Uitspraak
Rechtbank Rotterdam
1..Onderzoek op de terechtzitting
2..Tenlastelegging
3..Eis officier van justitie
- vrijspraak van het primair ten laste gelegde feit, te weten de verlengde uitvoer van heroïne en cocaïne;
- bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde, te weten het opzettelijk aanwezig hebben van heroïne en cocaïne;
- veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 90 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 29 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar;
- teruggave van het in beslag genomen geld aan de verdachte.
4..Waardering van het bewijs
-
100,4 gramvan een materiaal bevattende
heroïne, zijnde
heroïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet en
- 15,2 gram van een materiaal bevattende
cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
5..Strafbaarheid feit
6..Strafbaarheid verdachte
7..Motivering straf
8..In beslag genomen voorwerpen
9..Toepasselijke wettelijke voorschriften
10..Bijlagen
11.. Beslissing
gevangenisstraf voor de duur van 7 (zeven) weken;
opzettelijk, buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht (daaronder mede te verstaan buiten het grondgebied gebracht als bedoeld in artikel 1 lid 5 Opiumwet)
- ongeveer 110,4 gram heroine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroine, zijnde heroine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
en/of
- ongeveer 15,2 gram cocaine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine, zijnde cocaine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(artikel 2/A Opiumwet jo. artikel 1 lid 5)
( art 10 lid 5 Opiumwet, art 2 ahf/ond A Opiumwet )
( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )