ECLI:NL:RBROT:2023:3167

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10/680296-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verduistering in dienstbetrekking met materiële schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 6 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. De verdachte, geboren in 1974 en werkzaam bij Brenntag Nederland B.V., heeft gedurende een periode van meer dan twee jaar, van 13 februari 2018 tot en met 5 november 2020, opzettelijk geldbedragen van zijn werkgever verduisterd. Het totaalbedrag dat hij zich heeft toegeëigend bedraagt € 139.570,03. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geldbedrag, dat toebehoorde aan zijn werkgever, wederrechtelijk heeft toegeëigend door valse opdrachten te geven aan collega's om geld over te boeken naar zijn eigen rekeningen.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 9 maanden geëist, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank heeft besloten om de verdachte te veroordelen tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 200 uur. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop tussen de fraude en de vervolging. De verdachte moet ook een schadevergoeding van € 139.570,03 betalen aan de benadeelde partij, Brenntag Nederland B.V., vermeerderd met wettelijke rente vanaf 5 november 2020.

De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat de verdachte misbruik heeft gemaakt van het vertrouwen dat zijn werkgever in hem had gesteld en dat zijn handelen ernstige gevolgen heeft gehad. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, evenals de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/680296-20
Datum uitspraak: 6 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1974,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [plaats01] ( [gemeente01] ),
raadsman mr. J.E.F.K. Liauw, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 12 augustus 2022 (pro forma), 28 september 2022 (pro forma) en 23 maart 2023 (inhoudelijk).

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. van den Heuvel heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij meermalen telkens in de periode van 13 februari 2018 tot en met 5 november 2020 te Dordrecht opzettelijk geldbedragen (met een totaal van 139.570,03 of daaromtrent) toebehorend aan Brenntag Nederland B.V., die verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als [functie01] op de [afdeling01] in dienst van Brenntag Nederland B.V onder zich had, zich wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich gedurende een periode van ruim twee jaar schuldig gemaakt aan verduistering in dienstbetrekking. Daarbij heeft hij de rekeningnummers van klanten vervangen door en aangevuld met verscheidene eigen bankrekeningnummers. Hij heeft vanuit zijn financiële functie aan collega’s vervolgens valse opdrachten gegeven om geld naar die rekeningen over te boeken. Hierdoor is in totaal een bedrag van € 139.570,03 overgeboekt naar rekeningen van de verdachte.
De verdachte heeft door het plegen van de feiten misbruik gemaakt van het in hem door zijn werkgever gestelde vertrouwen en heeft zijn positie als [functie01] op de [afdeling01] van Brenntag Nederland B.V. schaamteloos misbruikt. De verdachte heeft in het geheel geen oog gehad voor de nadelige gevolgen van zijn handelen, maar heeft zich uitsluitend laten leiden door zijn behoefte aan financieel gewin.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan is in beginsel een gevangenisstraf passend. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf vanwege het tijdsverloop tussen het moment dat de fraude zich heeft afgespeeld en het moment van vervolging. Ook houdt de rechtbank rekening met het feit dat de verdachte het bedrag dat hij heeft verduisterd zal moeten terugbetalen. Een gevangenisstraf zal vergaande negatieve gevolgen hebben voor de huisvesting van de verdachte en voor het werk van de verdachte. Daar is Brenntag B.V., de maatschappij, noch de verdachte bij gebaat.
Gelet op de ernst van het feit zal daarom wel een forse taakstraf worden opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijke strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: Brenntag Nederland B.V. ter zake van het ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 139.570,03 aan materiële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging refereert zich aan het oordeel van de rechtbank wat betreft de vordering benadeelde partij. Dit betreft ook de vordering aangaande de proceskosten.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 november 2020.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op
€ 3.991,1‬0 en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 139.570,03, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 322 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 4 (vier) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij Brenntag Nederland B.V., te betalen een bedrag van
€ 139.570,03 (zegge: honderdnegenendertigduizend vijfhonderdzeventig euro en drie cent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 november 2020 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op € 3.991,1‬0 (zegge: drieduizend negenhonderdeenennegentig euro en tien cent), aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van Brenntag Nederland B.V. te betalen
€ 139.570,03(
hoofdsom, zegge: honderdnegenendertigduizend vijfhonderdzeventig euro en drie cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 november 2020 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van
€ 139.570,03niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
540 (vijfhonderdveertig) dagen;de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Wielhouwer, voorzitter,
en mrs. C.G. van de Grampel en M.M. Dolman, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.C. Suiker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij meermalen, althans eenmaal, (telkens)
in of omstreeks de periode van 13 februari 2018 tot en met 5 november 2020 te
Dordrecht, althans in Nederland,
opzettelijk
geldbedragen (met een totaal van 139.570,03 of daaromtrent), in elk geval enig
goed,
geheel of ten dele toebehoorde aan Brenntag Nederland B.V., in elk geval aan
een ander of anderen dan aan verdachte,
en welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te
weten (als) [functie01] op de [afdeling01] in
dienst van Brenntag Nederland B.V., elk geval anders dan door misdrijf onder
zich had,
zich wederrechtelijk heeft toegeëigend;