ECLI:NL:RBROT:2023:3250

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
19 april 2023
Zaaknummer
10-334614-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring van het voorhanden hebben van een revolver met munitie en het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en hasjiesj

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 22 december 2022 te Spijkenisse een revolver met munitie en een aanzienlijke hoeveelheid harddrugs en hasjiesj in zijn bezit had. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. D.J. Troost. De officier van justitie, mr. N.A. van Manen, eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft bekend en dat er geen verweer is gevoerd dat tot vrijspraak zou leiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van de feiten benadrukt, waarbij het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en drugs als zeer ernstig wordt beschouwd. De verdachte heeft bijgedragen aan maatschappelijke problemen door zijn handelen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn problematische achtergrond en eerdere veroordelingen. De reclassering heeft geadviseerd om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen, wat de rechtbank heeft overgenomen. De rechtbank heeft de verdachte ook de kans gegeven om zijn leven op de rit te krijgen door middel van begeleiding van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-334614-22
Datum uitspraak: 12 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01],
raadsvrouw mr. D.J. Troost, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er kort gezegd op neer dat verdachte op 22 december 2022 een revolver met munitie en een hoeveelheid MDMA en amfetamine en hasjiesj in zijn bezit heeft gehad.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A. van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden die door de reclassering zijn geadviseerd.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de verdediging eens dat ten aanzien van alle drie de ten laste gelegde feiten het ten laste gelegde medeplegen niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. Voorts is de rechtbank met de officier van justitie en de verdediging eens dat ten aanzien van de onder 2 ten laste gelegde hoeveelheid amfetamine een kleinere hoeveelheid, te weten 14,9 gram, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
een wapen als bedoeld in
artikel2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR,
en
munitie in de zin van
artikel1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in
artikel2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .22LR,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
11,2 gram en
14,9gram ,van een materiaal bevattende MDMA en amfetamine
zijnde MDMA en amfetamine middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
3.
hij op 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van 86,8 gramhasjiesj,
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie,
feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd,
feit 3:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een revolver met daarin een kogelpatroon. Daarnaast heeft de verdachte nog vier kogelpatronen voorhanden gehad en ruim 26 gram harddrugs en bijna 87 gram hasjiesj. Het vuurwapen droeg hij geladen bij zich in een tas op de openbare weg. De drugs zijn in zijn fietstas aangetroffen.
Dit zijn zeer ernstige feiten. De ervaring leert dat drugs en vuurwapens vaak samen gaan en dat wapens bij drugsfeiten ook regelmatig leiden tot geweld. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens levert in zijn algemeenheid ook een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Het is ook algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen gevaar oplevert voor de volksgezondheid en dat dit direct en indirect een oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. Door zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan het in stand houden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de afgelopen jaren wel vaker is veroordeeld, maar niet voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 9 maart 2023. Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is een beschadigde jongeman met een problematische achtergrondsituatie. De huisvesting, het middelengebruik, de houding en het psychosociaal functioneren van de verdachte worden ingeschat als delictgerelateerde factoren. Een paar jaar geleden ontbrak het hem aan probleembesef en de motivatie om de problematiek aan te pakken. Een in 2019 opgelegd reclasseringstoezicht is in 2021, in verband met een nieuwe strafzaak, voortijdig beëindigd en een opgelegde taakstraf werd negatief geretourneerd. In 2021 heeft een uithuiszetting bij Pameijer plaatsgevonden, omdat hij zich bij zowel het begeleid wonen als bij de ambulante behandeling overlastgevend en niet begeleidbaar had opgesteld. De verdachte heeft eerder meerdere malen aangegeven niet open te staan voor hulpverlening. Hij wilde met rust gelaten worden.
Ondanks de problematiek zijn er ook beschermende factoren. Zo had (en heeft) de verdachte jarenlang dezelfde zinvolle dagbesteding door middel van betaald werk. De financiële situatie is tot op heden veelal stabiel. Op dit moment lijkt de verdachte meer lijdensdruk te ervaren door de huidige problematische en dakloze situatie.
Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog.
De verdachte gaf aanvankelijk aan open te staan voor toeleiding naar een begeleide of beschermde woonvoorziening. Echter stuitte de reclassering uiteindelijk toch op weerstand wat betreft het meewerken aan verdiepingsdiagnostiek. Hierna gaf de verdachte aan zijn medewerking aan een traject toch helemaal niet meer te willen verlenen.
Omdat de reclassering desondanks de indruk heeft dat de verdachte gebaat is bij een reclasseringstoezicht, wil zij een laagdrempelig toezicht toch graag een kans geven. De verdachte heeft op 7 maart 2023 zijn medewerking aan dit traject toegezegd.
Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij nu wel wil meewerken aan reclasseringstoezicht, met name ook voor praktische zaken.
De reclassering adviseert om een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden om het recidiverisico op een positieve manier te beïnvloeden. De reclassering adviseert daarbij een proeftijd van drie jaar, om op deze manier voldoende tijd te hebben voor een outreachend traject en de verdachte te kunnen motiveren om passende hulp te accepteren. Als bijzondere voorwaarden worden geadviseerd een meldplicht bij de reclassering, een inspanningsverplichting tot het op orde brengen van praktische zaken en het verlenen van medewerking aan begeleiding door Veldwerk van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De verdediging heeft verzocht om te volstaan met de oplegging van een gevangenisstraf van acht maanden waarvan een gedeelte voorwaardelijk. De rechtbank ziet hier echter gelet op de ernst van de feiten geen aanleiding toe. In de LOVS-oriëntatiepunten geldt als uitgangspunt voor het voorhanden hebben van een vuurwapen in de openbare ruimte al 8 maanden gevangenisstraf. Daar komt de munitie nog bij en het bezit van zowel hard- als softdrugs.
De rechtbank komt wel uit op een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist, namelijk 10 maanden gevangenisstraf.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden adviseert, zal de rechtbank een deel van deze straf – te weten 3 maanden – voorwaardelijk opleggen, met de geadviseerde voorwaarden. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank is van oordeel dat de geadviseerde proeftijd van drie jaar nodig is om het leven van de verdachte op de rit te krijgen.
Alles afwegend acht de rechtbank deze straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie en de artikelen 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte,
groot 3 (drie) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd melden bij de reclassering van het Leger des Heils op het adres Triathlonstraat 3, 3078 HX te Rotterdam. Hij zal zich houden aan de afspraken met de reclassering, zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het op orde brengen van zijn praktische zaken en zal daartoe zijn medewerking verlenen aan ambulante begeleiding vanuit Veldwerk van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking
verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als
bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.F.C. Janssen, voorzitter,
en mrs. M. Breeman en P. Kooijman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie,
te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3° van die wet in de vorm van een revolver van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22LR,
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4° van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 5 kogelpatronen, kaliber .22LR,
voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
ongeveer 11,2 gram MDMA en/of 16,9 gram amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of amfetamine,
zijnde MDMA en/of amfetamine telkens (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 22 december 2022 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
een hoeveelheid van ongeveer 86,8 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd,
zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.