ECLI:NL:RBROT:2023:3119

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
14 april 2023
Zaaknummer
C/10/653745 / JE RK 23-498
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen bij de moeder

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 maart 2023 een beschikking gegeven inzake de machtiging tot uithuisplaatsing van twee kinderen, [naam kind 1] en [naam kind 2], bij hun moeder. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 2 maart 2023 een verzoek ingediend voor deze machtiging, dat ter zitting met gesloten deuren is behandeld. De moeder en de vader van de kinderen waren aanwezig, bijgestaan door hun respectieve advocaten, mr. C.C. Sneper en mr. G.J. Schipper-de Bruijn.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen voorheen bij de vader woonden, maar dat er zorgen waren over zijn emotionele beschikbaarheid en de hygiëne in huis. De kinderen zijn inmiddels bij de moeder gaan wonen, en de kinderrechter heeft geconstateerd dat er sindsdien geen grote zorgen zijn gerezen. De moeder heeft aangegeven bereid te zijn om samen te werken met de hulpverlening, en de vader heeft zijn inzicht getoond door te erkennen dat de kinderen beter af zijn bij de moeder.

De kinderrechter heeft geoordeeld dat het in het belang van de kinderen is om de huidige situatie voort te zetten en heeft de machtiging tot uithuisplaatsing verleend, met ingang van 31 maart 2023 tot 4 oktober 2023. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, en de schriftelijke uitwerking is vastgesteld op 13 april 2023. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/653745 / JE RK 23-498
datum uitspraak: 31 maart 2023

beschikking uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind 1],

geboren op [geboortedatum 1] 2015 te [geboorteplaats 1], hierna te noemen [naam kind 1],
[naam kind 2],
geboren op [geboortedatum 2] 2016 te [geboorteplaats 2], hierna te noemen [naam kind 2].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam 1],

hierna te noemen de moeder, wonende te [woonplaats 1],

[naam 2],

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats 2].

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 maart 2023, ingekomen bij de griffie op diezelfde datum.
Op 31 maart 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat mr. C.C. Sneper,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. G.J. Schipper-de Bruijn,
- een vertegenwoordigster van de GI, [naam 3].

De feitenHet ouderlijk gezag over [naam kind 1] en [naam kind 2] wordt uitgeoefend door de ouders.

[naam kind 1] en [naam kind 2] wonen bij de moeder.
Bij beschikking van 30 september 2022 is de ondertoezichtstelling van [naam kind 1] en [naam kind 2] verlengd tot 4 oktober 2023.

Het verzoek

De GI heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de moeder verzocht voor de duur van de ondertoezichtstelling.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. De kinderen woonden tot voor kort bij de vader. Vanwege zorgen over voornamelijk de emotionele beschikbaarheid van de vader, zijn de kinderen bij de moeder gaan wonen. De komende periode wil de GI het verblijf van de kinderen bij de moeder voortzetten, met de inzet van psychomotorische therapie (PMT) en speltherapie voor de kinderen. Onderzocht moet worden of het de moeder bijvoorbeeld lukt om grenzen aan te geven.

De standpunten

De moeder en haar advocaat zijn het eens met het verzoek van de GI. De moeder is heel blij dat de kinderen bij haar wonen. Het gaat heel goed thuis en de moeder is bereid om aan alle hulpverlening mee te werken. Kort geleden is de hulpverlening van ASVZ in het vrijwillig kader positief afgesloten. De moeder hoopt dat het perspectief van de kinderen uiteindelijk bij haar komt te liggen.
De vader en zijn advocaat zijn het eens met het verzoek van de GI. In eerste instantie wilde de vader zich tegen het verzoek verzetten, maar hij begrijpt nu dat een plaatsing van de kinderen bij de moeder de beste optie is. De afgelopen jaren is er weinig vooruitgang in de situatie van de vader gekomen en het is nu van belang dat hij aan zichzelf gaat werken. Tussen de ouders is sprake van een goede verstandhouding.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat er in de thuissituatie bij de vader, vanwege zijn persoonlijke problematiek, zorgen waren over zijn emotionele beschikbaarheid, de hygiëne in huis en de verzorging van de kinderen. Sinds een aantal maanden wonen [naam kind 1] en [naam kind 2] daarom bij de moeder. Tijdens deze periode zijn geen grote zorgen naar boven gekomen. De kinderrechter is daarom met alle betrokkenen van oordeel dat het van belang is om de huidige situatie voort te zetten. De vader heeft daardoor de ruimte om aan zichzelf te werken. Dat de vader zelf tot het inzicht heeft kunnen komen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] nu beter af zijn bij de moeder thuis en die situatie ook heeft geaccepteerd laat zien dat hij de belangen van zijn kinderen voorop stelt. Dat is een compliment waard.
Omdat het hoofdverblijf van de kinderen bij de vader is bepaald, zal de kinderrechter een machtiging tot uithuisplaatsing bij de moeder verlenen. De komende periode wordt door middel van de inzet van hulpverlening onderzocht of de moeder kan aansluiten bij wat de kinderen nodig hebben. Anders dan verzocht, is het niet noodzakelijk om het perspectief van de kinderen te bepalen, nu zij bij een van de gezaghebbende ouders verblijven. Gelet op de goede verstandhouding tussen de ouders, is de verwachting dat zij bij een eventuele afloop van de ondertoezichtstelling in onderling overleg zullen bepalen welke regeling het meest in het belang van de kinderen is.
Uit het voorgaande volgt dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek).

De beslissing

De kinderrechter:
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind 1] en [naam kind 2] bij de moeder, met ingang van 31 maart 2023 tot 4 oktober 2023;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. D.R. van Staveren als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 13 april 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.