ECLI:NL:RBROT:2023:3092

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
10/680295-18 en 10/710347-14 (ter zitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor woninginbraak en pogingen daartoe met gevangenisstraf

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de gevoegde strafzaken met parketnummers 10/680295-18 en 10/710347-14. De verdachte, geboren in 1990, werd beschuldigd van een woninginbraak en twee pogingen daartoe. Tijdens de zitting zijn procesafspraken gemaakt tussen de officier van justitie en de verdediging, waarbij de rechtbank niet betrokken was. De tenlastelegging omvatte onder andere het samen met anderen plegen van een voltooide woninginbraak en twee pogingen daartoe, evenals het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank heeft de procesafspraken beoordeeld en geconcludeerd dat het tweede feit (het voorhanden hebben van een vuurwapen) niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. De overige feiten werden echter als bewezen verklaard, aangezien deze niet door de verdachte werden weersproken. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 176 dagen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis had doorgebracht. De rechtbank overwoog de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken, en de oudste rechter was buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10/680295-18 en 10/710347-14 (ter zitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Tegenspraak
Verkort vonnisvan de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990, ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] [plaats01] , raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht.
Onderzoek op de terechtzitting
Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 maart 2023.
De behandeling ter zitting stond in het teken van tussen de officier van justitie en de verdachte en zijn raadsman gemaakt procesafspraken. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming van deze afspraken en ontving deze eerst kort voor de zitting.
Tenlasteleggingen
Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen die als bijlage I aan dit vonnis zijn gehecht. De dagvaarding met parketnummer 10/680295-18 is gelijk aan de vordering gevangenhouding op basis waarvan de verdachte zich in (geschorste) voorlopige hechtenis bevindt. Ter zitting heeft de officier van justitie de opgave van de feiten in overeenstemming gebracht met de in artikel 261 Sv gestelde eisen.
De verdachte wordt kortgezegd verweten het samen met anderen plegen van 1 (één) voltooide woninginbraak en 2 (twee) pogingen daartoe en het (in vereniging) voorhanden hebben van een vuurwapen.
Procesafspraken
De tot stand gekomen procesafspraken behelzen, voor zover relevant, het volgende:
  • De officier van justitie zal in de zaak met parketnummer 10/710347-14 rekwireren tot bewezenverklaring van feit 1 (kwalificatie medeplegen van een diefstal uit een woning door middel van braak) en tot vrijspraak van feit 2 (voorhanden hebben wapen);
  • De officier van justitie zal in de zaak met parketnummer 10/680295-18 rekwireren tot bewezenverklaring van feiten 4 en 5 (beide kwalificatie poging diefstal uit een woning door middel van braak).
  • De officier van justitie zal voor beide zaken/parketnummers rekwireren tot het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 176 dagen met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis.
Standpunten officier van justitie en verdediging
Standpunt officier van justitie
In lijn met de gemaakte procesafspraken is het standpunt van de officier van justitie dat alle feiten te bewijzen zijn, met uitzondering van het tweede feit op de dagvaarding met parketnummer 10/710347-14, te weten de overtreding van de Wet wapens en munitie (hierna: Wwm). Voor dat feit bepleit zij vrijspraak.
Standpunt verdediging
In lijn met de gemaakte procesafspraken is de raadsman van mening dat de verdachte van het Wwm-feit vrijgesproken dient te worden. Voor het overige onthoudt de raadsman zich van bewijsverweren en refereert hij zich – voor zover dit aansluit bij de inhoud van de gemaakte procesafspraken – aan het oordeel van de rechtbank.
Waardering van het bewijs
Beoordeling van de procesafspraken
De rechtbank heeft tijdens de zitting benadrukt dat de vragen van artikel 348 en 350 Sv leidend zijn bij de beoordeling van de tenlastelegging en dat de rechtbank de procesafspraken terzijde kan leggen als op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor een vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de te eisen straf niet passend acht.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het op de dagvaarding met parketnummer 10/710347-14 onder 2 ten laste gelegde (Wwm-feit) niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De overige ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte niet weersproken. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard. Daarbij gaat het om de volgende feiten:
Parketnummer 10/680295-18
4.
hij op 16 december 2017 te Leerbroek, gemeente Zederik, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres delict01] geld en goederen van hun gading die aan [slachtoffer01] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, naar die woning is gereden, waarna hij verdachte en/of één of meer van zijn mededaders een (keuken)raam hebben geforceerd en die woning zijn binnen geklommen of gegaan en in die woning kasten hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
5.
hij op 22 december 2017 te Mijnsheerenland, gemeente Binnenmaas, tezamen en in vereniging met een of meer anderen ter uitvoering van het door verdachte en zijn mededaders voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de [adres delict02] geld en goederen van hun gading die aan [slachtoffer02] toebehoorden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen onder hun bereik te brengen door middel van braak en inklimming, naar die woning is gereden, waarna hij verdachte en één of meer van zijn mededaders
- een (boven)raam hebben geforceerd en open gebroken, en
- die woning zijn binnen geklommen of gegaan en die woning en een of meer kasten in die woning hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Parketnummer 10/710347-14
1.
hij, op 27 november 2014 te Heenvliet, gemeente Bernisse, tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit een woning gelegen aan de [adres delict03] heeft weggenomen sieraden toebehorende aan [slachtoffer03] waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft en de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.
Bewijsmotivering
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

1.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer 10/680295-18
Feit 4. en 5.
Poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Parketnummer 10/710347-14
Feit 1.
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en inklimming.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

2.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

3.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Waardering procesafspraken
Ter zitting heeft de verdachte op vragen van de rechtbank herhaaldelijk geantwoord dat hij de gemaakte procesafspraken begrijpt, dat hij het inhoudelijk eens is met die afspraken en dat hij – na zoveel jaren – graag op deze wijze de strafzaken achter zich wil laten.
Mede op grond van de bespreking van de procesafspraken met de verdachte ter zitting, is de rechtbank tot de overtuiging gekomen dat de verdachte vrijwillig, op basis van voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust is van de rechtsgevolgen van de gemaakte afspraken, gekomen is tot de ondubbelzinnige beslissing mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ook overigens is sprake van een eerlijk proces en wordt voldaan aan de eisen die artikel 6 EVRM stelt. De rechtbank heeft hierbij in het bijzonder gedacht aan de afwezigheid van vorderingen van benadeelde partijen en de ouderdom van de ten laste gelegde feiten.
Eis van de officier van justitie
In lijn met de gemaakte procesafspraken heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen met aftrek van de reeds ondergane voorlopige hechtenis geëist.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraak in een woning en twee pogingen daartoe. Hoewel de feiten lange tijd geleden gepleegd zijn, blijven het gebeurtenissen die op het veiligheidsgevoel en het woongenot van slachtoffers een zeer grote inbreuk maken, in veel gevallen gedurende lange jaren na de inbraak of de poging daartoe. De rechtbank neemt het de verdachte kwalijk op zo’n grove wijze inbreuk gemaakt te hebben op de belangen en gevoelens van zijn slachtoffers.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
17 februari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Conclusies van de rechtbank
De rechtbank heeft zich bij het bepalen van de hoogte van de straf georiënteerd op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Verder houdt de rechtbank rekening met de ouderdom van de feiten: in het geval van de dagvaarding met parketnummer 10/710347-14 gaat het om een feit dat zich in 2014 heeft voorgedaan. Alles afwegend, tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Gelet is op de artikelen 45, 57, 63, 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Bijlage
De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.
Beslissing
De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 op de dagvaarding met parketnummer 10/710347-14 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 op de dagvaarding met parketnummer 10/710347-14 ten laste gelegde feit alsmede de twee feiten op de dagvaarding met parketnummer 10/680295-18 heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 176 dagen,
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door
mr. J.H. Janssen, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van M.J. Grootendorst, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging na toewijzing vordering nadere omschrijving tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer 10/680295-18
4.
(Zaak 7)
hij
op of omstreeks 16 december 2017 te Leerbroek, gemeente Zederik,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
in of uit een woning gelegen aan de [adres delict01]
geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming,
naar die woning is (mee) gereden, waarna hij verdachte en/of één of meer
van zijn mededader(s)
- een (keuken)raam heeft / hebben geforceerd en/of
- die woning is / zijn binnen geklommen of gegaan en/of die woning en/of een
of meer kast(en) in die woning heeft / hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
5.
(Zaak 8)
hij
op of omstreeks 22 december 2017 te Mijnsherenland, gemeente Binnenmaas,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen
misdrijf om
in of uit een woning gelegen aan de [adres delict02]
geld en/of goederen van zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten dele aan [slachtoffer02] , in elk geval aan een ander dan aan
verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), weg te nemen met het oogmerk
om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die
weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel
van braak en/of verbreking en/of inklimming,
naar die woning is (mee) gereden, waarna hij verdachte en/of één of meer
van zijn mededader(s)
- een (boven)raam heeft / hebben geforceerd en/of open gebroken, en/of
- die woning is / zijn binnen geklommen of gegaan en/of die woning en/of een
of meer kast(en) in die woning heeft / hebben doorzocht,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Parketnummer 10/710347-14
1.
hij,
op of omstreeks 27 november 2014 te Heenvliet, gemeente Bernisse,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning gelegen aan
de [adres delict03] heeft weggenomen sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer03] , in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking
en/of inklimming;
art 310 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht
art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij,
op of omstreeks 27 november 2014 te Heenvliet, gemeente Bernisse,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van categorie III onder sub 1 van de
Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder
sub 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Walther, model PPK,
voorzien van serienummer [nummer01] , kaliber 7,65 mm, en/of bijbehorende munitie,
voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie