In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 29 maart 2023, hebben verzoekers [naam01] en [naam02] schadevergoeding gevorderd van [naam03] wegens wanprestatie en onrechtmatige daad in het kader van een aannemingsovereenkomst voor de bouw van een woning. De verzoekers stellen dat [naam03] niet heeft voldaan aan de opschortende voorwaarde van planacceptatie door Woningborg, waardoor de overeenkomst niet tot stand is gekomen. Tevens wordt aangevoerd dat [naam03] hen niet tijdig heeft geïnformeerd over het ontbreken van deze acceptatie en dat zij onterecht een meerprijs heeft geëist voor werkzaamheden die volgens hen onder de oorspronkelijke overeenkomst vielen.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de opschortende voorwaarde niet is vervuld, waardoor er geen overeenkomst tot stand is gekomen. De rechter oordeelt dat [naam03] niet tekort is geschoten in haar verplichtingen, aangezien zij tijdig de aanmelding bij Woningborg heeft gedaan en niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor het uitblijven van de planacceptatie. De verzoekers hebben ook geen bewijs geleverd dat [naam03] hen op de hoogte had moeten stellen van het ontbreken van de acceptatie.
Daarnaast heeft [naam03] een tegenverzoek ingediend op basis van ongerechtvaardigde verrijking, omdat [naam01] en [naam02] gebruik hebben gemaakt van stukken die door [naam03] zijn opgesteld voor de aanvraag van de omgevingsvergunning. De rechter heeft echter geoordeeld dat er geen sprake is van ongerechtvaardigde verrijking, omdat de verrijking voortvloeit uit de aannemingsovereenkomst, die niet tot stand is gekomen. De verzoeken van beide partijen zijn afgewezen, en de proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.