ECLI:NL:RBROT:2023:3152

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10-327140-22 vordering TUL VV: 02-296632-20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet met gevangenisstraf en tenuitvoerlegging van voorwaardelijke straf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 11 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 14 december 2022 te Gorinchem opzettelijk ongeveer 40,119 kilogram cocaïne heeft vervoerd. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. P.C. Schouten. Tijdens de zitting op 28 maart 2023 zijn procesafspraken gemaakt tussen de verdachte en de officier van justitie, waarbij de verdachte heeft erkend het tenlastegelegde feit te hebben gepleegd. De officier van justitie, mr. W.L. van Prooijen, heeft een gevangenisstraf van 2 jaar geëist, met aftrek van voorarrest, en de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaar en de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf gelast. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de gemaakte procesafspraken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in vrijheid en goed geïnformeerd heeft ingestemd met de procesafspraken en dat hij zich bewust was van de gevolgen. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard en de opgelegde straf als passend en geboden beschouwd, gezien de ernst van de drugshandel en de impact daarvan op de samenleving.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10-327140-22
Parketnummer vordering TUL VV: 02-296632-20
Datum uitspraak: 11 april 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats]) op [geboortedatum],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres],
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres],
raadsman mr. P.C. Schouten, advocaat te Breda

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 28 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Procesafspraken

Tussen de verdachte en de officier van justitie zijn procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij (de totstandkoming van) de procesafspraken. Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. Daarbij was een belangrijk element of de verdachte begreep wat de gemaakte afspraken inhielden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak konden hebben.
Het Openbaar Ministerie beoogt door het maken van procesafspraken de behandeling van deze strafzaak zo efficiënt mogelijk te maken, met inachtneming van de eisen van artikel 6 EVRM.
De procesafspraken houden het volgende in:
  • de officier van justitie eist voor het tenlastegelegde feit een gevangenisstraf van 2 jaren geheel onvoorwaardelijk met aftrek van voorarrest;
  • er zal geen voorwaardelijk strafdeel met een reclasseringstoezicht worden gevorderd, ook niet als dat door de reclassering wordt geadviseerd;
  • de zaken met parketnummers 02-014997-22 (zitting Meervoudige Kamer van 31 maart 2023 te Breda) en 02-195957-22 (zitting Politierechter van 5 juni 2023 te Breda) worden niet overgedragen naar Rotterdam, maar blijven op de reeds geplande zittingen staan;
  • de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke straf met parketnummer 02-296632-20 (twee weken voorwaardelijke gevangenisstraf) blijft gehandhaafd;
  • de verdachte erkent het tenlastegelegde en zal bij de politie voor de zitting van 28 maart 2023 een verklaring afleggen; de verdachte zal geen verklaring afleggen over andere betrokkenen;
  • de verdachte/verdediging dienen geen onderzoekswensen in;
  • er worden door de verdachte/verdediging geen bewijsverweren gevoerd;
  • als het vonnis wat betreft de bewezenverklaring en opgelegde straf conform de tussen de verdachte/verdediging en het Openbaar Ministerie gemaakte afspraken is, stellen de verdediging en de officier van justitie geen hoger beroep in tegen het vonnis zodat de voorlopige hechtenis gecontinueerd kan blijven en de opgelegde straf direct kan worden geëxecuteerd.

4..Eis officier van justitie en standpunt verdediging

De officier van justitie mr. W.L. van Prooijen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit (vervoer van ruim 40 kilo cocaïne);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 12 februari 2021 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant met parketnummer 10-296632-20 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 2 weken.
De verdediging heeft zich wat betreft de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en voor de strafmaat de rechtbank verzocht de procesafspraken te volgen.

5..Waardering van het bewijs

Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan op die wijze dat:
hij op 14 december 2022 te Gorinchem opzettelijk heeft vervoerd,
ongeveer 40,119 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

6..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

7..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8..Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk vervoeren van een hoeveelheid van ongeveer 40 kilogram cocaïne. Deze grote hoeveelheid vertegenwoordigde een enorme waarde en moet dan ook bestemd zijn geweest voor verdere verspreiding en handel, met schadelijke gevolgen voor veel personen. Drugshandel is een groot probleem in de samenleving en zorgt voor ernstige criminaliteit. De verdachte heeft hiervoor kennelijk geen oog gehad en was, naar mag worden aangenomen, slechts uit op eigen financieel voordeel.
Procesafspraken
De rechtbank heeft op de inhoudelijke zitting van 28 maart 2023 de verdachte uitdrukkelijk ondervraagd over de procesafspraken die hij met de officier van justitie heeft gemaakt. Daarbij is aan de orde geweest of de verdachte in vrijheid en goed geïnformeerd daarmee heeft ingestemd. Ook de (mogelijke) gevolgen van de procesafspraken voor de verdachte en zijn rechtspositie zijn daarbij concreet aan de orde geweest. De verdachte heeft toegelicht en bevestigd dat hij in vrijheid en goed geïnformeerd door zijn raadsman heeft ingestemd met de procesafspraken en dat hij daar ook bij blijft.
Zoals overeengekomen in de procesafspraken heeft de verdachte, op 27 maart 2023, een verklaring afgelegd bij de politie, waarin hij het vervoer van de aangetroffen cocaïne bekent. Ter zitting heeft de verdachte deze verklaring herhaald.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte weloverwogen en in vrijheid er voor heeft gekozen het advies van zijn advocaat te volgen om de procesafspraken te maken en dat hij zich bewust is geweest van de inhoud, de procedure en de (mogelijke) gevolgen daarvan.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft een uittreksel gezien uit de justitiële documentatie van 6 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit en ten tijde van het plegen van het onderhavige feit in een proeftijd van een voorwaardelijke veroordeling liep.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 23 maart 2023. Dit rapport houdt in dat het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering en dagbesteding.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank onder andere gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en op de hiervoor genoemde procesafspraken.
De in de procesafspraken overeengekomen gevangenisstraf van 2 jaar doet recht aan de ernst van het misdrijf en is een redelijke straf in de onderhavige zaak. De rechtbank ziet geen aanleiding een hogere straf op te leggen, mede gelet op de documentatie van de verdachte, zijn proceshouding en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals door de raadsman ter terechtzitting toegelicht. De tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht (vanaf 14 december 2022 minus een schorsing van veertien dagen) wordt op de uit te voeren gevangenisstraf in mindering gebracht.
Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf van 2 jaar passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9..Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 12 februari 2021 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant met parketnummer 10-296632-20, is de verdachte ter zake van schuldheling veroordeeld voor zover hier van belang tot een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 27 februari 2021.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

11.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12..Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 12 februari 2021 van de politierechter in de rechtbank Zeeland-West-Brabant met parketnummer 10-296632-20 aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van
2 (twee) weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. L. Stevens en H.J. de Kraker, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Hoeff, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 14 december 2022 te Gorinchem opzettelijk heeft vervoerd,
in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 40,119 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet )