ECLI:NL:RBROT:2023:3147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10/335456-22 en 10/328923-22 vordering TUL: 10/203878-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal door middel van een valse sleutel en poging tot zware mishandeling met vrijspraak van poging tot doodslag

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2023 uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken tegen de verdachte, die werd beschuldigd van diefstal door middel van een valse sleutel en poging tot zware mishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 24 december 2022 in [plaats01] een steekincident heeft gepleegd waarbij het slachtoffer, [slachtoffer01], in de buik werd gestoken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag, omdat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte opzet had om het leven van het slachtoffer te beroven. De rechtbank heeft de verdachte wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat hij met een scherp voorwerp heeft gestoken, wat een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

Daarnaast werd de verdachte ook veroordeeld voor diefstal van een Volkswagen Transporter, waarbij hij zich toegang had verschaft door middel van een valse sleutel. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 16 maanden geëist, maar de rechtbank legde een gevangenisstraf van 12 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [benadeelde partij01], voor zowel materiële als immateriële schade, en de verdachte werd veroordeeld tot betaling van deze schadevergoeding.

De rechtbank heeft in haar vonnis ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf, omdat de verdachte nieuwe strafbare feiten had gepleegd binnen de proeftijd. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/335456-22 en 10/328923-22 (gev. ttz)
Parketnummer vordering TUL: 10/203878-21
Datum uitspraak: 14 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte zijn twee feiten ten laste gelegd die zijn vermeld in twee afzonderlijke dagvaardingen. De zaken zijn ter terechtzitting gevoegd. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Vollebregt heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het impliciet primair ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/335456-22 (poging tot doodslag) en bewezenverklaring van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/328923-22 (diefstal door middel van een valse sleutel);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/203878-21.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde diefstal door middel van een valse sleutel in de zaak met parketnummer 10/328923-22. De verdediging heeft geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak en heeft zich gerefereerd naar het oordeel van de rechtbank. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van zowel de ten laste gelegde poging tot doodslag als van de poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft geen opzet – ook niet in voorwaardelijke zin – gehad op het mogelijk intreden van de dood dan wel op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Er is niet vastgesteld met welk voorwerp en met welke kracht er is gestoken, evenmin staat de exacte locatie van de steekverwonding vast. Uit het dossier volgt niet dat de verwonding van de aangever zodanig was dat hij heeft moeten vrezen voor zijn leven.
4.2.2.
Beoordeling
Op 24 december 2022 kreeg de politie een melding van een steekincident bij [naam cafe01] in [plaats01] . Ter plaatse troffen agenten de aangever aan met een steekverwonding in zijn buik. Hij verklaarde dat hij door [verdachte01] (hierna: de verdachte) was gestoken. Agenten hebben vervolgens de camerabeelden van het café uitgekeken. Daarop was te zien dat er op straat buiten een ruzie ontstond tussen verschillende personen. Zij zagen dat één man een stekende beweging maakte richting een andere man. De agenten herkenden de stekende man ambtshalve als de verdachte. Gelet hierop stelt de rechtbank vast dat de verdachte de aangever in zijn buik heeft gestoken. De aangever heeft hierdoor een steekverwonding van twee bij twee centimeter in zijn buik opgelopen.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte met zijn handelen zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de bewijsmiddelen kan de rechtbank niet afleiden dat de verdachte de aangever heeft gestoken met het opzet hem van het leven te beroven. Ook blijkt niet dat sprake zou zijn geweest van voorwaardelijk opzet in die zin dat de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer door het steken in de buik zou komen te overlijden. Niet elke steekverwonding in de buik veroorzaakt de aanmerkelijke kans op overlijden. Onder meer is van belang met wat voor voorwerp er is gestoken, met welke kracht er is gestoken en waar in de buik er is gestoken. Op basis van de inhoud van het dossier niet kan worden vastgesteld waarmee de verdachte de aangever heeft gestoken. Wel blijkt uit het geconstateerde letsel dat dit met een scherp en puntig voorwerp moet zijn geweest. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank op zijn minst genomen sprake van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Het is een feit van algemene bekendheid dat zich in de buikstreek een aantal vitale organen bevindt. Door in de buik te steken heeft de verdachte op zijn minst de aanmerkelijke kans aanvaard dat de aangever zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Daarom acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot zware mishandeling.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling van [slachtoffer01] .
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/335456-22 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/328923-22 heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
In de zaak met parketnummer 10/335456-22:
hij op 24 december 2022 te [plaats01] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de buik, van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
In de zaak met parketnummer 10/328923-22:
hij omstreeks 18 december 2022 te [plaats01] een Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken01] ), dat geheel of ten dele aan [bedrijf01], toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een autosleutel waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
In de zaak met parketnummer 10/335456-22:
Poging tot zware mishandeling.
In de zaak met parketnummer 10/328923-22:
Diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer met een scherp voorwerp in de buik te steken. Het slachtoffer heeft hierdoor een steekverwonding opgelopen en mag van geluk spreken dat het letsel beperkt is gebleven. De verdachte heeft door zijn handelen tijdens een woordenwisseling op straat bovendien bijgedragen aan gevoelens van onveiligheid en onbehagen in de samenleving.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal. Hij heeft zich voorgedaan als een medewerker van [bedrijf01] en in die valse hoedanigheid een auto meegenomen. De verdachte heeft door zo te handelen misbruik gemaakt van het vertrouwen van de medewerkers van [bedrijf01] . Voorts is diefstal een ergerlijk feit, waarmee schade wordt toegebracht aan de betrokkenen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportage
Stichting Verslavingsreclassering GGZ (Fivoor), heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd op 17 maart 2023. Dit rapport houdt – kort gezegd – het volgende in.
De uitgebreide justitiële documentatie kenmerkt zich door criminele diversiteit. De reclassering constateert dat er sprake is van een algemeen delictpatroon. De reclassering heeft zorgen over verschillende leefgebieden van de verdachte. De inschatting is dat hij mogelijk niet geheel zelfredzaam is. Er lijkt sprake van beperkte financiële middelen, beperkte coping vaardigheden en een cocaïne- en alcoholverslaving. Uit eerder reclasseringstoezichten is echter gebleken dat de verdachte zich onttrekt aan de voorwaarden waardoor het onmogelijk is gebleken om de risico’s te kunnen beperken. De verdachte geeft geen openheid van zaken, vertoont zelfbepalend gedrag en is onvoldoende ontvankelijk voor gedragsverandering. De reclassering vermoedt dat er sprake is van onvoldoende zelfinzicht dan wel ziekte-inzicht. De reclassering heeft zorgen over de verdachte en constateren dat er hoge risico’s naar voren komen. Echter, vanwege de houding van de verdachte en het verloop van eerdere reclasseringstoezichten zien zij geen mogelijkheden tot het inzetten van interventies in justitieel kader. Het advies is een straf zonder bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft verzocht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest op te leggen, gelet op het verzoek om de verdachte van het feit in de zaak met parketnummer 10/335456-22 vrij te spreken. De rechtbank ziet hier gelet op de bewezen verklaarde feiten en de aard en de ernst daarvan geen aanleiding voor. Daarnaast rekent de rechtbank het de verdachte aan dat hij op geen enkele wijze verantwoording heeft willen nemen en afleggen voor wat hij gedaan heeft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Vordering benadeelde partij/ schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd ter zake van het ten laste gelegde in de zaak met parketnummer 10/335456-22: [benadeelde partij01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 6.124,53 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.500,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot gedeeltelijke toewijzing van de vordering. De materiële kosten kunnen wat betreft de gevorderde schade aan de kleding en schoenen worden toegewezen. Het eigen risico en de arbeidskosten zijn onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de officier van justitie de rechtbank verzocht om dit bedrag te matigen en daarbij gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen, nu deze onvoldoende is onderbouwd. Subsidiair heeft de verdediging aangevoerd dat het causaal verband ontbreekt met betrekking tot het eigen risico en de gevorderde arbeidskosten. Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de verdediging verzocht om deze post te matigen.
8.3.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit in de zaak met parketnummer 10/3354556-22 rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schade die ziet op de broek, schoenen en stomerij voldoende is onderbouwd. Deze kosten (totaal € 239,95) zullen worden toegewezen. Ten aanzien van de gevorderde arbeidskosten en het eigen risico is de rechtbank van oordeel dat deze posten onvoldoende zijn onderbouwd. De benadeelde partij zal ten aanzien van dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Voorts is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde feit in de zaak met parketnummer 10/335456-22, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 1.000,00. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit resterende deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 december 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 1.239,95, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9..Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 25 oktober 2021 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 5 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 november 2021.
9.2.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

10.. Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 45, 57, 302 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/335456-22 en het ten laste gelegde feit in de zaak met parketnummer 10/328923-22, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij01] , te betalen een bedrag van
€ 1.239,95 (zegge: duizend tweehonderdnegenendertig en vijfennegentig cent), bestaande uit € 239,95 aan materiële schade en € 1.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 december 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij01] te betalen
€ 1.293,95(hoofdsom,
zegge: duizend tweehonderdnegenendertig en vijfennegentig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 december 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening; bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 1.293,95 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
22 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 25 oktober 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 5 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Vogtschmidt, voorzitter,
en mrs. G.M. Munnichs en A. Kortijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
In de zaak met parketnummer 10/335456-22
hij op of omstreeks 24 december 2022 te [plaats01] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft gestoken in de buik, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
In de zaak met parketnummer 10/328923-22
hij op of omstreeks 18 december 2022 te [plaats01] een Volkswagen Transporter (kenteken [kenteken01] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan [bedrijf01], in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten door gebruik te maken van een autosleutel waartoe hij, verdachte, niet gerechtigd was.