Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, mag verweerder, onverminderd zijn eigen verantwoordelijkheid om een besluit zorgvuldig voor te bereiden, in beginsel uitgaan van de juistheid van de bevindingen in een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt en ondertekend proces-verbaal. Dat geldt ook voor de rechter, tenzij tegenbewijs noopt tot afwijking van dit uitgangspunt. Het is niet vereist dat verweerder een eigen onderzoek doet naar de juistheid van de door de politie gemelde feiten, tenzij verweerder objectieve redenen heeft om aan de juistheid daarvan te twijfelen. Voor wat betreft de vaststelling van eisers identiteit, overweegt de rechtbank dat verbalisanten voldoende in staat zijn om te observeren en te registreren, en dat zij geen belang hebben bij onjuistheden in het proces-verbaal.
Eiser heeft de bevindingen in de processen-verbaal betwist. Wat eiser heeft aangevoerd over de vaststelling van zijn identiteit (door verbalisant), geeft echter geen aanleiding om te twijfelen aan de in de processen-verbaal opgenomen waarnemingen van de verbalisant. De rechtbank acht daarbij van belang dat het proces-verbaal van 31 mei 2022 is opgemaakt door een verbalisant die tien jaar werkzaam is geweest bij de Koninklijke Marechaussee en daar kennis en ervaring heeft opgedaan bij controles van personen aan de hand van uiterlijke kenmerken in combinatie met een paspoort, identiteitskaart of rijbewijsfoto. Voor wat betreft de vaststelling van eisers identiteit heeft verbalisant in het proces-verbaal van 31 mei 2022 toegelicht dat eiser op korte afstand van verbalisant stond, zonder helm, waardoor verbalisant hem herkende aan de hand van een rijbewijsfoto uit het systeem. Dit rijbewijs is aan eiser afgegeven op 22 augustus 2017 (geldig tot 22 augustus 2027). Eiser heeft verbalisant herkend aan de hand van uiterlijke kenmerken van het gezicht. Verbalisant heeft verder uiteengezet dat de biometrische gegevens van het gezicht binnen de geldigheidsduur van (in dit geval) een rijbewijs nauwelijks veranderen. Gedoeld wordt dan op bijvoorbeeld de stand van de oren, ogen, vorm van de neus en jukbeenderen. Verbalisant heeft verklaard dat in het onderzoek is meegenomen dat eiser broers heeft. Het onderzoek is breed en onbevooroordeeld ingesteld omdat de identiteit in eerste instantie niet bekend was, waardoor meerdere personen zijn bekeken. Omdat het voor het onderzoek niet van belang is welke personen allemaal zijn bevraagd, zijn deze persoonsgegevens niet verwerkt in de eerdere processen-verbaal. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van (de inhoud van) het proces-verbaal, nu niet met toereikend tegenbewijs is aangevoerd dat het proces-verbaal onjuist zou zijn.
Verbalisant heeft verder voldoende gemotiveerd beschreven dat dezelfde quad op 12 december 2021 is aangetroffen op een trailer. Daarbij is aan de hand van de kentekengegevens van de auto (waarmee de trailer werd voortgetrokken) vastgesteld dat de auto het kenteken [kenteken] heeft, die op naam van eisers vader staat. Verbalisant heeft inzichtelijk toegelicht dat uit eerdere registraties blijkt dat eiser vaker gebruik maakt van deze auto en dat eiser kon worden geïdentificeerd aan de hand van een foto uit het systeem van de RDW. Uit de processen-verbaal van 10 januari 2022 en 31 mei 2022 blijkt verder dat verbalisant op het moment zelf niet in staat was om eisers identiteit (met bijvoorbeeld een identiteitskaart) vast te stellen, omdat eiser hieraan niet wilde meewerken. Eiser bevond zich bovendien op een voertuig dat geschikt was om op onverhard terrein te rijden en de verbalisant niet. De stelling dat de op 12 december 2021 aangetroffen quad niet dezelfde zou zijn als de quad op 9 januari 2022, volgt de rechtbank deze niet. In tegenstelling tot wat eiser betoogt, blijkt uit het proces-verbaal niet dat op 12 december 2021 een quad met een kenteken is aangetroffen. Het kenteken dat wordt genoemd betrof de trailer.
Voor de goede orde benadrukt de rechtbank nog dat het er niet om gaat dat thans vast moet komen te staan dat eiser ook op 12 december 2022 de quad bestuurde en toen overtredingen beging. Daar gaat deze procedure niet over. Het incident op die datum is alleen van belang omdat, zoals door de verbalisant genoegzaam is toegelicht, hij via die weg, tezamen met zijn waarnemingen op de datum die wél van belang is voor de melding die ten grondslag is gelegd aan het besluit, namelijk 9 januari 2023, de identiteit heeft kunnen vaststellen van eiser als de bestuurder van de quad op laatstgenoemde datum, ook al wilde hij op dat moment niet meewerken aan de vaststelling daarvan.
Gelet op het bovenstaande bestaat geen grond voor zodanige twijfel aan de bevindingen in de processen-verbaal dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling dat eiser de bestuurder is geweest van de quad ten grondslag kunnen worden gelegd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.