ECLI:NL:RBROT:2023:3181

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 maart 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
C/10/651085 / JE RK 23-98
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor inschrijving van een minderjarige op een VVE-peuterspeelzaal

In de zaak met zaaknummer C/10/651085 / JE RK 23-98 heeft de kinderrechter op 17 maart 2023 uitspraak gedaan over een geschillenregeling tussen de gecertificeerde instelling (GI) Jeugdbescherming West Zuid-Holland en de ouders van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De GI verzocht om vervangende toestemming voor de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op de VVE-peuterspeelzaal De Schalm, omdat er een verschil van mening bestond tussen de ouders en de GI over de benodigde zorg voor het kind. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders het ouderlijk gezag uitoefenen, maar dat er een ondertoezichtstelling van kracht is sinds 22 oktober 2021, die is verlengd tot 22 oktober 2023.

De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren en de ouders zijn bijgestaan door hun advocaat, mr. A.J.C. van Bemmel. De moeder steunde het verzoek van de GI, terwijl de vader zich verzette tegen de aanmelding van [voornaam minderjarige01] voor de peuterspeelzaal De Schalm, omdat deze niet voldeed aan zijn voorkeuren. De kinderrechter heeft de argumenten van beide partijen gehoord en geconcludeerd dat de GI ontvankelijk is in haar verzoek. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er voldoende onderbouwing is voor de noodzaak van de aanmelding van [voornaam minderjarige01] bij de VVE-peuterspeelzaal, gezien haar achterstand in spraak- en taalontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter besloten om de GI vervangende toestemming te verlenen voor de inschrijving van [voornaam minderjarige01] op de VVE-peuterspeelzaal De Schalm, in het belang van het kind. Deze beslissing is genomen met inachtneming van de noodzaak voor professionele begeleiding in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01].

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/651085 / JE RK 23-98
datum uitspraak: 17 maart 2023

Beschikking geschillenregeling

In de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west Zuid-Holland,

hierna te noemen: de GI, gevestigd te Gouda,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2020 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt in de zaak met zaaknummer C/10/651085 / JE RK 23-98 als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats02] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 16 januari 2023, ingekomen bij de griffie op
16 januari 2023;
- een brief met bijlagen van mr. A.J.C. van Bemmel van 14 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 14 februari 2023;
- een e-mailbericht met bijlagen van mr. A.J.C. van Bemmel van 17 februari 2023, ingekomen bij de griffie op 17 februari 2023.
Op 17 februari 2023 heeft de kinderrechter de zaken ter zitting met gesloten deuren behandeld. De kinderrechter heeft de zaak gelijktijdig behandeld met de zaak met zaaknummer C/10/646469 / JE RK 22-2423.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door mr. A.J.C. van Bemmel,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, te weten mw. [naam01] en mw. [naam02] ,
Daarnaast zijn, in de zaak met de zaaknummer C/10/646469 / JE RK 22-2423 verschenen:
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, te weten mw. [naam03] ,
- een vertegenwoordigster van de gecertificeerde instelling stichting William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, te weten mw. [naam04] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van 22 oktober 2021 zijn [voornaam minderjarige01] (en haar zussen en broer) onder toezicht gesteld, met ingang van 22 oktober 2021 tot 22 oktober 2022. De kinderrechter heeft bij beschikking van 7 oktober 2022 de ondertoezichtstelling verlengd tot 22 oktober 2023 en de beslissing op het zelfstandige verzoek van de vader tot vervanging van de GI (met zaaknummer C/10/646469/JE RK 22-2423) pro forma aangehouden tot 1 januari 2023.

De verzoeken

Op 16 januari 2023 heeft de GI op grond van artikel 1:262b BW verzocht een beslissing te nemen op het visieverschil tussen de ouders en GI ten aanzien van het inschrijven van [voornaam minderjarige01] op de VVE-peuterspeelzaal De Schalm en aldus vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving op voornoemde peuterspeelzaal.

Het standpunt van de

De GI heeft ter zitting het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht.
Uit het e-mailbericht van mw. [naam05] , logopediste, van 18 oktober 2022 blijkt dat [voornaam minderjarige01] een taal- en spraakachterstand heeft en dat een peuterspeelzaal met VVE-registratie een goede optie en aanvulling voor [voornaam minderjarige01] is. De vader heeft bij een jeugdarts een second opinion aangevraagd. Het is echter uitsluitend een logopedist die kan beoordelen of er al dan niet sprake is van een achterstand in de ontwikkeling van een kind. In december 2022 heeft de logopediste [voornaam minderjarige01] nog gezien en geconstateerd dat er bij haar nog steeds sprake is van een achterstand. [voornaam minderjarige01] staat op de wachtlijst voor de VVE-peuterspeelzaal De Schalm. De door de vader voorgestelde peuterspeelzaal Kiekeboe is niet geregistreerd als gespecialiseerd in VVE-methodiek. Anders was ook deze peuterspeelzaal een optie. De GI heeft met de vader voortdurend strijd over de hulpverlening die [voornaam minderjarige01] nodig heeft. Daardoor krijgt zij al acht maanden niet de hulpverlening die zij nodig heeft.

Het standpunt van de vader

Namens en door de vader is ter zitting - verkort en zakelijk weergegeven - het volgende naar voren gebracht. De GI is niet-ontvankelijk in het verzoek, zoals in het verweerschrift is aangevoerd. Er is bovendien geen actueel advies over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] , aangevuld met de door de vader verstrekte informatie. De vader heeft namelijk aan de jeugdarts een filmpje getoond om te laten zien hoe het met [voornaam minderjarige01] bij de vader thuis gaat. De jeugdarts heeft hierdoor een positief en ander beeld over [voornaam minderjarige01] gekregen. Op 20 februari 2023 zal een nieuw consult bij de jeugdarts plaatsvinden. Als de jeugdarts hulpverlening voor [voornaam minderjarige01] wenselijk vindt, dan zal de vader direct daarvoor zijn toestemming verlenen. De vader heeft echter wel een voorkeur voor de plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de peuterspeelzaal Kiekeboe. De peuterspeelzaal Kiekeboe is de voorschool van de basisschool waar de rest van de kinderen van het gezin al naar toe gaan en [voornaam minderjarige01] zal ook naar deze basisschool gaan. Als [voornaam minderjarige01] naar de peuterspeelzaal Kiekeboe gaat dan is er voor haar een warme overdracht naar groep 1. De Kiekeboe heeft echter nog geen VVE-registratie. Dat wordt door de peuterspeelzaal Kiekeboe besproken met de gemeente. De methodiek van de Kiekeboe voldoet echter wel aan de VVE-voorwaarden. Ook is zorgtoeslag mogelijk voor de Kiekeboe. Kiekeboe sluit meer aan bij de levensovertuiging van de ouders.

Het standpunt van de moeder

De moeder is het eens met het verzoek van de GI en heeft ter zitting het volgende verklaard.
In het belang van [voornaam minderjarige01] had de vader moeten meewerken aan de plaatsing op de peuterspeelzaal. [voornaam minderjarige01] heeft immers een achterstand in haar taal- en spraakontwikkeling, wordt bijna drie jaar en is acht maanden na de aanmelding nog niet geplaatst op de peuterspeelzaal.

De beoordeling

Op grond van artikel 1:262b BW kan aan de kinderrechter een beslissing worden gevraagd als de GI en een ouder van mening verschillen over de manier waarop de ondertoezichtstelling worden uitgevoerd. De kinderrechter neemt dan een beslissing die hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
Uit het verzoekschrift volgt dat de GI aan de kinderrechter een verschil in mening voorlegt ten aanzien van de benodigde zorg voor [voornaam minderjarige01] . Een van de doelen waaraan, blijkens het gezinsplan van 10 januari 2023, in het kader van de onder toezichtstelling gewerkt moet worden is dat [voornaam minderjarige01] professionele begeleiding in haar taal en spraak ontwikkeling ontvangt. De GI heeft in mei 2022 tijdens huisbezoeken geconstateerd dat (de op dat moment tweejarige) [voornaam minderjarige01] niet praatte en er een taalachterstand leek te zijn. Vervolgens heeft de GI de ouders geadviseerd om [voornaam minderjarige01] ter stimulering van haar taalontwikkeling naar een peuterspeelzaal te laten gaan. Er is een christelijke VVE-Peuterspeelzaal De Schalm gevonden en de moeder was bereid om [voornaam minderjarige01] hiervoor aan te melden. De vader is echter niet akkoord met de aanmelding voor de peuterspeelzaal De Schalm gegaan wegens het ontbreken van een reformatorische grondslag van deze peuterspeelzaal en het ontbreken van een medische onderbouwing van de noodzaak van aanmelding van [voornaam minderjarige01] .
In onderhavige zaak ligt allereerst de vraag voor of de GI ontvankelijk is in haar verzoek. De vader heeft als verweer primair aangevoerd dat de GI niet-ontvankelijk is in haar verzoek. De kinderrechter overweegt hiertoe als volgt. Uit de wetgeschiedenis komt naar voren dat de geschillenregeling is bedoeld als algemene regeling om verschillen van mening tussen ouders, kinderen, pleegouders of zorgaanbieders in de uitvoering van de ondertoezichtstelling op te lossen. De kinderrechter is van oordeel dat er in onderhavig geval sprake is van een geschil met de vader over de uitvoering van de ondertoezichtstelling en dat dit geschil onder het toepassingsbereik van artikel 1: 262b BW valt. Dat de GI in onderhavig geval niet de procedure van de schriftelijke aanwijzing, zoals opgenomen in artikel 1:263 BW, heeft bewandeld staat hieraan naar het oordeel van de kinderrechter niet in de weg. Nu de vader in onderhavige procedure is bijgestaan door een advocaat en zowel schriftelijk als ter zitting verweer heeft gevoerd, is de kinderrechter van oordeel dat artikel 1:263 BW de vader niet een ruimere rechtsbescherming biedt dan artikel 1: 262b BW. Dit betekent dat de kinderrechter verweer tot niet-ontvankelijk van het verzoek verwerpt.
Voorts stelt de kinderrechter op grond van de stukken en de behandeling ter zitting vast dat overeenstemming tussen betrokkenen niet mogelijk is en acht de volgende beslissing in het belang van [voornaam minderjarige01] wenselijk.
Bij de beoordeling van het geschil staat het belang van de minderjarige voorop.
Uit de overgelegde stukken volgt dat de jeugdarts op 12 september 2022 een onderbouwing van de noodzaak van de aanmelding van [voornaam minderjarige01] bij een peuterspeelzaal heeft opgesteld. Hij beschrijft dat [voornaam minderjarige01] een achterblijvende spraak- en taalontwikkeling heeft en dat een bezoek van [voornaam minderjarige01] aan een peuterspeelzaal met VVE haar spraak- en taalontwikkeling zal bevorderen. Daarbij heeft de logopediste in oktober 2022 in een emailbericht aan de ouders toegelicht waarom peuterspeelzaal met VVE-methodiek voor [voornaam minderjarige01] de beste optie is. Ter zitting is gebleken dat de logopediste in december 2022 [voornaam minderjarige01] heeft gezien en heeft geconstateerd dat er nog steeds sprake was van een achterstand in de taalontwikkeling. Naar het oordeel van de kinderrechter heeft de GI hiermee voldoende onderbouwd dat het in het belang van [voornaam minderjarige01] is om naar een VVE-peuterspeelzaal te gaan. Dat er op hele korte termijn een nieuwe consult van [voornaam minderjarige01] bij de jeugdarts zal plaatsvinden maakt dit niet anders.
[voornaam minderjarige01] kan terecht op de VVE-peuterspeelzaal De Schalm. Naar aanleiding van de bezwaren van de vader heeft de GI onderzocht of de door de vader gewenste peuterspeelzaal Kiekeboe een passend alternatief is. Nu de peuterspeelzaal Kiekeboe niet beschikt over een VVE-registratie blijkt dit niet het geval. Gelet op al het voorgaande is de kinderrechter van oordeel dat het in het van belang [voornaam minderjarige01] is dat de benodigde zorg voor haar snel wordt ingezet en dat zij zal worden ingeschreven op de VVE-peuterspeelzaal De Schalm. De kinderrechter zal hiervoor vervangende toestemming verlenen.

De beslissing

De kinderrechter:
Verleent de GI vervangende toestemming om [voornaam minderjarige01] in te schrijven bij de VVE-peuterspeelzaal De Schalm.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.S. van den Berge, kinderrechter, in tegenwoordigheid van D. van der Aa als griffier en in het openbaar uitgesproken op 17 maart 2023.