ECLI:NL:RBROT:2023:3084

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
71/029041-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van uitreizigsters terzake deelname aan terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen terroristische misdrijven

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 april 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van deelname aan de terroristische organisatie Islamitische Staat (IS) en het plegen van voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven. De rechtbank oordeelde dat het voeren van een gezamenlijk huishouden met een IS-strijder voldoende is om lidmaatschap van een terroristische organisatie aan te nemen. De verdachte had zich in 2015 naar Syrië begeven, waar zij trouwde met een IS-strijder en samen met hem en hun kinderen in IS-gebied verbleef. De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat de verdachte geen actieve rol had in de strijd, wat strafverlagend werd meegewogen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van deelname aan de terroristische organisatie na 21 januari 2018, toen zij het IS-gebied ontvluchtte. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan deelname aan de terroristische organisatie van 9 september 2015 tot 21 januari 2018 en aan voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 15 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden voor reclassering en behandeling van haar psychische problemen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/029041-22
Datum uitspraak: 13 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] te ( [postcode01] ) [plaats01] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
bijgestaan door mr. I. Saey, advocaat te Rotterdam.

1..Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van
16 maart en 13 april 2023.

2..Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) op vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als
bijlage Iaan dit vonnis gehecht.
Kort samengevat komt de verdenking neer op de volgende feiten.
Onder feit 1 wordt de deelname aan een terroristische organisatie (IS) verweten.
Onder feit 2 wordt het plegen van voorbereidingshandelingen van een terroristisch misdrijf verweten door het plegen van de volgende feitelijke handelingen:
A: het zich eigen maken van het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS.
B: zich verdiepen in het afreizen naar het strijdgebied.
C: het afreizen naar het strijdgebied.
D: zich voegen bij en samenleven met een IS-strijder.
E: deelname aan ideologische en/of (gevechts)trainingen.
F: het maken van propaganda voor IS.
G: het voorhanden hebben van wapens en/of explosieven.

3..Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden met aftrek van voorarrest.

4..Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, overeenkomstig de inhoud van haar pleitaantekeningen, betoogd dat vrijspraak dient te volgen van de ten laste gelegde deelneming aan een terroristische organisatie in de zin van artikel 140a Sr (feit 1) voor zover dit ziet op de periode vanaf
6 januari 2016. Dat was het eerste moment waarop de verdachte haar wens om uit het IS-gebied te vertrekken, kenbaar maakte. Immers, van iemand die probeert weg te komen uit IS-gebied, kan niet worden gezegd dat zij langer behoort tot het samenwerkingsverband van IS.Subsidiair dient vrijspraak te volgen voor de deelneming vanaf het moment dat de verdachte arriveerde in de Koerdische gevangenis dan wel in het Al Roj kamp.
Ten aanzien van de onder A t/m D feitelijk omschreven handelingen die zien op de voorbereiding dan wel bevordering van een terroristisch misdrijf (feit 2), heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank voor zover het de periode
tot 6 januari 2016 betreft. Voor de onder E en F feitelijk omschreven handelingen is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden om tot een bewezenverklaring te komen. Weliswaar beschikte de verdachte over een bomgordel en haar man over een vuurwapen, maar dat was uitsluitend ter bescherming, voor het geval zij zouden worden aangevallen. Van een terroristisch oogmerk was aldus geen sprake, zodat ook voor onderdeel G vrijspraak dient te volgen.
4.2.
Beoordeling van het onder 1 ten laste gelegde feit
Vast staat dat de verdachte op 1 september 2015 via Düsseldorf is afgereisd naar Turkije.
Na haar aankomst in Istanbul is de verdachte doorgereisd naar Adana. Aldaar heeft zij één nacht verbleven in een hotel, waarna zij door iemand is opgehaald die haar heeft gebracht naar een woning in een dorp vlakbij Adana. De verdachte heeft daar een week verbleven en is vervolgens via Gaziantep de grens met Syrië overgestoken. Na haar aankomst in Syrië op 9 september 2015 is de verdachte ondergebracht in een IS-madafa (vrouwenhuis) in Raqqa. Zij heeft tot november 2015 in diverse madafa’s verbleven. Aanvankelijk in een grote madafa, later in een kleinere met Europese vrouwen.
In november 2015 is de verdachte naar islamitisch recht getrouwd met [naam01] en heeft het gezin zich gevestigd in Raqqa, een gebied waar de terroristische organisatie IS de feitelijke macht had. [naam01] had zich aangesloten bij de terroristische organisatie IS. Hij maakte deel uit van verschillende bataljons, waaronder een scherpschuttersbataljon en bekleedde later een leidinggevende functie binnen het Sa’ad bataljon. Op [geboortedatum02] 2016 werd [naam02] , de oudste dochter van de verdachte en [naam01] , geboren.
Medio oktober 2017 verslechterde de situatie in Raqqa voor IS. De stad werd omsingeld door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF). De verdachte en haar gezin verlieten Raqqa en vestigden zich in Hajin. Op [geboortedatum03] 2017 is de verdachte bevallen van haar jongste dochter [naam03] . Op 21 januari 2018 is het gezin erin geslaagd het IS-gebied te ontvluchten. Daarbij werden zij gevangengenomen door de Koerden. De verdachte werd na haar gevangenneming geplaatst in een vrouwengevangenis. In februari 2018 werd de verdachte overgeplaatst naar het detentiekamp Al Roj. Op 3 februari 2022 is de verdachte samen met haar twee kinderen opgehaald op de luchthaven Abu Hajar in Syrië. Op 4 februari 2022 is zij aangekomen op de luchthaven in Eindhoven, waarna zij is aangehouden.
Juridisch kader
Van deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie is sprake indien een betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie.
Elke bijdrage aan een organisatie kan strafbaar zijn. Een bijdrage kan bestaan uit het (mede)plegen van een misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten
en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van bovenbedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Het is voldoende dat een betrokkene in zijn algemeenheid - in de zin van onvoorwaardelijk opzet - weet dat de organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Niet is vereist dat een betrokkene enige vorm van opzet heeft op de door de terroristische organisatie beoogde concrete misdrijven. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven is niet vereist. Evenmin is vereist dat een betrokkene zelf heeft meegedaan of meedoet aan de misdrijven die door andere leden van de organisatie zijn respectievelijk worden gepleegd.
Beoordeling
Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat zij zich voorafgaand aan haar uitreis had verdiept in de situatie in het strijdgebied en wist dat er een oorlog gaande was in Syrië. Niettemin heeft zij besloten uit te reizen naar Syrië en zich aldaar te vestigen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat zij wist dat [naam01] lid was van IS en loon ontving in ruil voor zijn inspanningen voor het bataljon. [naam01] was een sniper en had altijd een vuurwapen bij zich. Hij nam het wapen ook mee naar de echtelijke woning. Het kwam weleens voor dat [naam01] enkele dagen van huis was. Dan liet hij een bomgordel achter zodat de verdachte zich, indien nodig, kon verweren. Zij heeft zich jarenlang, tot haar vlucht in januari 2018 opgehouden in en gereisd naar en binnen door IS gecontroleerde gebieden.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte, op grond van voornoemde feitelijke omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, kan worden beschouwd als lid van en (daarmee) deelnemer aan de terroristische organisatie IS. Van louter burgerschap is geen sprake. De verdachte heeft samen met een strijder van een terroristische organisatie een huishouden gevoerd. Onder een huishouden vormen kan onder meer gerekend worden het samen kinderen hebben, voor de kinderen zorgen, boodschappen doen, maaltijden bereiden en de was doen. Daar komt bij dat [naam01] loon ontving van IS, wat ten goede kwam aan die gezamenlijke huishouding van de verdachte en [naam01] .
Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, leidt het enkele uiten van de wens om naar huis te gaan nog niet tot het oordeel dat het deelnemen aan IS is beëindigd. Daarvoor is vereist dat ook uitvoering wordt gegeven aan het voornemen.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
Op 21 januari 2018 zijn de verdachte en [naam01] met hun kinderen het IS-gebied ontvlucht. Daarmee heeft de verdachte uitvoering gegeven aan haar bovengenoemd voornemen. Uit het besprokene op de zitting volgt dat de verdachte zich daarna van IS is blijven afkeren. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde voor zover dit ziet op de periode vanaf 21 januari 2018.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in de periode van
9 september 2015 tot 21 januari 2018 deelgenomen heeft aan een terroristische organisatie,
te weten IS.
4.3.
Beoordeling van het onder 2 ten laste gelegde feit
Juridisch kader
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat voldoende is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96 lid 2 Sr bedoelde voorbereiding te komen, indien het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht, zonder dat een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is vereist. [1]
Beoordeling
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 96 lid 2 Sr, een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het (terroristisch) oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing, doodslag en/of moord. Deze gedragingen zijn feitelijk omschreven onder A tot en met F.
Onderdelen A, E en F
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich voor haar vertrek het radicaal extremistisch gedachtegoed heeft eigen gemaakt (onderdeel A), heeft deelgenomen aan ideologische en/of (gevechts)trainingen (onderdeel E) en propaganda heeft gemaakt voor IS (onderdeel F). De verdachte wordt van die onderdelen vrijgesproken.
Onderdelen B, C, D en G
De verdachte heeft zich voorafgaand aan haar reis te laten informeren over het afreizen naar en verblijven in het strijdgebied in Syrië (onderdeel B). Verder heeft de verdachte door zich te begeven naar het strijdgebied, daar te verblijven (onderdeel C), aldaar in het huwelijk te treden met een strijder van IS en een gezamenlijk huishouden te voeren (onderdeel D), hem gelegenheid gegeven om als strijder deel te nemen aan de terroristische organisatie ter verwezenlijking van het oogmerk van deze organisatie: het plegen van terroristische misdrijven. Aldus heeft de verdachte haar partner gefaciliteerd. Ook heeft de verdachte in het kalifaat een ondersteunende rol voor genoemde terroristische organisatie gehad door zowel voor hun kinderen als voor het huishouden te zorgen. Daarnaast heeft de verdachte een vuurwapen en een bomgordel voorhanden gehad nu deze zich (soms) in de echtelijke woning bevonden (G).
De handelingen onder B, C, D en G kunnen derhalve bewezen worden.
Partiële vrijspraak
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit het dossier niet blijkt dat de verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en) heeft gehandeld. De verdachte zal dan ook worden vrijgesproken van het haar tenlastegelegde medeplegen.
Uit het dossier volgt evenmin dat de verdachte nadat ze het IS-gebied is ontvlucht, enige voorbereidings- dan wel bevorderingshandeling heeft verricht. De rechtbank zal de verdachte dan ook vrijspreken van het tenlastegelegde voor zover dit ziet op de periode vanaf 21 januari 2018.
Conclusie
Met de bewezenverklaarde feiten heeft de verdachte in de periode aan anderen gelegenheid, middelen en/of inlichtingen verschaft tot het deelnemen aan de gewapende jihadstrijd in Syrië en derhalve tot het plegen van de omschreven terroristische misdrijven.
4.4.
Bewezenverklaring
In
bijlage IIheeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder
1 en 2ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
in de periode van
9 september 2015tot
21 januari 2018in Syrië ,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) , welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit
iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van
Strafrecht) en
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b
en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie).
2.
zij
in de periode van 1
februari 2015tot
21 januari 2018in in Syrië,
telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de (meermalen) te plegen misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is
en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd
waren lol hel plegen van het misdrijf
immers heeft zij, verdachte,
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en
C. de reis naar Syrië gemaakt teneinde zich te begeven naar het
strijdgebied, en gedurende enige tijd verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië
en
D. zich gevoegd bij een IS(IS)
strijder en is zij,
verdachte (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan en heeft zij een
gezamenlijk huishouden gevoerd met [naam01] , die (als strijder)
deelnam aan IS(IS), en/of
G. in Syrië
eenwapen en explosieven voorhanden gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5..Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
2.
met het oogmerk om opzettelijk brand stichten en/of ontploffingen teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft, en/of moord en/of doodslag, telkens te begaan met een terroristisch oogmerk, voor te bereiden en/of te bevorderen, zich/een ander gelegenheid en middelen verschaffen en voorwerpen voorhanden hebben waarvan zij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van het misdrijf.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6..Strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dus strafbaar.

7..Motivering straf

Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan, alsmede de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
De verdachte is in september 2015 op negentienjarige leeftijd uitgereisd naar Syrië. Daar is zij korte tijd later getrouwd met een IS-strijder. De verdachte heeft zich een lange tijd schuldig gemaakt aan deelname aan de terroristische organisaties IS en heeft zich tot haar gevangenneming in januari 2018 opgehouden in door IS gecontroleerde gebieden.
Vast staat dat deze terroristische organisatie tot doel heeft het omverwerpen van het regime van Assad en het vestigen van een Islamitische Staat. Vast staat ook dat het geweld dat deze terroristische organisatie gebruikt om haar doel te bereiken buitengewoon wreed is en dat er jegens andersdenkenden ernstige mensenrechtenschendingen worden gepleegd zoals standrechtelijke executies, moord, martelingen en verminking van krijgsgevangenen en van burgers. Over hetgeen de oorspronkelijke bevolking van IS gebied heeft moeten ondergaan wordt steeds meer bekend en er zijn nauwelijks woorden om de ernst daarvan de omschrijven. Veel van die misdrijven worden bovendien gepleegd met het uitdrukkelijke doel de bevolking in deze gebieden vrees aan te jagen en zijn daarmee ontegenzeggelijk terroristische misdrijven. Ten slotte wordt terrorisme internationaal gezien als een van de ernstigste misdrijven.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op een uittreksel justitiële documentatie van 8 februari 2023 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het over de verdachte uitgebrachte Pro Justitiarapport van GZ-psycholoog [naam04] en milieurapporteur [naam05] , gedateerd respectievelijk 24 juli 2022 en 15 augustus 2022. De psycholoog komt tot de conclusie dat bij de verdachte sprake is van een posttraumatische stressstoornis (PTSS). De PTSS was nog niet aanwezig rond haar vertrek naar Syrië. De verdachte zat vóór haar vertrek in een levensfase die de nodige vragen omtrent haar identiteit meebracht. Zij kampte met een negatief zelfbeeld, dwangmatig gedrag en verlangde ernaar ergens bij te horen en deel van uit te maken. Dit leidde bij de verdachte tot een grote mate van eenzaamheid. Deze omstandigheden maakten haar vatbaar voor beïnvloeding en sturing. Geadviseerd wordt om die reden om verdachte de haar ten laste gelegde feiten, indien bewezen, verminderd toe te rekenen.
Verdachte distantieert zich nu van de ideologie van IS. Het recidiverisico wordt als matig ingeschat indien er geen enkele hulp en begeleiding voor de verdachte wordt georganiseerd. Indien de verdachte voldoende hulpverlening en toezicht krijgt, wordt het risico op recidive als laag ingeschat.
Geadviseerd wordt om de verdachte zo snel mogelijk te behandelen voor haar PTSS-problematiek.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsadvies gedateerd 10 maart 2023 van Reclassering Nederland. Het reclasseringsrapport houdt onder meer in dat uit onderzoek door adviesbureau Nuance door Training en Advies is gebleken dat geen sprake is van het zich eigen maken van een extremistisch gedachtegoed bij de verdachte en zij ook niet achter extremistische overtuigingen staat. De kans op herhaling wordt door de reclassering als laag ingeschat. De reclassering adviseert bij oplegging van een eventueel (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf, daaraan bijzondere voorwaarden en andere voorwaarden het gedrag betreffende te koppelen. Gezien het lage recidiverisico ziet de reclassering geen meerwaarde in het opleggen van Dadelijke Uitvoerbaarheid (DUT) of een Gedragsbeïnvloedende en Vrijheidsbeperkende Maatregel (GVM).
De verdachte heeft verklaard dat zij bereid is om zich aan de bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank acht geen termen aanwezig het advies van de psycholoog dat de feiten verminderd aan de verdachte zouden moeten worden toegerekend, over te nemen. Er dient een verband te bestaan tussen de stoornis en het tenlastegelegde. Daarvan is in onderhavige zaak geen sprake. Immers, niet is gebleken dat de verdachte ten tijde van haar uitreis leed aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens..
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd, waarbij de pleegperiode en de activiteiten van de verdachte binnen de terroristische organisatie van belang zijn.
In het vonnis van deze rechtbank d.d. 18 februari 2022 ( ECLI: NL:RB:ROT: 2022:1141) is een uitgangspunt geformuleerd van vijf jaar gevangenisstraf. Het openbaar ministerie gaat bij de strafeis uit van dit uitgangspunt.
Hoewel de verdachte de keuze heeft gemaakt uit te reizen en zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, wordt bij de strafoplegging in matigende zin rekening gehouden met de omstandigheid dat er geen aanwijzingen zijn dat verdachte naar Syrië is afgereisd om zelf actief deel te nemen aan de strijd. Verder is er weliswaar sprake geweest van deelname aan een terroristische organisatie, maar haar rol daarbinnen is beperkt geweest en bestond uit het faciliteren van haar man door voor het gezin te zorgen.
In deze zin wijkt onderhavige zaak in aanzienlijke mate af van de eerder genoemde zaak en andere zaken waarbij uitreizigsters een actievere rol hadden die bijvoorbeeld bestond uit het ronselen van andere vrouwen om uit te reizen, het verspreiden van onlinepropaganda en in sommige gevallen zelfs actief deelnemen aan de strijd als sniper en tot het laatst aan de strijd willen deelnemen.
Naast de beperkte rol neemt de rechtbank voorts bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf mee dat verdachte meerdere pogingen heeft ondernomen om te vluchten uit IS gebied, hetgeen uiteindelijk ook is gelukt.
De verdachte heeft na haar vlucht twee weken in een gevangenis verbleven en daarna vier jaar lang in het kamp Al Roj samen met haar kinderen. De leefomstandigheden in het kamp Al Roj zijn erbarmelijk. De getuige [getuige01] , directeur van een NGO, Reprieve genaamd, die zich bezig houdt met mensen die geconfronteerd worden met arbitraire detentie, doodstraf, marteling en extreme mensenrechtenschendingen heeft het kamp acht maal bezocht. Zij heeft onder meer verklaard dat het kamp zwaar bewaakt wordt, er nauwelijks medische voorzieningen zijn, veel ziektes rondwaren, veel kinderen sterven en er geen gezonde voeding was.
De verdachte heeft in die omstandigheden vier jaar verbleven. De verdachte en haar kinderen hebben onder dreiging geleefd daar zij zich distantieerde van IS en hen dat door veel mede kampbewoners werd verweten. Dit zijn straf verminderende omstandigheden.
Rekening houdend met al deze omstandigheden komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8..Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
14a, 14b, 14c, 57, 83, 83a, 96, 140a, 157, 176a, 176b, 288a, 289 en 289a van het Wetboek van Strafrecht, alsmede op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en Munitie.

9..Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.. Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 15 (vijftien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen door een forensisch psychiatrische polikliniek of een door de reclassering te bepalen zorgverlener voor haar problematiek, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling, ook indien zulks inhoudt het innemen van medicatie;
de veroordeelde zal, indien de reclassering door risico verhogende omstandigheden het noodzakelijk acht, verblijven in een door de reclassering aan te wijzen instelling gericht op begeleid wonen en opvoedondersteuning, zoals Exodus Venlo of een soortgelijke instelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact hebben met:
[naam01]
[naam06]
[naam07]
[naam08] ,
zolang het openbaar ministerie dit verbod noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal zich uitsluitend op een adres vestigen indien de reclassering daar toestemming voor verleent;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
mr. A. Boer, en mr. L. Feraaune, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Ince, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 april 2023.
Bijlage I
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
zij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 31 augustus 2015 tot en
met 3 februari 2022 in één of meer plaats(en) in Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) of
Islamic State of Iraq and Levant (ISIL), althans een aan IS
en/of Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (een) organisatie(s)
die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, welke organisatie(s) tot oogmerk
had(den) en/of heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, te
weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit
iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van
Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of
bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b
en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van
de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet
wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met
het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te
maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en
munitie).
(artikel 140a Wetboek van Strafrecht)
2.
zij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 1 november 2014 tot
en met 3 februari 2022
in één of meer plaats(en) in Nederland en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, telkens met
het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de (meermalen) te plegen
misdrijven:
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is
en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd
waren lol hel plegen van het misdrijf
immers heeft/hebben zij, verdachte, en/of haar mededader(s)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende
Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk, gevoerd door terroristische organisaties zoals de
Islamitische Staat (IS), danwel Islamic State of
Iraq and Shaam (ISIS) of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en Jabhat al
Nusra (JaN) (later Ha'yat Tahrir al-Sham (HTS) of. Jabhat Fateh
Al-Sham), althans (telkens) een aan IS en Al Qaida gelieerde
organisatie(s), althans (een)organisatie(s) die de gewapende
Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich laten informeren over het afreizen naar en/of verblijven in het
strijdgebied in Syrië en/of Irak en/of
C. de reis naar Syrië en/of Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het
strijdgebied, althans naar een, door een terroristische organisatie (zoals JaN
en IS(IS/IL), althans een hieraan gelieerde strijdgroep) gecontroleerd gebied
en/of gedurende enige tijd verbleven in bedoeld (strijd)gebied in Syrië
en/of Irak en/of
D. zich gevoegd bij een of meer mededader(s) en/of IS(IS/IL)
strijder(s), althans (telkens) perso(o)n(en) gelieerd aan (een) terroristische
organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan en/of is zij,
verdachte (op Islamitische wijze) een huwelijk aangegaan en heeft zij een
gezamenlijk huishouden gevoerd met [naam01] , die (als strijder)
(eveneens) deelnam aan IS(IS/IL), althans een terroristische
organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat en/of
E. met één of meer mededader(s) in Syrië en/of Irak deelgenomen aan
ideologische en/of (gevechts)trainingen en/of trainingskampen en/of
opleiding(en) gevolgd (tot scherpschutter) bij (een) Jihadistische
strijdgroep(en) en deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewapende
Jihadstrijd gevoerd door de terroristische organisatie IS, althans
(een) terroristische organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd
voorstaat/voorstaan en/of
F. zich (middels internet/social mediakana(al(en)/mediaplatform(s))
geuit en/of met (een) ander(en) perso(o)n(en) gechat/gecommuniceerd
en/of berichten en/of afbeeldingen geplaatst en/of gedeeld, met betrekking
tot en/of inhoudende (onder meer) (gewelddadig) jihadistisch getinte en/of
(pro)IS-gerelateerde content;
G. in Syrië en/of Irak (vuur)wapens en/of explosieven voorhanden gehad.
(art. 96 lid 2 jo 289 jo 289a jo 288 jo 288a jo 83 en art. 96 lid 2 jo 157 jo 176a jo
176b jo 83 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416