ECLI:NL:RBROT:2023:3149
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing bezwaar tegen herroeping voorwaardelijke invrijheidstelling ex artikel 6:6:8 Sv
Op 15 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden. De veroordeelde was op 16 mei 2022 voorwaardelijk in vrijheid gesteld, maar het Openbaar Ministerie heeft op 24 februari 2023 besloten deze voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen voor de duur van 237 dagen. Dit besluit was gebaseerd op de veroordeling van de veroordeelde op 2 februari 2023 voor het overtreden van de Wet wapens en munitie, wat volgens het OM een schending van de voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling betekende.
De veroordeelde heeft bezwaar aangetekend tegen deze beslissing, waarbij zijn advocaat aanvoerde dat het vonnis van 2 februari 2023 nog niet onherroepelijk was en dat het OM onvoldoende had gemotiveerd waarom niet kon worden gewacht op de definitieve afdoening van de zaak. De rechtbank heeft op 15 maart 2023 het bezwaar behandeld in een openbare raadkamer, waar zowel de veroordeelde als de officier van justitie zijn gehoord.
De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie voldoende redenen had om de voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen, ondanks dat het vonnis nog niet onherroepelijk was. De rechtbank stelde vast dat de veroordeling op 2 februari 2023 een ernstige reden vormde om te vermoeden dat de veroordeelde de voorwaarden had overtreden. Het verweer van de raadsvrouw dat een nadere motivering van de herroepingsbeslissing vereist was, werd verworpen. De rechtbank verklaarde het bezwaar ongegrond en bevestigde de beslissing van het Openbaar Ministerie.