de verdachte of een medeverdachte, maar heeft (enkel) verklaard dat de aangeefster het wc-hokje in ging. De getuige heeft weliswaar verklaard dat zij gebonk heeft gehoord alsof de wc-bril op en neer ging, maar heeft toen verder geen geluiden of stemmen gehoord.
Deze verklaring biedt dan ook geen steun voor de verklaring van de aangeefster dat de gebeurtenissen tegen haar wil hebben plaatsgevonden.
Ook uit de verklaringen van de vriend van de aangeefster en haar moeder kan geen bewijs worden afgeleid dat toen sprake is geweest van de tenlastegelegde dwang. Geen van hen heeft voldoende feitelijk verklaard over de dwang die zou hebben plaatsgevonden, terwijl ook dan de bron van hun wetenschap alleen op de aangeefster is terug te voeren.
Evenmin is in de overige verklaringen in het dossier enig houvast te vinden voor de conclusie dat de seksuele handelingen die door de verdachte zijn verricht tegen de wil van de aangeefster zouden zijn geweest. Ook verder technisch bewijs ontbreekt en in het dossier en uit wat ter terechtzitting is besproken kan naar het oordeel van de rechtbank geen bewijsmiddelen volgen die de aangifte voldoende ondersteunen ten aanzien van de tenlastegelegde dwang. Hierdoor kan naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte de aangeefster onder toepassing van geweld of een andere feitelijkheid dan wel onder bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer handelingen die (mede) bestonden uit het tegen de wil van de aangeefster seksueel binnendringen van het lichaam van de aangeefster door zijn penis in haar vagina te brengen en/of het betasten van haar billen en/of borsten en/of haar vagina.
4.2.4.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/010297-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde is
nietwettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering parketnummer 10/010297-22 onder 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder parketnummer 10/010297-22 onder 3 ten laste gelegde. Naast de aangifte bevat het dossier geen ander bewijs waaruit blijkt dat de verdachte daadwerkelijk de intentie had om het ten laste gelegde feit te plegen. De verdachte heeft vanaf het begin verklaard dat hij niets heeft meegenomen en geen opzet had op een inbraak, maar dat hij in die gang was om met zijn vrienden te praten.
De deur naar de kelder/garage is open gemaakt door een medeverdachte, iets dat makkelijk ging omdat, zoals de aangeefster heeft verklaard, de broer van de aangeefster deze open had gelaten. De verdachte ontkent dat hij of zijn medeverdachten het haakje van de portiekdeur kapot hebben gemaakt. Bovendien bevinden zich geen foto’s van het slot of de deur in het dossier. Ook zijn er geen camerabeelden of getuigenverklaringen. Alles overziend bevat het dossier enkel de aangifte als bewijsmiddel. De verdachte heeft weliswaar erkend dat hij daar ter plaatse was, maar er kan niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat zijn verklaring, dat hij in die gang was om met zijn vrienden te praten, onjuist is. Evenmin kan worden vastgesteld dat het haakje of het slot van de portiekdeur door de verdachte en de medeverdachten zou zijn vernield.
4.3.2.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van de verdachte en zijn medeverdachten gelet op de omstandigheden van het geval naar hun uiterlijke verschijningsvorm niet anders kunnen worden begrepen dan als een poging tot diefstal met het oogmerk goederen uit de kelder/garage van de aangeefster weg te nemen.
Immers, de verdachte is samen met zijn medeverdachten door de aangeefster aangetroffen in een kelder/garage van een portiekflat. Zij zag toen ook dat een van de jongens zoekend aan het rondkijken was in deze kelder/garage. Bovendien renden de jongens meteen weg toen zij de aangeefster zagen. Tot slot hadden zij niets te zoeken in deze flat en ook niet in de kelder/garage. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verdachte en zijn medeverdachten bezig waren met een diefstal die ze, door de ontdekking op heterdaad door de aangeefster, niet hebben kunnen voltooien.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende bewijs is voor de ten laste gelegde braak en/of verbreking van het slot van de portiekdeur, nu daarvan slechts een summiere verklaring van de aangeefster is opgenomen in het dossier en het de rechtbank onduidelijk is gebleven of de schade aan het slot mogelijk ook eerder zou kunnen zijn veroorzaakt.
4.3.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/010297-22 onder 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van de ten laste gelegde braak en/of verbreking.
4.4.
Bewijswaardering parketnummer 10/017693-22 onder 1
4.4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit voor de ten laste gelegde poging straatroof onder parketnummer 10/017693-22 onder 1. Er is sprake geweest van een compleet misplaatste grap zoals ook direct door de verdachte en de medeverdachte bij de politie is verklaard. Hoewel de verdediging zich kan voorstellen dat dit voor de aangeefster vrij beangstigend en onprettig moet zijn geweest, meent de verdediging dat hier enkel sprake is geweest van bedreiging zoals onder 2 ten laste is gelegd. De verdachte was weliswaar intimiderend en vervelend jegens de aangeefster en hij zou iets hebben geroepen als “geef me jouw geld/pinpas/telefoon”, maar toen dat werd geweigerd door de aangeefster heeft de verdachte op geen enkele wijze geprobeerd alsnog geld of goederen van haar afhandig te maken. De aangeefster heeft zelf haar telefoon gepakt om haar vader te proberen te bellen, wat een gelegenheid zou zijn geweest voor de verdachte om deze af te pakken, maar dit heeft hij niet gedaan. Indien de rechtbank zou menen dat hier wel sprake is van een poging tot straatroof, meent de verdediging dat er sprake is van een eendaadse samenloop met feit 2 nu de strafbare handelingen op hetzelfde moment en op dezelfde plaats zijn verricht, terwijl daar een wilsbesluit aan ten grondslag heeft gelegen.
4.4.2.
Beoordeling
Op grond van het dossier en het verhandelde ter zitting stelt de rechtbank vast dat de verdachte op 1 november 2021 de aangeefster bij haar keel heeft vastgehouden, haar op die manier tegen een muur heeft geduwd, haar een mes heeft getoond, deze richting haar keel/hals heeft gehouden en tegen haar heeft gezegd dat zij hem geld of haar pinpas moest geven. De verdachte heeft dit ook bekend, maar heeft verklaard dat hij dit enkel als grap heeft bedoeld.
De rechtbank leidt daarentegen uit de aangifte af dat de aangeefster de gehele situatie niet als grap heeft ervaren, maar erg bang is geweest. Ook uit de verklaring van de getuige [getuige02] (hierna: de getuige) blijkt niet dat sprake zou zijn geweest van een “grappige” situatie. Ook zij heeft verklaard bang te zijn geweest.
Daar komt bij dat het gebruik van het mes en het duwen tegen de gevel van de aangeefster ook veel langer heeft geduurd dan men zou mogen verwachten bij een misplaatste grap.
Gelet op de hierboven genoemde feiten en omstandigheden in onderlinge samenhang bezien, komt de rechtbank tot het oordeel dat verdachtes gedragingen - en die van de medeverdachte - naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op voltooiing van een straatroof en dat geen sprake is geweest van een situatie waarin een grap met de aangeefster werd uitgehaald.
4.4.3.
Conclusie
Het onder parketnummer 10/017693-22 onder 1 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.5.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/010297-22 onder 3 en onder parketnummer 10/017693-22 onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 10/017693-22 onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Parketnummer 10/010297-223.
hij op 20 december 2021 te Gorinchem
tezamen en in vereniging met anderen,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit
een berging/garage behorende bij een appartement gelegen aan de [adres02] ,
(enig) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [naam02] , toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen ,
- de berging/garage heeft betreden
en
- de berging/garage heeft doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 10/017693-22
1.
hij op 1 november 2021 te Gorinchem
op de openbare weg, de Gasthuisstraat,
tezamen en in vereniging met een ander,
ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededader voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen,
door bedreiging met geweld [slachtoffer02] te dwingen tot de afgifte van geld en/of
een pinpas, dat/die aan die [slachtoffer02] , toebehoorde(n
),
in vereniging met zijn mededader
- die [slachtoffer02] meermalen bij de keel en de hals heeft vastgepakt en
vastgehouden en tegen de glazen wand of deur van een pand heeft geduwd, en
- meermalen, tegen die [slachtoffer02] heeft gezegd: “Geef me geld, of gewoon je pinpas,
dat maakt niet uit” en “geef me geld alles wat je hebt pinpas”, en
- daarbij dicht tegen die [slachtoffer02] aan is gaan staan en blijven staan, en
- messen en een op een mes gelijkend voorwerp tevoorschijn heeft gehaald en die messen en
datvoorwerp dreigend heeft getoond aan die [slachtoffer02] , en
- een van die messen of
datdaarop gelijkend voorwerp bij de keel / hals van die [slachtoffer02] heeft gehouden en op die [slachtoffer02] heeft gericht en daarmee een beweging
heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer02] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 1 november 2021 te Gorinchem,
tezamen en in vereniging met een ander,
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met zware mishandeling,
door die [slachtoffer02] meermalen bij de keel vast te pakken en vast te houden
en tegen de glazen wand of deur van een pand te duwen, en daarbij
dicht tegen die [slachtoffer02] aan te gaan staan en blijven staan en
messen en een op een mes gelijkend voorwerp tevoorschijn te halen
en die messen en
datvoorwerp dreigend te tonen aan die [slachtoffer02] en een
van die messen of daarop gelijkend voorwerp bij de keel / hals van die [slachtoffer02] te
houden en op die [slachtoffer02] te richten en daarmee een beweging te maken in
de richting van die [slachtoffer02] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/010297-22
3.

poging tot diefstal, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Parketnummer 10-017693-22
De eendaadse samenloop van
1.
poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
en
2.

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling tegen personen, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich op 15-jarige leeftijd schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal, een poging tot afpersing en bedreiging met een mes.
Op 1 november 2021 heeft de verdachte samen met een ander geprobeerd het slachtoffer onder bedreiging van een echt en een op echt gelijkend mes te dwingen geld en/of haar pinpas af te geven. De verdachte heeft het slachtoffer een mes getoond en deze in de richting van haar keel/hals gehouden, terwijl zij tegen een pand werd vastgehouden bij haar keel/hals. Ook de medeverdachte heeft haar een mes getoond. De ervaring leert dat de slachtoffers van dergelijke angstaanjagende delicten nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hen is overkomen. Bovendien maken dergelijke strafbare feiten een grove inbreuk op de rechtsorde en brengen deze in de samenleving gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Op 20 december 2021 heeft de verdachte samen met anderen geprobeerd goederen weg te nemen uit een berging/garage. Deze berging/garage is enkel toegankelijk voor bewoners van het appartementencomplex. De verdachte heeft door zijn handelen geen respect getoond voor de eigendommen van een ander en heeft zich geen rekenschap gegeven van de impact die dit doorgaans heeft op het gevoel van privacy van de gedupeerden. Het is voor de bewoners een zeer onaangenaam gevoel om te leven met de wetenschap dat vreemden hun berging/garage van hun appartementencomplex in zijn gekomen. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor onrust en gevoelens van onveiligheid in de buurt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
28 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundigen op de terechtzitting
De Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 september 2022. Dit rapport houdt, voor zover van belang, het volgende in.
Het Dynamisch Risico Profiel komt uit op hoog en het Algemeen Recidive Risico komt uit op laag. Er komen zorgen naar voren op vrijwel alle domeinen (gezin, school, vrije tijd, relaties, attitude, agressie en vaardigheden). De verdachte is, toen hij 8 of 9 jaar oud was, met zijn familie vanuit Irak naar Nederland gekomen en heeft een periode binnen het AZC verbleven en volgt vanaf groep 6 onderwijs. De verdachte is vervolgens naar praktijkonderwijs gegaan omdat hij moeite had met de Nederlandse taal bij de overgang van het basis- naar het voortgezet onderwijs. Uit de testresultaten van het "psychologisch onderzoek" van De Waag komt naar voren dat er bij de verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieverdeling op moeilijk lerend intelligentieniveau en dat hij, onder andere, moeite heeft om zich uit te drukken en grote moeite heeft met kernachtig onder woorden brengen van zijn gedachten. De Raad is van mening dat een taakstraf in de vorm van een werkstraf gezien de aard en ernst van de delicten niet passend is. Indien de verdachte schuldig wordt bevonden aan alle ten laste gelegde feiten, is een leerstraf te weten de gedragsinterventie Tools4U verlengd plus (Seksueel grensoverschrijdend gedrag) op dit moment de best passende straf. Dit zal volgens de Raad de kans op herhaling van strafbaar gedrag doen afnemen en een verdere positieve ontwikkeling van de verdachte bevorderen. Daarnaast acht de Raad een voorwaardelijke jeugddetentie een gepaste reactie indien hij schuldig wordt bevonden, waarin de verdachte binnen het verplicht kader van Toezicht en Begeleiding (ITB CRIEM) dient te werken aan de domeinen waarop hij een verhoogd risico laat zien. Dit biedt de verdachte de mogelijkheid om ondersteund te worden en te werken aan de gestelde doelen, die de kans op herhaling van strafbaar gedrag verder zullen doen afnemen en een positieve ontwikkeling van de verdachte bevordert. Daar ITB CRIEM zicht richt op gebrekkige integratie van het gezin in de Nederlandse samenleving, de culturele afstand tussen het land van herkomst en Nederland en de moeite die zij hebben deze afstand te overbruggen en jongeren die functioneren in verschillende culturele contexten die andere, soms tegengestelde, verwachtingen hebben, acht de Raad deze vorm van (jeugd)reclasseringstoezicht het best passend bij de verdachte. Verlenging van dit traject is mogelijk. ITB CRIEM dient derhalve ingebed te worden binnen de geadviseerde toezicht en begeleiding vanuit de jeugdreclassering (nabegeleiding en proeftijd).
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming westheeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 maart 2022. De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Deskundige [naam03], werkzaam bij Jeugdbescherming west, heeft ter zitting naar voren gebracht dat na de schorsing een IQ onderzoek is gedaan bij de verdachte. Gebleken is dat hij met een IQ van 70 op een lager niveau functioneert. De verdachte loopt momenteel stage bij een kapperszaak in Eindhoven. De verdachte wil graag weer naar school, maar volledig terug naar school wordt niet haalbaar geacht voor de verdachte. Het lijkt passender om hem door te laten stromen naar werk/praktijk. De verdachte heeft zich goed aan zijn schorsingsvoorwaarden gehouden. Hij komt niet meer zoveel buiten als voorheen en zijn moeder zegt dat hij rustiger is geworden. De verdachte ontkent een groot deel van de ten laste gelegde feiten waardoor het moeilijk is om met hem hierover in gesprek te gaan. Het gaat om ernstige verdenkingen waardoor goed met hem gesproken moet worden over hoe met meisjes moet worden omgegaan. Dit is nooit met hem besproken. Wellicht kan een coach voor hem worden ingezet. Jeugdbescherming west staat achter het advies van de Raad, behalve achter de inzet van IBT CRIEM. Er is al een intensief traject ingezet voor de verdachte en er is inmiddels alweer een half jaar verstreken sinds is gestart met het reclasseringstoezicht. Nu de moeder heeft aangegeven dat zij ondersteuning wenst, zal dit ook worden ingezet.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Straf
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een jeugddetentie. Bij de bepaling van de duur van de jeugddetentie heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De rechtbank zal een onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen, die gelijk is aan de duur van het door hem ondergane voorarrest.
Nu de jeugdreclassering begeleiding noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet in de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte geen aanleiding voor een dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden en het toezicht.
Redelijke termijn
De rechtbank constateert dat met betrekking tot de feiten onder parketnummer 10/017693-22 de redelijke termijn is overschreden. Gezien het gegeven dat dit slechts een geringe overschrijding betreft en de rechtbank van oordeel is dat het om ernstige (samenloop van) feiten gaat, zal de rechtbank volstaan met deze vaststelling en hieraan geen consequenties verbinden.
Algemene afsluiting
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8..Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd, mw. [slachtoffer01] , ter zake van de onder parketnummer 10/010297-22 onder 1 en 2 tenlastegelegde feiten. De benadeelde partij vordert een bedrag van € 9.930,40 aan materiële schade en een bedrag van € 10.000,- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Nu de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Gelet op voorgaande dient de benadeelde partij te worden veroordeeld in de kosten door de verdachte gemaakt. Deze kosten worden tot op heden begroot worden op nihil.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 45, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 285, 311 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.

10..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11..Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/010297-22 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/010297-22 onder 3 en onder parketnummer 10/017693-22 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie
voor de duur van 40 (veertig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat een gedeelte van de jeugddetentie groot
17 (zeventien) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt vastgesteld op
2 twee jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
- zich gedurende een door de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen zal melden bij de reclassering, zo vaak en zo lang deze instelling dat noodzakelijk acht;
- zijn medewerking verleent aan hulpverlening/interventies, indien dit door de jeugdreclassering noodzakelijk wordt geacht;
- gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met [slachtoffer02] , geboren op [geboortedatum03] 2008;
- zich zal inzetten voor het verkrijgen en behouden van een zinvolle dag- en/of vrijetijdsbesteding;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan jeugdreclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de jeugdreclassering zo vaak en zolang als de jeugdreclassering dit noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte; de voorlopige hechtenis is bij eerdere beslissing geschorst;
verklaart de benadeelde partij [slachtoffer01] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. A. Verweij, voorzitter, tevens kinderrechter,
en mrs. C.G. van den Grampel en R. van den Wildenberg, kinderrechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.N. Arduin, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 april 2023.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/010297-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 7 juli 2021 te Gorinchem en/of Dalem, gemeente Gorinchem
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid,
te weten het (meermalen)
- meenemen en/of meetrekken naar een of meerdere toiletruimte(s) en/of
- zich opdringen aan haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht en/of
- tegen haar zeggen:
* “Je moet wel je daden doen” en/of
* “Je moet het doen, want je hebt het/doen gezegd” en/of
* “Je moet seks hebben” en/of
* “Je hebt een andere keer “ja” gezegd” en/of
* “Wat ik nu bij jou ga doen, ga je hierna ook bij [naam04] doen. Anders wordt
hij boos”,
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking, en/of
- ontkleden van haar en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen
ontstaan,
[slachtoffer01] ( [geboortedatum02] -2005) heeft gedwongen tot het ondergaan van een of meer handelingen
die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die slachtoffer,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis in haar vagina en/of
- betasten van en/of knijpen in haar bil(len) en/of borst(en) en/of vagina
en/of schaamstreek en/of (onder)buik.
2.
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 7 juli 2021 te Gorinchem en/of Dalem,
gemeente Gorinchem,
(meermalen) (telkens) door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een
andere feitelijkheid,
te weten het (meermalen)
- meenemen en/of meetrekken naar een of meerdere toiletruimte(s) en/of
- zich opdringen aan haar en/of
- voorbij gaan aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten en/of
- het feit dat er sprake was van een fysiek en/of numeriek overwicht en/of
- tegen haar zeggen:
* “Je moet wel je daden doen” en/of
* “Je moet het doen, want je hebt het/doen gezegd” en/of
* “Je moet seks hebben” en/of
* “Je hebt een andere keer “ja” gezegd” en/of
* “Wat ik nu bij jou ga doen, ga je hierna ook bij [naam04] doen. Anders wordt
hij boos”,
althans woorden van gelijke dreigende/intimiderende aard/strekking, en/of
- ontkleden van haar en/of
- feit dat hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen
ontstaan,
(telkens) [slachtoffer01] ( [geboortedatum02] -2005)heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handelingen,
te weten het (meermalen)
- brengen/houden van zijn penis tegen haar schaamstreek, althans lichaam, en/of
- betasten van en/of knijpen in haar bil(len) en/of borst(en) en/of vagina
en/of schaamstreek en/of (onder)buik.
3.
hij op of omstreeks 20 december 2021 te Gorinchem
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in/uit
een berging/garage behorende bij een appartement gelegen aan de Arien Brandsteeg 12,
(enig) goed(eren),
dat/die geheel of ten dele aan [naam02] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte
en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde(n)
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van
het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik
te brengen door middel van braak en/of verbreking,
- (het slot van) een portiekdeur heeft/hebben geforceerd en/of
- (vervolgens) het appartementencomplex en/of de berging/garage heeft/hebben betredenen
en/of
- de berging/garage heeft/hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Tekst tenlastelegging parketnummer 10/017693-22
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Gorinchem
op de openbare weg, de Gasthuisstraat, althans op een openbare weg
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om,
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer02] te dwingen tot de afgifte van geld en/of
een pinpas, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer02] , in elk geval aan in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader toebehoorde(n,
(in vereniging met zijn mededader)
- die [slachtoffer02] (meermalen) (bij de keel en/of de hals en/of het lichaam heeft vastgepakt en/of
vastgehouden en/of tegen de glazen wand of deur van een pand heeft geduwd, en/of
- meermalen, althans eenmaal tegen die [slachtoffer02] heeft gezegd: "Geef me geld, of gewoon je pinpas,
dat maakt niet uit" en/of "geef me geld alles wat je hebt pinpas", althans (telkens) iets heeft gezegd
van een soortgelijke aard en/of strekking, en/of
- (daarbij) dicht tegen die [slachtoffer02] aan is gaan staan en/of blijven staan, en/of
- een of meer mes(sen) en/of (een) op een mes gelijkend(e) voorwerp(en) tevoorschijn heeft
gehaald en/of dat/die mes(sen) en/of voorwerp(en) dreigend heeft getoond aan die [slachtoffer02] , en/of
- een of meer van dat/die mes(sen) of daarop gelijkend(e) voorwerp(en) bij de keel / hals van die
heeft gehouden en/of op die [slachtoffer02] heeft gericht en/of (daarmee) (een) beweging(en)
heeft gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer02] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op of omstreeks 1 november 2021 te Gorinchem,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer02] (meermalen) bij de keel en/of het lichaam vast te pakken en/of vast te houden
en/of tegen de glazen wand of deur van een pand te duwen, en/of (daarbij)
dicht tegen die [slachtoffer02] aan te gaan staan en/of blijven staan en/of
een of meer mes(sen) en/of (een) op een mes gelijkend(e) voorwerp(en) tevoorschijn te halen
en/of dat/die mes(sen) en/of voorwerp(en) dreigend te tonen aan die [slachtoffer02] en/of een of meer
van dat/die mes(sen) of daarop gelijkend(e) voorwerp(en) bij de keel / hals van die [slachtoffer02] te
houden en/of op die [slachtoffer02] te richten en/of (daarmee) een beweging(en) te maken naar en/of in
de richting van die [slachtoffer02] .