5.5.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
zij
in de periode van
1 februari 2016tot en met
30 november 2016in plaatsen in Irak,
heeft deelgenomen aan een terroristische organisatie, te weten Islamitische Staat (IS welke organisatie tot
oogmerk had en/of heeft het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan
gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit
iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te)
begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van
Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het
Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder
vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II
en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met
een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te
bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet
wapens en munitie)
2.
zij
in de periode van
1 februari 2016tot en met
30 november 2016in plaats en in Irak,
telkens met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van de/het
(meermalen) te plegen misdrij(f)(ven):
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar voor een ander en/of gevaar
voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten is
en dit feit iemands dood ten gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals
bedoeld in artikel 157 jo 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
- moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht)
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zichzelf of aan anderen heeft verschaft en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan zij wist dat zij bestemd .
waren tot het plegen van het misdrijf
immers heeft zij, verdachte,
C. de reis (met haar echtgenoot [naam01] en hun drie minderjarige kinderen) naar Syrië
en Irak gemaakt teneinde zich te begeven naar het strijdgebied, , en
D. zich gevoegd bij een IS strijder en een gezamenlijk huishouden gevoerd met haar (islamitisch)
echtgenoot [naam01] die (als strijder) deelnam aan IS,
3.
zij
in de periode van
1 augustus 2015tot en met 03 februari 2022 in Syrië en Irak, meermalen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk haar minderjarige kinderen genaamd
[naam03] , geboren [geboortedatum02] 2007
en
[naam04] , geboren [geboortedatum03] 2010
en
[naam05] , geboren [geboortedatum04] 2011
tot wiens verzorging zij als ouder van [naam03] en [naam04]
[naam01] en [naam05] , krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand
gebracht , immers heeft zij, verdachte,
terwijl zij wist dat [naam03] en [naam04] en [naam05] gedurende
bovengenoemde periode (mede gelet op de minderjarigheid) zichzelf niet konden beschermen en in een veilige situatie konden brengen, telkens,
met die [naam03] en [naam04] en [naam05] gereisd naar en die
[naam03] en [naam04] en [naam05] meegenomen naar gebieden waar gewapende
conflicten aan de gang waren en oorlogsgeweld heerste en
daarbij die [naam03] en [naam04] en [naam05] blootgesteld aan
gevaren.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.