In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2023, gaat het om een geschil tussen een jurist, aangeduid als [eiser], en zijn cliënt, aangeduid als [gedaagde], over de hoogte van de facturen die door de jurist zijn gepresenteerd. De eiser had de opdracht aanvaard om de belangen van de gedaagde te behartigen in een arbeidsrechtelijk geschil. De gedaagde had een aantal facturen ontvangen, maar betwistte de hoogte van deze facturen en de geleverde diensten. De eiser vorderde betaling van een totaalbedrag van € 13.070,84, bestaande uit hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, terwijl de gedaagde aanvoerde dat de kosten onredelijk hoog waren en dat de jurist zijn zorgplicht had geschonden.
De kantonrechter oordeelde dat de eiser niet had gehandeld als een goed opdrachtnemer, omdat hij de gedaagde niet tijdig had gewaarschuwd voor de oplopende kosten. De rechter concludeerde dat de gedaagde recht had op een vermindering van de factuurbedragen met 30% vanwege de tekortkomingen van de eiser. Uiteindelijk werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 7.837,58, met wettelijke rente, en werd de proceskostencompensatie toegewezen. De eiser werd ook veroordeeld in de kosten van het incident, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.