ECLI:NL:RBROT:2023:3285

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 maart 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/10/643223 / JE RK 22-1932
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met aandacht voor de omgang tussen moeder en kind

Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de minderjarige [naam kind], geboren op [geboortedatum] 2020, die momenteel in een pleeggezin verblijft. De zaak betreft de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] en de ondertoezichtstelling, die eerder was verlengd tot 9 oktober 2023. De gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (GI) heeft verzocht om deze machtiging voor een jaar te verlengen, met de beslissing uitvoerbaar bij voorraad. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, haar advocaat mr. F.G.T. Meershoek, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de omgang tussen [naam kind] en haar moeder sinds juli 2022 stil ligt, na een conflict tussen de moeder en de begeleiding. De GI heeft recent een nieuwe organisatie, Youthcare, ingeschakeld om de omgang te begeleiden. De kinderrechter heeft benadrukt dat het van belang is dat de omgang zo spoedig mogelijk wordt hervat, en dat de GI zich moet inzetten om dit te realiseren. De moeder heeft geen verweer gevoerd tegen de verlenging van de machtiging, maar maakt zich zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] en de beperkte communicatie over haar welzijn.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat een thuisplaatsing van [naam kind] op dit moment niet aan de orde is, maar dat de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd tot 9 oktober 2023, met de verklaring dat deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad is.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/643223 / JE RK 22-1932
Datum uitspraak: 13 maart 2023

Beschikking verlenging machtiging tot uithuisplaatsing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,
betreffende

[naam kind],

geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats], hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:

[naam 1],

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. F.G.T. Meershoek, te Den Haag.

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de tussenbeschikking van 3 oktober 2022 van deze rechtbank en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de GI van 24 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 23 februari 2023.
Op 13 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een tweetal vertegenwoordiger van de GI, [naam 2] en [naam 3].
Daarnaast heeft de kinderrechter bijzondere toegang verleend om bij de zitting aanwezig te zijn aan de begeleider van de moeder, [naam 4],.

De feiten

De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [naam kind].
[naam kind] verblijft een pleeggezin.
Bij beschikking van 3 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 9 oktober 2023. Bij diezelfde beschikking is de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin verlengd tot 9 april 2023.
Het aangehouden verzoek
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [naam kind] en de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Thans dient nog te worden beslist op het resterende verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor de duur van zes maanden, te weten tot 9 oktober 2023.
De GI heeft het aangehouden deel van het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. Er bestaan nog steeds veel zorgen over de ontwikkeling van [naam kind], de omgang tussen haar en de moeder en de hulpverlening voor de moeder. De samenwerking tussen de moeder en de GI is heel beperkt. De afspraken vinden op dit moment vooral online plaats, omdat dat het beste verloopt. Het afgelopen half jaar is ingezet op de omgangsmomenten tussen de moeder en [naam kind]. De fysieke omgang ligt echter al sinds juli 2022 stil, nadat een conflict was ontstaan tussen de moeder en de begeleiding. Recent is bekend geworden dat Youthcare bezoeken tussen de moeder en [naam kind] voortaan kan begeleiden. De GI hoopt met deze nieuwe organisatie met een schone lei te beginnen, zodat de omgang van de grond zal komen. Youthcare zal na kennismaking met de moeder starten met fysieke bezoeken eens per vier weken. Daarnaast zal ook eens per vier weken een videobelmoment worden ingepland.
Het gaat goed met [naam kind] in het pleeggezin. Zij accepteert steeds beter het gezag van de pleegouders en ontwikkelt zich goed. Wel wordt gezien dat [naam kind] erg boos kan worden en zichzelf dan pijn kan doen. Het komende half jaar wil de GI onderzoeken welk hulp het beste ingezet kan worden om haar te leren om hiermee om te gaan.
De GI ziet dat de moeder zich inzet door bijvoorbeeld in behandeling te gaan, maar ziet weinig verandering in de situatie. De GI wil een KSCD-onderzoek starten, zodat een onafhankelijke partij kan onderzoeken of de moeder de volledige zorg op zich kan nemen binnen een voor Isa‘bellah aanvaardbare termijn. Op dit moment is echter nog de handtekening van de moeder nodig om het onderzoek aan te vragen.

Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder is naar voren gebracht dat zij geen verweer voert tegen de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing, maar de moeder is het niet eens met de gevraagde duur. De moeder maakt zich veel zorgen over de ontwikkeling van [naam kind] bij de pleegouders en wordt beperkt op de hoogte gehouden over de gebeurtenissen in het leven van [naam kind]. Er moet zo spoedig mogelijk hulp worden ingezet om toe te werken naar een thuisplaatsing bij de moeder. De moeder begrijpt dat het lang kan duren voordat [naam kind] weer bij haar thuis kan wonen, maar er wordt te weinig gedaan. De moeder heeft [naam kind] al meer dan een half jaar niet gezien. In de vorige beschikking van 3 oktober 2023 stond dat een prille positieve ontwikkeling is ingezet dat er moest worden ingezet op het contactherstel. De videobelmomenten zijn ingezet, omdat de moeder daar zelf op aan heeft gedrongen. Het eerste fysieke omgangsmoment staat op 31 maart 2023 gepland. Dan heeft de moeder [naam kind] al driekwart jaar niet gezien. Gezien de jonge leeftijd van [naam kind] komt de aanvaardbare termijn heel snel in zicht. Er moet deugdelijk onderzoek worden gedaan om te beoordelen of [naam kind] weer thuis kan wonen en zo spoedig mogelijk passende hulpverlening worden ingezet.
Wat betreft de handtekening voor het KSCD-onderzoek is de moeder het niet eens met de inhoud van het aanmeldformulier. Uit de toon van de GI komt al naar voren dat het perspectief volgens de GI niet bij de moeder ligt. De moeder wil niet tekenen voor een onderzoek waarbij het resultaat op voorhand al vaststaat. De moeder ziet de mogelijkheid wel dat [naam kind] op de lange termijn weer bij haar kan wonen. Zij werkt hard aan zichzelf en doet haar best om de situatie te verbeteren.

De beoordeling

Uit de stukken en het verhandelde ter zitting komt naar voren dat een thuisplaatsing van [naam kind] op dit moment niet aan de orde is. Daar zijn alle betrokken partijen het over eens. Het contact tussen [naam kind] en haar moeder is de afgelopen periode minimaal geweest. Dat de contactmomenten in juli 2022 - na een escalatie tussen de moeder en de hulpverlening - zijn stilgelegd, is iets dat moeder kan worden verweten. Echter is pas ruim een half jaar later een nieuwe zorgverlener bereid gevonden om de bezoeken tussen de moeder en [naam kind] te begeleiden. Dit is zeer spijtig voor de moeder en niet in het belang van [naam kind]. De kinderrechter dringt erop aan dat de GI zich de komende tijd zal inzetten om de omgang zo spoedig mogelijk te hervatten. Bij de opbouw daarvan staat het belang van [naam kind] voorop en dient gekeken te worden welke vorm en mate van omgang in haar belang is. Gelet op het voorgaande, ziet de kinderrechter aanleiding om het aangehouden deel van het verzoek volledig toe te wijzen. De verzochte periode lijkt in ieder geval noodzakelijk om de omgang tussen de moeder en [naam kind] te hervatten en het verloop daarvan goed te monitoren. De komende periode dient verder beoordeeld te worden of, en zo ja, welke mogelijkheden bestaan voor een terugplaatsing van [naam kind] bij de moeder. De hulpverlening van de moeder dient hiertoe te worden gecontinueerd en waar nodig uitgebreid. Ook dient er hulpverlening voor [naam kind] te worden ingezet.
De kinderrechter acht de verzochte machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW).

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een pleeggezin tot 9 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2023 door mr. S. Riege, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater, als griffier en schriftelijk vastgesteld op 3 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.