ECLI:NL:RBROT:2023:3197

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 april 2023
Publicatiedatum
18 april 2023
Zaaknummer
10/680340-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met geweld en afpersing; veroordeling voor voorbereidingshandelingen hennepteelt

Op 18 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in België in 1990, die niet ingeschreven was in de basisregistratie personen. De verdachte was aangeklaagd voor diefstal met geweld en afpersing, maar de rechtbank heeft hem vrijgesproken van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor deze aanklachten niet wettig en overtuigend was. De officier van justitie had vrijspraak geëist voor het eerste feit en veroordeling voor het tweede feit, dat betrekking had op voorbereidingshandelingen voor hennepteelt, waarvoor een gevangenisstraf van negen maanden was geëist. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de verdachte wel degelijk betrokken was bij voorbereidingshandelingen voor de teelt van hennep, wat in strijd is met artikel 11a van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte als bemiddelaar heeft gefungeerd in een drugsdeal en dat hij op de hoogte was van de illegale activiteiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan in tegenspraak en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/680340-19
Datum uitspraak: 18 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (België) op [geboortedatum01] 1990,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende aan de [adres01] , [woonplaats01] (België),
raadsman mr. S. Lodder, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 maart 2023 en van 18 april 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting van 6 maart 2023 overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
Kort gezegd wordt de verdachte in onderzoek Sperwer onder feit 1 diefstal met geweld en/of afpersing verweten. Onder feit 2 worden hem strafbare voorbereidingshandelingen verweten, ten aanzien van middelen die op lijst I of lijst II van de Opiumwet zijn vermeld.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.H.I. van Dongen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering van het onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 2
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
De verdachte heeft bekend dat hij betrokken is geweest bij een drugstransactie. De verklaring van de verdachte dat de transactie zag op cannabis volgt de officier van justitie niet. In een tapgesprek tussen medeverdachte [medeverdachte01] (hierna: [medeverdachte01] ) en medeverdachte [medeverdachte02] (hierna: [medeverdachte02] ) is gesproken over “143”, bedragen die zijn uitgegeven en die zijn bijgehouden op een papiertje en er is een bedrag van ruim zesendertigduizend euro aangetroffen in de woning van [medeverdachte02] . Op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte03] (hierna: [medeverdachte03] ) is een foto aangetroffen van minimaal dertig verpakte pakketjes met geld, waarop het getal ‘10’ is geschreven. Die wijze van bundelen komt overeen met hoe drie stapels van € 10.000,- bij [medeverdachte02] zijn aangetroffen. Die omstandigheden samen leveren bewijs op dat het ging om een drugsdeal waar een bedrag van € 300.000,- mee gemoeid was. Gelet op de gangbare kiloprijs van hennep ligt een deal voor de aankoop van softdrugs voor dat bedrag niet voor de hand en betrof het hier een drugsdeal voor harddrugs.
4.2.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft bekend dat hij als tussenpersoon actief is geweest bij het tot stand brengen van een drugsdeal die zag op cannabis. Hij heeft de verkoper en de koper met elkaar in contact gebracht, heeft een afspraak tot stand laten komen tussen hen en hij heeft een tas met geld van de koper de flat in Sliedrecht, waar de beoogde drugsdeal zou plaatsvinden, in gebracht. Overtuigende bewijsmiddelen waaruit afgeleid zou kunnen worden dat het om harddrugs zou gaan ontbreken echter, zodat de verdachte van dat deel van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Er zijn geen voorbereidingshandelingen gepleegd met het oog op het bepaalde in artikel 11, lid 3 van de Opiumwet. Voorts kan niet bewezen worden dat de verdachte één of meerdere vuurwapens voorhanden heeft gehad.
4.2.3.
Beoordeling
Vaststaande feiten
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
Op zaterdag 19 oktober 2019, rond 20.36 uur, kreeg de politie meerdere meldingen van een schietincident nabij de [straatnaam01] te Sliedrecht. In de (omgeving van) [straatnaam01] zijn vervolgens twee zwaargewonde mannen aangetroffen: de medeverdachte [medeverdachte04] (hierna: [medeverdachte04] ) en [medeverdachte03] . Beiden hadden schotwonden. De politie is hierop het onderzoek Sperwer gestart.
In de nabijheid van [medeverdachte04] en [medeverdachte03] is een automatisch vuurwapen aangetroffen. Op dit wapen, alsmede op daarin aangetroffen kogelpatronen, is blijkens forensisch onderzoek met een hoge mate van waarschijnlijkheid DNA van [medeverdachte04] aangetroffen. Op een patroon in de kamer van vuurwapen is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarvan medeverdachte [medeverdachte01] donor kan zijn. Met dit wapen lijkt niet op [medeverdachte04] en [medeverdachte03] te zijn geschoten.
Verschillende buurtbewoners hebben verklaard dat zij rond het tijdstip van het schietincident meerdere (gewapende) mannen in donkere kleding (en met tassen) in de omgeving van appartementencomplex [straatnaam02] hebben waargenomen. Camerabeelden van de centrale hal van deze flat tonen een komen en gaan van zes mannen in (gedeeltelijk) donkere kleding op 19 oktober 2019 in de uren voorafgaand aan het schietincident.
[medeverdachte04] , medeverdachte [medeverdachte05] (hierna: [medeverdachte05] ) en de verdachte zijn onder anderen zichtbaar op deze beelden.
De verdachte is tevens zichtbaar op camerabeelden in het centrum van Rotterdam een dag vóór het schietincident, te weten op 18 oktober 2019. Hij houdt zich dan op bij een Seat Ibiza, die in verband wordt gebracht met [medeverdachte04] .
Onder [medeverdachte04] en [medeverdachte03] zijn meerdere telefoons in beslag genomen. Uit de zendmastgegevens van de telefoons van [medeverdachte04] en [medeverdachte03] volgt dat zij op 18 en 19 oktober 2019 in elkaars nabijheid zijn geweest. Onder [medeverdachte03] is voorts een telefoon in beslag genomen waarop onder andere een foto van 19 oktober 2019 met daarop een hoeveelheid pakketjes met – naar het zich laat aanzien – geld zichtbaar is.
Op dinsdag 22 oktober 2019 heeft het Team Criminele Inlichtingen een verstrekking gedaan aan onderzoek Sperwer, inhoudende dat [medeverdachte05] betrokken zou zijn geweest bij een ripdeal in Sliedrecht, waarbij hij mannen zou hebben neergeschoten en een aanzienlijk geldbedrag zou hebben buitgemaakt. Uiteindelijk zijn er zes personen in onderzoek Sperwer als verdachten aangemerkt, waaronder de verdachte.
Bewijsoverwegingen
Met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde kan betrokkenheid van de verdachte, mede op basis van zijn eigen verklaringen, worden bewezen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat niet bewezen kan worden dat die deal over harddrugs ging. In dat verband merkt de rechtbank op dat naar haar oordeel niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat met de drugsdeal een bedrag van (in de orde van grootte van) € 300.000 was gemoeid. Hetgeen daartoe door de officier van justitie is aangevoerd is niet toereikend.
In het verlengde daarvan kan ook niet worden bewezen dat de voorbereidingshandelingen zagen op een lijst I-middel.
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de voorbereidingshandelingen niet zijn gepleegd met het oog op het bepaalde in artikel 11 lid 3 van de Opiumwet. In artikel 11a van de Opiumwet wordt echter tevens verwezen naar artikel 11 lid 5 van de Opiumwet. Gelet op het bepaalde in dat artikel moeten de voorbereidingshandelingen dan wel zien op de aankoop van een grote hoeveelheid van het middel. Uit artikel 1, lid 2 van het Opiumwetbesluit blijkt dat de ondergrens voor een grote hoeveelheid 500 gram hennep is. Dat het in dit geval ging om een grote hoeveelheid, kan op basis van de door de verdachte afgelegde verklaring worden vastgesteld.
Naar het oordeel van de rechtbank waren de bemiddelingshandelingen van de verdachte gericht op het tot stand laten komen van de drugsdeal een dag later. Hij heeft daarbij nauw en bewust samengewerkt met [medeverdachte04] en [medeverdachte01] . Ook diens handelen was erop gericht om tot een vervolgafspraak voor een dag later te komen, hetgeen overigens ook is gerealiseerd.
4.2.4.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij in de periode van 18 oktober 2019 tot en met 19 oktober 2019 te Sliedrecht en Rotterdam, tezamen en in vereniging met anderen, - stoffen te koop heeft aangeboden, en
- gelden voorhanden heeft gehad,
waarvan hij en zijn mededaders wisten of ernstige reden hadden te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededaders
- ( op 18 oktober) een afspraak gemaakt met meerdere personen, waaronder [medeverdachte04] om (op 19 oktober) een hoeveelheid verdovende middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II aan
[medeverdachte04] te verkopen en- op 19 oktober zich in een voertuig naar Sliedrecht begeven en
- vervolgens voornoemde personen in een woning (gelegen aan de [adres02] te Sliedrecht) ontmoet.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van het te koop aanbieden van stoffen waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid, van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten
en
medeplegen van gelden voorhanden hebben, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 11a van de Opiumwet. Hij heeft als bemiddelaar de koper en verkoper bij elkaar gebracht, een afspraak gemaakt voor de overdracht van een aanzienlijke hoeveelheid cannabis en hij was op de dag en locatie waarop de overdracht zou plaatsvinden ook aanwezig. Cannabis is door de wetgever geplaatst op lijst II van de Opiumwet. De illegale hennepteelt – waaronder ook de handelingen worden begrepen die worden verricht met het oog op de verkoop van grote hoeveelheden hennep – levert een reëel veiligheidsrisico op voor de samenleving waartegen moet worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
8 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld. Tijdens de behandeling ter zitting is evenwel gebleken dat de verdachte in België wel eerder voor soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld tot gevangenisstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard en ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarbij heeft de rechtbank het oriëntatiepunt van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) van zes maanden gevangenisstraf voor het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid van tussen de tien en vijfentwintig kilogram softdrugs als uitgangspunt genomen.
Bij de berechting van een zaak, waarbij geen sprake is van bijzondere omstandigheden, heeft als uitgangspunt te gelden dat de behandeling van de zaak op de terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar na aanvang van de redelijke termijn. De redelijke termijn vangt aan op het moment dat een verdachte in redelijkheid de verwachting kan hebben dat tegen hem ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De inverzekeringstelling van een verdachte kan als een zodanige handeling worden aangemerkt. De verdachte is in de onderhavige zaak op 17 november 2021 in verzekering gesteld. Op deze datum is de redelijke termijn derhalve aangevangen.
Anders dan de verdediging heeft betoogd is de rechtbank derhalve van oordeel dat geen sprake is van overschrijding van de redelijke termijn.
Wel zal de rechtbank rekening houden met het feit dat de verdachte als gevolg van het verzoek tot overlevering langer in detentie in België heeft moeten doorbrengen dan normaliter het geval zou zijn geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 11a van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. P.E. van Althuis en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.G. Polke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een onbekend geldbedrag en/of een horloge en/of een mobiele telefoon, in elk geval enige goederen, geheel of ten dele toebehorende aan [medeverdachte04] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het tonen en/of richten van een of meerdere vuurwapens aan en/of op die [medeverdachte04] en/of (vervolgens) meermalen met die vuurwapens schieten op die [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03]
en/of
hij op of omstreeks 19 oktober 2019 te Sliedrecht tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [medeverdachte04] heeft gedwongen tot de afgifte van een onbekend geldbedrag en/of een horloge en/of een mobiele telefoon, die geheel of te dele aan die [medeverdachte04] toebehoorde, door een of meerdere vuurwapens aan die [medeverdachte04] te tonen en/of (vervolgens) die vuurwapens op die [medeverdachte04] te richten;
2.
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2019 tot en met 19 oktober 2019 te Sliedrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen, te doen plegen, mede te plegen, uit te lokken en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij en/of zijn mededader(s) wist/wisten, althans ernstig reden heeft/hebben gehad om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- ( op 18 oktober) een afspraak gemaakt met een of meerdere personen, te weten [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] om (op 19 oktober) een hoeveelheid van een of meerdere (verdovende) middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II aan [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] te verkopen en/of
- ( op 19 oktober) zich in een of meerdere voertuigen naar Rotterdam en/of Sliedrecht begeven en/of
- ( daarbij) een of meerdere vuurwapens voorhanden gehad
- ( vervolgens) voornoemde personen in een woning (gelegen op/aan [adres02] te Sliedrecht) ontmoet
en/of
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2019 tot en met 19 oktober 2019 te Sliedrecht en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
- stoffen en/of voorwerpen heeft bereid, bewerkt, verwerkt, te koop aangeboden, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, vervaardigd of voorhanden gehad en/of
- vervoermiddelen, ruimten, gelden, andere betaalmiddelen en/of gegevens voorhanden heeft gehad, waarvan hij en zijn mededader(s) wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid van de Opiumwet strafbaar gestelde feiten,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- ( op 18 oktober) een afspraak gemaakt met een of meerdere personen, te weten [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] om (op 19 oktober) een hoeveelheid van een of meerdere (verdovende) middelen zoals vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II aan [medeverdachte04] en/of [medeverdachte03] te verkopen en/of
- ( op 19 oktober) zich in een of meerdere voertuigen naar Rotterdam en/of Sliedrecht begeven en/of
- ( daarbij) een of meerdere vuurwapens voorhanden gehad
- ( vervolgens) voornoemde personen in een woning (gelegen op/aan [adres02] te Sliedrecht) ontmoet.