ECLI:NL:RBROT:2023:3277

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 maart 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
C/10/639873 / JE RK 22-1396 en C/10/652327 / JE RK 23-286
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging uithuisplaatsing en vervallenverklaring schriftelijke aanwijzing in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 maart 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [naam kind], en de vervallenverklaring van een schriftelijke aanwijzing. De kinderrechter heeft de gecertificeerde instelling (GI), William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, in overweging gegeven om de Raad te vragen onderzoek te verrichten naar een (eventuele) gezagsbeëindigende maatregel. Dit is noodzakelijk om de actuele stand van zaken in kaart te brengen en duidelijkheid te verkrijgen over het toekomstperspectief van [naam kind].

De ouders van [naam kind] hebben verzocht om de schriftelijke aanwijzing van de GI te vervallen en een nieuwe contactregeling vast te stellen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders belast zijn met het ouderlijk gezag, maar dat er ernstige zorgen zijn over de opvoedsituatie. De kinderrechter heeft de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] verlengd tot 31 augustus 2023, gezien de ontwikkelingsbedreigingen en de noodzaak voor een stabiele en veilige omgeving voor [naam kind].

De kinderrechter heeft ook de frequentie van de contactmomenten tussen [naam kind] en zijn ouders aangepast, waarbij de ouders nu iedere drie weken op vrijdagmiddag [naam kind] kunnen bezoeken. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is om te werken aan een uitbreiding van de contactregeling, met als uiteindelijk doel een weekendregeling. De ouders hebben aangegeven dat zij bereid zijn om samen te werken aan de zorg voor [naam kind], maar er zijn zorgen over de opvoedcapaciteiten van de ouders en de noodzaak voor verdere onderzoeken naar hun leerbaarheid en opvoedvaardigheden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/639873 / JE RK 22-1396 en C/10/652327 / JE RK 23-286
Datum uitspraak: 30 maart 2023

Beschikking verlenging machtiging uithuisplaatsing en schriftelijke aanwijzing

in de zaak van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
betreffende

[naam kind], geboren op [geboortedatum] 2015 te [geboorteplaats],

hierna te noemen: [naam kind].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1] en [naam 2],

hierna te noemen: de ouders,
wonende te [woonplaats],
advocaat: mr. V.K.S. Deetman, te Rotterdam,

Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de beschikking van deze rechtbank van 18 oktober en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- het verzoekschrift met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 6 februari 2023;
- het voortgangsrapport van de GI van 22 februari 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 2 maart 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 3 maart 2023;
- het e-mailbericht met bijlagen van mr. V.K.S. Deetman van 5 maart 2023.
Op 7 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren behandeld. Verschenen zijn:
- de ouders, bijgestaan door bovengenoemde advocaat;
- vertegenwoordigers van de GI, [naam 3] en [naam 4].

De feiten

De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [naam kind].
[naam kind] verblijft bij [naam instelling].
Bij beschikking van 18 oktober 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot 31 augustus 2023. De kinderrechter heeft bij diezelfde beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verlengd tot 31 maart 2023.
De GI heeft op 20 januari 2023 in een schriftelijke aanwijzing de contacten tussen de met het gezag belaste ouders en [naam kind] vastgesteld door middel van een omgangsregeling, in die zin dat de ouders [naam kind] iedere 4 weken op vrijdagmiddag bezoeken op [naam instelling] van 14.00-16.00 uur. De bezoekdata zijn: 3 februari, 3 maart, 31 maart, 28 april, 26 mei, 23 juni, 28 juli, 25 augustus.

De (aangehouden) verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/639873 / JE RK 22-1396
De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een
jaar. Tevens heeft de GI verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een
accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlengen voor de duur van de
ondertoezichtstelling. Er moet nog worden beslist op het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing voor de periode tot 31 augustus 2023.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/652327 / JE RK 23-286
De ouders verzoeken de schriftelijke aanwijzing van de gecertificeerde instelling geheel vervallen te verklaren en een nieuwe contactregeling tussen de ouders en [naam kind] vast te stellen, te weten: ‘Dat er over een periode van twee maanden gewerkt wordt naar een situatie dat ouders [naam kind] om de veertien dagen, zonder begeleiding, thuis hebben, in het weekend. Ouders zullen [naam kind] bezoeken 1x per veertien dagen, in het weekend, op de plek waar [naam kind] verblijft. Dan zal er dus wekelijks contact zijn.’

Het standpunt van de GI

De GI heeft het aangehouden verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] ter zitting gehandhaafd en voert verweer tegen het verzoek van de ouders tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing. Naar aanleiding van de beschikking van 18 oktober 2022 is de GI in samenwerking met [naam instelling] op zoek gegaan naar een passende vervolgplek voor [naam kind]. De GI heeft een plek op een zorgboerderij gevonden voor [naam kind], die dichter bij zijn ouders is en waar [naam kind] direct terecht kan. [naam kind] heeft samen met zijn mentor van [naam instelling] kennis gemaakt en zowel de GI als [naam instelling] zijn het erover eens dat deze plek passend is voor [naam kind]. Ook de ouders is de mogelijkheid geboden om de plek te bezoeken, maar zij blijven bij hun standpunt dat [naam kind] weer thuis moet komen wonen. In een evaluatiegesprek van november 2022 is de ouders verteld dat de GI – op basis van het advies van [naam instelling] – niet meer toegewerkt zal worden naar een thuisplaatsing van [naam kind], maar dat een andere passende plek voor [naam kind] moet worden gevonden. Dit gesprek is niet goed verlopen, omdat de ouders met de GI van mening verschillen over het perspectief van [naam kind]. Verder is onderzocht op welke manier de contacten tussen [naam kind] en de ouders het beste kunnen worden uitgebreid. De huidige omgangsmomenten verlopen steeds op dezelfde manier. Het contact tussen [naam kind] en de ouders is goed, maar [naam kind] neemt nog steeds de overhand tijdens het bezoek. De afgelopen maanden zijn de bezoeken met een frequentie van 1x per vier weken door gepland. Spijtig genoeg zijn de ouders in december en januari niet beschikbaar geweest, waardoor [naam kind] zijn ouders tussen 11 november 2022 en 3 februari 2023 niet heeft gezien. [naam kind] heeft duidelijkheid en structuur nodig. Het is dus jammer dat het ouders niet is gelukt om langs te komen. Dit heeft ook invloed op het uitbreiden van de omgang, omdat het schadelijk is voor [naam kind] als een uitbreidere regeling niet goed wordt nagekomen. Hier staat het politieonderzoek los van. De zorgen komen voornamelijk voort uit het feit dat de ouders veel bezoeken hebben afgezegd en dat er weinig mogelijkheid is tot overleg. Het proces stagneert hierdoor. Verder is het voor passende hulpverlening van belang dat een persoonlijkheidsonderzoek bij de ouders wordt afgenomen, wat tot op heden nog niet is gebeurd. Ook hebben ouders de papieren van het FAS-onderzoek nog niet ondertekend.
Namens de ouders is ter zitting naar voren gebracht dat de zedenpolitie in Brabant in oktober per mail heeft aangegeven dat er geen vervolg komt op de aangifte betreffende de uitlatingen van [naam kind] in november 2021. De zaak is echter overgedragen aan de politie in de regio Rotterdam Rijnmond. Vlak voor de zitting is per mail aan de GI bevestigd dat de aangifte bij de politie Rotterdam Rijnmond nog in de onderzoeksfase is. Voor zover bekend bij de GI is de zaak nog niet afgesloten. Mocht dit wel het geval zijn, dan moet nog steeds onderzocht worden waar de uitspraken en het gedrag van [naam kind] vandaan komen.

Het standpunt van de ouders

De ouders hebben het verzoek tot vervallen verklaring van de schriftelijke aanwijzing gehandhaafd. Tevens wordt door en namens de ouders ter zitting verweer gevoerd tegen het aangehouden verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] te verlengen.
Er wordt — kort en zakelijk weergegeven – het volgende naar voren gebracht. Het is voor de ouders niet duidelijk wat zij nu nog kunnen doen om te laten zien dat zij goed voor [naam kind] kunnen zorgen. De ouders hebben vijf jaar lang voor [naam kind] gezorgd en dat is altijd goed gegaan. De ouders hebben een breed netwerk en hadden nooit moeite met de omgang met [naam kind]. De GI geeft aan dat een persoonlijkheidsonderzoek noodzakelijk is, maar dit onderzoek zegt niks over de opvoedvaardigheden van de ouders. De mogelijkheid van een thuisplaatsing bij de ouders is onvoldoende onderzocht en daar ligt een gemiste kans. Het politieonderzoek is een doorn in het oog van de ouders. Het onderzoek loopt al sinds november en zorgt voor veel frustratie. De politie heeft laten weten dat geen verder onderzoek zal worden gedaan, omdat zij daarvoor geen gronden meer zien. Het lijkt erop dat de ouders vooraf al door de GI zijn veroordeeld. Er is niet voldaan aan de verplichting om toe te werken aan een thuisplaatsing van [naam kind]. De ouders willen graag samenwerken om te kijken naar de mogelijkheden, maar door alle gebeurtenissen is de vertrouwensband tussen de ouders en de betrokken jeugdbeschermer beschadigd. Om de samenwerking te verbeteren zou het een goed idee kunnen zijn als iemand anders betrokken raakt bij de ouders.
Wat betreft de omgangsmomenten brengen de ouders naar voren dat een bezoek eens in de vier weken te weinig is. Toen [naam kind] net uit huis was geplaatst zagen [naam kind] en de ouders elkaar elke drie weken. Dat zou al een stap vooruit zijn. De ouders gaan graag op bezoek bij [naam kind], maar door omstandigheden is het niet altijd gelukt om langs te komen. De ouders hadden altijd een goede reden om het bezoekmoment af te zeggen. De enige manier waarop de ouders kunnen aantonen dat zij de zorg voor [naam kind] kunnen dragen is door te laten zien dat zij dat kunnen. Dit staat ook in eerdere beschikkingen, maar het gebeurt in de praktijk niet. De ouders verzoeken om, indien de machtiging uithuisplaatsing wordt verlengd, een uitgebreidere bezoekregeling vast te stellen. Het perspectief van [naam kind] ligt nog bij de ouders thuis. De hulpverlening moet dus worden ingezet op een thuisplaatsing van [naam kind]. Dit begint bij meer omgang.

De beoordeling

Ten aanzien van zaaknummer C/10/639873 / JE RK 22-1396
[naam kind] is op 4 juni 2020 met spoed uit huis geplaatst vanwege ernstige zorgen in de opvoedsituatie. Er waren vermoedens van een verstandelijke beperking, autisme, ADHD en Foetaal Alcohol Syndroom (hierna: FAS). Daarnaast vertoonde [naam kind] gedragsproblematiek. Dit bestond eruit dat [naam kind] zich niet liet corrigeren door de ouders, soms wel uren achter elkaar gilde en slaapproblemen had. Ten aanzien van de ouders is overwogen zij persoonlijke problematiek hebben en dat er een ernstig vermoeden bestaat dat sprake is van een verstandelijke beperking. Er was sprake van structurele onveiligheid in de thuissituatie, die in hevigheid toenam. Ouders werden overvraagd en bleken onmachtig in hun handelen als opvoeders (zij schreeuwden tegen [naam kind], pakten hem fysiek aan en deden kwetsende uitspraken). De hulpverlening die in het vrijwillig kader betrokken was heeft hierin geen positieve verandering teweeg kunnen brengen. Ouders zouden onvoldoende leerbaar zijn en waren niet in staat voldoende aan te sluiten bij de opvoedbehoeften van [naam kind].
Ouders hebben steeds betwist dat sprake zou zijn van FAS. Uit de beschikking van 23 augustus 2021 blijkt dat zij instemden met een verwijzing naar de FAS polikliniek om dit te (laten) onderzoeken. Bovendien overweegt de kinderrechter in dezelfde beschikking dat het zinvol is dat er een persoonlijkheidsonderzoek bij de ouders wordt afgenomen om meer geobjectiveerde en actuele eenduidigheid te krijgen over de vraag of de draaglast (gelet op de specifieke opvoedbehoefte van [naam kind]) de (mogelijkerwijs beperkte) draagkracht van de ouders overstijgt. Ouders zouden stichting MEE vragen een dergelijk onderzoek bij hen te verrichten. Zowel het FAS onderzoek als de uitkomsten van het persoonlijkheidsonderzoek zouden meegenomen moeten worden bij de bepaling van het perspectief van [naam kind].
Ook is overwogen dat de bezoeken van de ouders aan [naam kind] opgestart en gemonitord moesten worden om te bezien of er reële opties voor een thuisplaatsing zouden zijn. Aanvankelijk is de GI gestart met de uitvoering hiervan, maar dit proces is gestagneerd doordat [naam kind] in november 2021 uitspraken heeft gedaan over grensoverschrijdend gedrag van de vader. Er is een politieonderzoek gestart om meer duidelijkheid te verkrijgen over wat er heeft plaatsgevonden en waar de uitspraken van [naam kind] vandaan komen. Het is op dit moment onduidelijk of dit onderzoek is afgesloten of overgedragen (en dus nog loopt). In het voorjaar van 2022 zijn de bezoeken van de ouders weer opgestart volgens de in de schriftelijke aanwijzing vastgelegde bezoekregeling. De bezoeken van de ouders aan [naam kind] vinden sindsdien 1x per vier weken plaats, en worden begeleid.
In april 2022 vindt een evaluatie plaats bij [naam instelling]. De GI concludeert op grond van deze rapportage, in combinatie met de bevindingen tijdens de contactmomenten, dat de ouders niet in staat zijn om de verzorging en opvoeding van [naam kind] op zich te nemen. Een opvoedbesluit is als zodanig in het dossier niet terug te vinden. Tijdens de mondelinge behandeling van het onderhavige verzoek is namens de GI toegelicht dat het perspectiefbesluit voor [naam kind] al in het voorjaar van 2022 is genomen, namelijk naar aanleiding van genoemd rapport van [naam instelling]. Als de kinderrechter de GI goed heeft begrepen zijn de ouders tijdens een evaluatiegesprek met [naam instelling] (november 2022) hiervan op de hoogte gesteld. Ouders raakten tijdens dit gesprek geëmotioneerd waardoor men niet verder heeft kunnen spreken over de toekomstplannen voor [naam kind] (zoals de GI deze voor ogen heeft). Van dit gesprek is geen verslag overgelegd.
Ouders volharden op hun beurt in hun eerdere standpunt dat zij voor [naam kind] kunnen én willen zorgen. Volgens de ouders moet naar een thuisplaatsing worden toegewerkt. Dit zou eerder ook aan hen zijn toegezegd. Deze toezegging blijkt niet uit het dossier en wordt door de ouders ook niet verder onderbouwd.
De gronden voor het resterende deel van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] zijn nog altijd aanwezig. De ernstige ontwikkelingsbedreiging van [naam kind] staat naar het oordeel van de kinderrechter vast. Uit de rapportage van [naam instelling] van 7 april 2022 komt naar voren dat [naam kind] er baat bij heeft om op te groeien in een stabiele, overzichtelijke en voorspelbare leefomgeving waarin voldoende verduidelijking, voorspelbaarheid, grenzen en veiligheid wordt geboden. Het is van belang dat goed wordt aangesloten bij zowel de cognitieve als emotionele mogelijkheden van [naam kind]. Ten aanzien van het toekomstperspectief adviseert [naam instelling] dat [naam kind] opgroeit binnen een 24-uurs zorginstelling waar kennis en expertise is om aan te kunnen sluiten bij de zeer intensieve opvoedingsbehoefte van [naam kind]. Hij heeft een IQ van 55 en zijn gedrag past bij een kind tussen de 1,5 en 3 jaar.
Ook de Raad adviseert dat de verlening van de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] eraan bijdraagt dat het goed blijft gaan met [naam kind]. In zijn advies van 13 oktober 2022 concludeert de Raad dat gezien de leeftijd en het ontwikkelingsniveau de aanvaardbare termijn van [naam kind], waarin hij onduidelijkheid en onzekerheid over zijn perspectief aankan, is verstreken. Hoewel de ouders betrokken en liefdevol zijn, overvragen de opvoeding en verzorging van [naam kind] de opvoedcapaciteiten van de ouders. De Raad is van mening dat er snel zicht moet komen op de leerbaarheid van de ouders en de verwachting of ouders aan kunnen sluiten bij de ontwikkelingsbehoefte van [naam kind].
De kinderrechter constateert evenwel dat de ouders, ondanks hun eerdere toezegging, het persoonlijkheidsonderzoek niet hebben laten uitvoeren. Ook het FAS onderzoek is nog altijd niet gestart, omdat de ouders geen toestemming hebben verleend, althans de daartoe benodigde formulieren niet hebben ingevuld. Hierdoor is er geen zicht verkregen op het al dan niet bestaan van FAS en op de leerbaarheid van de ouders.
Het gezinsinteractie onderzoek is nog altijd niet hervat en het is nog altijd niet duidelijk hoe dit eruit zal komen te zien. De gesprekken hierover tussen de GI en de ouders verlopen niet constructief, omdat zij van mening verschillen over het perspectief van [naam kind]. In de ogen van de GI ziet het gezinsinteractie onderzoek op het vormgeven van de contacten tussen [naam kind] en de ouders, en is geen sprake meer van toewerken naar huis. De ouders stellen zich op het standpunt dat het onderzoek nodig is om zicht te krijgen op hun opvoedvaardigheden, met een thuisplaatsing als uiteindelijk doel. Gezien de bevindingen van [naam instelling] en het eerder genoemde advies van de Raad is dit standpunt weinig realistisch. Het zou mooi zijn als de ouders zich kunnen gaan richten op de toekomst, waarbij zij hun ouderrol kunnen gaan vervullen op een manier die past bij de mogelijkheden van [naam kind].
De kinderrechter geeft de GI in overweging om de Raad te vragen onderzoek te verrichten naar een (eventuele) gezagsbeëindigende maatregel. Zo kan de actuele stand van zaken in kaart worden gebracht en definitief duidelijkheid worden verkregen over het toekomstperspectief van [naam kind].
Ten aanzien van zaaknummer C/10/652327 / JE RK 23-286
[naam kind] heeft in november 2021 zorgelijke uitspraken gedaan. Er is een politieonderzoek gestart om meer duidelijkheid te verkrijgen over wat er heeft plaatsgevonden en waar de uitspraken van [naam kind] vandaan komen. Ouders en de GI verschillen van mening over de vraag of het onderzoek (definitief) is afgesloten. Vast staat dat er inmiddels 2,5 jaar zijn verstreken en dat er nog altijd geen duidelijkheid is verkregen rondom de zorgelijke uitspraken van [naam kind]. De kinderrechter is van oordeel dat niet nog langer kan worden gewacht voordat wordt gestart met het opbouwen van de omgang. Het is in het belang van [naam kind] dat hij goed contact heeft met zijn ouders. Er moet worden toegewerkt naar een uitbreiding van de contactmomenten, waarbij het tempo van [naam kind] leidend is. De GI dient in eerste instantie in te zetten op een bezoekregeling van eens in de drie weken. Het is belangrijk dat ook de ouders zich ervoor inzetten dat deze regeling goed wordt nagekomen. Als dit goed gaat kan op termijn worden opgebouwd naar een weekendregeling. Hierbij kunnen de grootouders van [naam kind] mogelijk een positieve en ondersteunende rol spelen.

De beslissing

De kinderrechter:
Ten aanzien van zaaknummer C/10/639873 / JE RK 22-1396
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 31 augustus 2023.
Ten aanzien van zaaknummer C/10/652327 / JE RK 23-286
verklaart de schriftelijke aanwijzing van 20 januari 2023 gedeeltelijk vervallen, te weten voor zover deze betreft de frequentie van de contacten tussen [naam kind] en zijn ouders en
stelt in plaats daarvan de volgende contactregeling vast: de ouders bezoeken [naam kind] iedere 3 weken op vrijdagmiddag tussen 14.00 – 16.00 uur. Op termijn dient te worden toegewerkt naar een uitbreiding van de contactregeling, te weten naar een weekendregeling;
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken op 30 maart 2023, in tegenwoordigheid van mr. B. de Pater als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.