ECLI:NL:RBROT:2023:3146

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
17 april 2023
Zaaknummer
10/338136-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor de verkoop van verdovende middelen met gevangenisstraf en verbeurdverklaring

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van de verkoop van verdovende middelen, specifiek heroïne en cocaïne. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 december 2022 te Rotterdam betrokken was bij de verkoop van deze middelen. Tijdens een politieoperatie werd de verdachte aangehouden nadat agenten een transactie hadden waargenomen waarbij de verdachte een Fransman in een taxi had voorzien van drugs. De verdachte ontkende de beschuldigingen en stelde dat hij de Fransman slechts naar een andere locatie had gereden zonder enige kennis van de drugshandel. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het bewijs, waaronder getuigenverklaringen en het aangetroffen geldbedrag, voldoende was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 weken en een gedeeltelijke verbeurdverklaring van het in beslag genomen geldbedrag van € 2.300,-, dat als opbrengst van de drugshandel werd beschouwd. De rechtbank heeft ook de teruggave van een deel van het in beslag genomen geld en telefoons aan de verdachte gelast. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/338136-22
Datum uitspraak: 14 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01],
raadsvrouw mr. L.A. Sjadijeva, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 maart 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D.D.B. Reuter heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit, te weten de verkoop van heroïne en cocaïne;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld en teruggave aan de verdachte van de in beslag genomen telefoons.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde feit. De politie heeft geen overdracht waargenomen, noch zijn er verdovende middelen aangetroffen bij de verdachte. Er zijn geen objectieve bevindingen die wijzen op de handel in verdovende middelen door de verdachte. De verdovende middelen zijn bij een ander aangetroffen. Er is geen sprake van wetenschap van of beschikkingsmacht over de drugs door de verdachte. De verklaring van degene die met de drugs in aangetroffen is onlogisch en onbetrouwbaar en vindt geen steun in andere bewijsmiddelen. Het alternatief scenario zoals dit door de verdachte wordt geschetst, namelijk dat deze andere persoon een klant was waarmee hij geen overeenstemming over de ritprijs kon bereiken, is niet op voorhand onaannemelijk.
4.1.2.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van verdovende middelen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Op 27 december 2022 hebben agenten postgevat aan de Driemanssteeweg te Rotterdam. Op enig moment zien zij een witte Peugeot 208 met een Frans kenteken waar twee mannen uitstappen. Eén van deze mannen (hierna: de Fransman) stapt vervolgens in de witte Volkswagen Touran taxi. Deze taxi reed weg en kwam na circa 200 meter tot stilstand. Enkele seconden later draaide de taxi om en reed terug naar de McDonalds. Daar stapte de Fransman weer uit. Verbalisanten zagen dat de rechterjaszak van de uitgestapte passagier open stond en dat hier een verpakking doorzichtig folie met bruin poeder in zat. Deze verpakking herkenden zij als een verpakking waarin verdovende middelen worden vervoerd. Terwijl hij terugliep naar de Peugeot en het bestuurdersportier opende, is hij aangehouden.
Ook de witte Volkswagen Touran is gevolgd. Na een achtervolging is de bestuurder staande gehouden. Dit bleek de verdachte te zijn.
Bij de aangehouden Fransman is – zo is later gebleken – 100,4 gram heroïne en 15,2 gram cocaïne aangetroffen. Bij de politie heeft Fransman verklaard dat hij zojuist verdovende middelen heeft gekocht in de Volkswagen Touran. Bij de bestuurder van deze taxi, zijnde de verdachte, heeft de Fransman de later bij hem aangetroffen drugs gekocht. Hij heeft hier naar eigen zeggen € 2.300,00 voor betaald. Bij de verdachte is bij zijn insluitingsfouillering een geldbedrag van € 2.865,00 aangetroffen.
De verdachte heeft een alternatief scenario geschetst en stelt zich daarbij op het standpunt dat hij het verzoek kreeg om de Fransman naar Rotterdam centrum te rijden. Hij is weggereden en vervolgens bleek dat zij het niet eens werden over de ritprijs waarop de verdachte hem teruggebracht heeft naar de plaats waar hij was ingestapt, zijnde de McDonalds. Het geldbedrag dat hij bij zich had, bestond uit de contante opbrengst van de taxiritten gedurende de afgelopen week.
De rechtbank acht dit scenario onaannemelijk. In de eerste plaats staat dit lijnrecht tegenover de verklaring van de Fransman die direct heeft bekend zojuist verdovende middelen te hebben gekocht van de man in de taxi, zijnde de verdachte. De rechtbank ziet op voorhand geen aanleiding voor de stelling dat deze verklaring onbetrouwbaar moet worden geacht, temeer nu deze verklaring past bij de overige bewijsmiddelen (de waargenomen situatie, de aangetroffen verdovende middelen, het aangetroffen geld, de verklaring van de vriend van de Fransman).
Het door de verdachte geschetste scenario is ook om andere redenen onaannemelijk.
Allereerst was de Fransman met zijn eigen auto op de afgesproken locatie en was hij daar samen met een vriend, die daar op hem wachtte. Deze vriend van de Fransman verklaart niet dat zijn vriend nog met een taxi naar Rotterdam Centrum zou gaan en dat lijkt, gezien het feit dat ze Rotterdam bezochten met hun eigen auto, ook niet logisch. Evenmin lijkt het logisch dat de verdachte als taxichauffeur gaat rijden, zonder gebruik te maken van een meter en zonder vooraf gemaakte prijsafspraak, om hem vervolgens terug te brengen als de prijs niet rond komt. De verdachte heeft het door hem geschetste scenario ook op geen enkele manier nader onderbouwd.
De rechtbank gaat derhalve voorbij aan het door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verkopen van verdovende middelen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 27 december 2022 te Rotterdam, opzettelijk, heeft verkocht ,
-
100,4 gramvan een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne, en
- 15,2 gram van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
telkens een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5..Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6..Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden en de draagkracht van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de verkoop van verdovende middelen. De verdachte heeft met zijn handelen zijn eigen gewin boven de veiligheid van de afnemers van de drugs gesteld en die afnemers blootgesteld aan zeer ernstige gezondheidsrisico’s. Het is algemeen bekend dat verdovende middelen schade toebrengen aan de gezondheid van de gebruikers van deze middelen en dat gebruikers hun drugsgebruik vaak door diefstal of ander crimineel gedrag bekostigen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan anderen. Van de handel in verdovende middelen is bovendien algemeen bekend dat dit steeds meer gepaard gaat met andere, ook zwaardere vormen van criminaliteit. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte op 28 april 2022 in België onherroepelijk is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op de LOVS-oriëntatiepunten alsook op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8..In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het in beslag genomen geld verbeurd te verklaren. Wat betreft de in beslag genomen telefoons kan een last tot teruggave aan de verdachte worden verstrekt.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de in beslag genomen telefoons en het in beslag genomen geld teruggegeven dient te worden aan de verdachte. Ten aanzien van het geld is er geen connectie met het vermeende strafbare feit.
8.3.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van het in beslag genomen geld zal, een gedeelte groot € 2.300,- worden verbeurd verklaard, nu dit geld is betaald voor de verdovende middelen.
Het geldbedrag behoort aan de verdachte toe en is verkregen door het bewezen verklaarde feit.
Ten aanzien van het restant van het in beslag genomen geld zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.
Ten aanzien van de in beslag genomen telefoons zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

10.. Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit: EUR 2300,-
- gelast de teruggave aan verdachte van EUR 565,-;
- gelast de teruggave aan verdachte van: 1 STK telefoontoestel (Omschrijving: [proces-verbaalnummer01] , Zwart, merk: Huawei) en 1 STK telefoontoestel (Omschrijving: [proces-verbaalnummer02] , Wit, merk: Apple).
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en A. Kortrijk, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.H. Frerichs, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De voorzitter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 december 2022 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk, heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- ongeveer 110,4 gram heroïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne,
en/of
- ongeveer 15,2 gram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne,
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.