ECLI:NL:RBROT:2023:3055

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
83/319932-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzettelijk voorhanden hebben en opslaan van professioneel vuurwerk in een container

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 12 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1991, die op 26 november 2021 in Poeldijk professioneel vuurwerk voorhanden heeft gehad en opgeslagen in een container. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk overtreden van een voorschrift uit de Wet milieubeheer. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 12 maanden geëist, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte bekende het feit en er werd geen verweer gevoerd dat tot vrijspraak kon leiden. De rechtbank achtte het bewezen dat de verdachte professioneel vuurwerk, waaronder mortierbommen en knalstrengen, in een container had opgeslagen, wat een ernstig risico voor de veiligheid met zich meebracht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die geen eerdere veroordelingen had voor soortgelijke feiten en inmiddels vader was geworden. Gezien de ernst van het feit, maar ook de persoonlijke situatie van de verdachte, besloot de rechtbank om een gevangenisstraf van 200 dagen op te leggen, waarvan 152 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, en daarnaast een taakstraf van 240 uren. De rechtbank motiveerde deze beslissing door te wijzen op de noodzaak om de verdachte te weerhouden van toekomstige strafbare feiten, terwijl ook rekening werd gehouden met zijn rol als kostwinner voor zijn gezin.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/319932-21
Datum uitspraak: 12 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige economische strafkamer, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1991,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. B.J. de Bruijn, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. K. Broere heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde (opslaan en voorhanden hebben van illegaal professioneel vuurwerk in een container);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij, op 26 november 2021, te Poeldijk, gemeente Westland opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten - meer stuks Shells en
- meer stuks knalvuurwerk (knalstreng) en- meer stuks batterijen enkelschotsbuizen,
in een container (te weten container B298) heeft opgeslagen en voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer, opzettelijk begaan.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft op 26 november 2021 een voor de handel geschikte hoeveelheid professioneel vuurwerk, waaronder mortierbommen, knalstrengen en enkelschotsbuizen, voorhanden gehad. Dit vuurwerk lag opgeslagen in een container die gehuurd was door de verdachte. Het vuurwerk in de container was op een onveilige wijze opgeslagen en bevond zich in de buurt van 4 eveneens in die container opgestapelde gastanks. De verdachte heeft een onverantwoord risico genomen en de algemene veiligheid van personen en goederen ernstig in gevaar gebracht. Als het vuurwerk tot ontbranding was gekomen, had dit grote gevolgen gehad. De verdachte heeft kennelijk niet stilgestaan bij deze risico’s en zich laten leiden door zijn interesse in vuurwerk.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf die langer is dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft gezeten. De persoonlijke omstandigheden die ter terechtzitting zijn gebleken geven hiertoe aanleiding. De verdachte toont ogenschijnlijk oprecht berouw. Hij zegt lering te hebben getrokken uit het verleden, is inmiddels vader geworden en is kostwinnaar voor zijn gezin. Zijn vaste baan en inkomen lopen gevaar bij het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf en het verlies van dat inkomen zou desastreus zijn voor zijn jonge gezin. Bovendien is de verdachte niet eerder veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Gelet op deze omstandigheden zal de rechtbank – in lijn met het verzoek van de verdediging – een taakstraf opleggen, in combinatie met een flinke (grotendeels) voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdacht ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
 9, 14 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht;
 9, 14 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
 9, 14 9.2.2.1 van de Wet milieubeheer;
 9, 14 1.2.2 van het Vuurwerkbesluit.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
152 (honderdtweeënvijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
120 (honderdtwintig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 april 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 26 november 2021, te Poeldijk, gemeente Westland, in elk geval
in Nederland, opzettelijk, professioneel vuurwerk bestemd voor particulier gebruik, te weten onder meer
- één of meer stuks Shells en/of,
- één of meer stuks knalvuurwerk (knalstreng) en/of,
- één of meer stuks batterij(en) enkelschotsbui(s)(zen),
in een container (te weten container B298) heeft opgeslagen en/of voorhanden heeft gehad.