ECLI:NL:RBROT:2023:3052

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 april 2023
Publicatiedatum
12 april 2023
Zaaknummer
83/079814-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het helpen van illegale vreemdelingen bij verblijf in Nederland

Op 12 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die vier wederrechtelijk in Nederland verblijvende personen voor zijn bedrijf heeft laten werken en hen woonruimte heeft verschaft. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast is er een taakstraf van 200 uren opgelegd. De verdachte is vrijgesproken van een aantal andere tenlastegelegde feiten, waaronder het niet-ontvankelijk verklaren van de officier van justitie voor een van de feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld door illegale vreemdelingen in zijn bedrijf te laten werken, wat een inbreuk op de rechtsorde vormt. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schulden en het ontbreken van een vaste woonplek. De uitspraak benadrukt de ernst van het feit en de noodzaak om de verdachte te begeleiden om herhaling te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83/079814-22
Datum uitspraak: 12 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Turkije) op [geboortedatum01] 1979,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
raadsvrouw mr. A. Knol, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd. De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. I. Hoek heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde (ten aanzien van alle feiten partiële vrijspraak voor medeplegen);
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering;
  • teruggave aan de verdachte van het geldbedrag, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.

4.Feit 1: waardering bewijs

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte in de periode van 16 mei 2018 tot en met 26 juli 2021 behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland van aangever [slachtoffer01] door geldbedragen aan hem te betalen om zijn reis naar Nederland te financieren. Verder heeft de officier van justitie aangevoerd dat de verdachte de personen op de tenlastelegging behulpzaam is geweest bij het verschaffen van verblijf in Nederland, door hen woonruimte te verschaffen en arbeid te laten verrichten bij de eenmanszaak van de verdachte, [eenmanszaak01] . De verdachte heeft van zijn handelen een beroep en gewoonte gemaakt.
Beoordeling
Dat de verdachte uit commerciële overwegingen de vier in de tenlastelegging genoemde vreemdelingen in Nederland woonruimte heeft verschaft en arbeid heeft laten verrichten in zijn bedrijf [eenmanszaak01] , terwijl hij wist dat zij wederrechtelijk in Nederland verbleven, wordt bekend door de verdachte. Gelet ook op de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de verdachte anderen uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van illegaal verblijf in Nederland.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de periode begint op 7 januari 2020, de datum waarop de werkzaamheden van aangever [slachtoffer01] bij [eenmanszaak01] starten.
De rechtbank zal de verdachte vrijspreken van het maken van een beroep of gewoonte van zijn handelen, nu hetgeen is bewezen hiervoor onvoldoende is. Een meervoud van strafbare gedragingen is daarvoor niet voldoende. Voor een gewoonte is een verdergaande stelselmatigheid vereist en evenmin volgt uit de bewijsmiddelen dat de mensensmokkel beroepsmatig door de verdachte werd uitgeoefend.

5.Feit 2: niet-ontvankelijkheid officier van justitie

Ambtshalve beoordeling
De rechtbank stelt vast dat het onder feit 2 ten laste gelegde tekstueel gezien nagenoeg identiek is aan het door de rechtbank bewezenverklaarde onder feit 1. Dat wat onder feit 2 is ten laste gelegd wordt nu ook door de rechtbank al onder feit 1 (na uitstrepen) bewezen verklaard. Een van de uitgangspunten in het strafrecht is dat een verdachte niet dubbel mag worden vervolgd voor hetzelfde feit, om zo te voorkomen dat een verdachte tweemaal voor hetzelfde feit wordt veroordeeld. De wijze waarop feit 2 is ten laste gelegd zou ertoe leiden dat de rechtbank nogmaals tot een bewezenverklaring komt van hetzelfde strafbare feit als onder feit 1. Het gevolg hiervan zou zijn dat de verdachte dubbel wordt veroordeeld. Dat zou in strijd zijn met de goede procesorde. De rechtbank is daarom van oordeel dat de officier van justitie niet-ontvankelijk ten aanzien van feit 2 dient te worden verklaard.

6.Feit 3: vrijspraak

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de verdachte in de periode van 16 mei 2018 tot en met 26 juli 2021 behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot Nederland van aangever [slachtoffer01] door geldbedragen aan hem te betalen om zijn reis naar Nederland te financieren.
Beoordeling
De verdachte heeft aangever geld gestuurd, naar zijn zeggen om aangever te helpen, maar hij wist niet waar deze het geld precies voor zou gebruiken. Het enkele overmaken van geld door de verdachte aan aangever is onvoldoende voor het bewijs dat de verdachte aangever opzettelijk behulpzaam is geweest bij zijn reis naar Nederland. Volgens aangever heeft hij van meerdere mensen (waaronder zijn neef en broer) geld geleend om zijn reis naar Nederland te bekostigen. Gelet erop dat het bewijs verder enkel wordt gestoeld op de verklaringen van aangever, die bovendien niet altijd consistent zijn omtrent de rol van de verdachte en door de verdachte worden weersproken, heeft de rechtbank op grond van de bewijsmiddelen niet de overtuiging bekomen dat de verdachte dit feit heeft begaan, zodat de verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.

7.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2020 tot en met 26 juli 2021 in de gemeente Pijnacker-Nootdorp (telkens) [slachtoffer01] en [slachtoffer02] en [slachtoffer03] en [slachtoffer04] uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel hen daartoe gelegenheid en middelen heeft verschaft, immers heeft hij voornoemde personen woonruimte verschaft en arbeid laten verrichten in de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak01] , terwijl hij wist dat het verblijf wederrechtelijk was.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

8.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
1
het een ander uit winstbejag behulpzaam zijn bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en hem daartoe gelegenheid en middelen verschaffen, terwijl hij weet dat dat verblijf wederrechtelijk is, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

9.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

10.Motivering straf

Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in de periode van januari 2020 tot en met juli 2021 vier illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen laten werken voor zijn bedrijf [eenmanszaak01] en hen woonruimte verschaft in het kassencomplex. Het werk bestond uit voornamelijk uit het plukken van komkommers, aubergines en paprika’s. De werknemers hadden geen arbeidsovereenkomst met de verdachte, werkten meestal zes dagen per week en werden onderbetaald. Een werknemer heeft bovendien verklaard dat zij om vrije dagen of vakantiedagen had gevraagd, maar die niet had gekregen. De verdachte had in het kassencomplex twee kamers ingericht als ruimte waar hijzelf en de werknemers verbleven.
De verdachte heeft deze vreemdelingen uit winstbejag in zijn bedrijf laten werken en hen gehuisvest. Hij heeft daarmee hun illegale verblijf in Nederland mogelijk gemaakt, terwijl hij er zelf beter van werd. De verdachte heeft misbruik gemaakt van de kwetsbare positie van deze vreemdelingen en zichzelf verrijkt door op deze manier arbeidskosten te besparen. De verdachte heeft hiermee een inbreuk gemaakt op de rechtsorde en ondermijnt de belangen van de overheid die zij heeft bij het verwezenlijken van haar beleid bij het bestrijden van illegaal verblijf van vreemdelingen en illegale arbeid.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 maart 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Rapportages
De rechtbank heeft gelet op het rapport van 16 maart 2023 dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt. De verdachte heeft geen vaste woonplek, beperkt werk en inkomen en veel schulden. Vanwege de hoge instroom van zaken heeft de reclassering maar kort met de verdachte gesproken en hebben zij geen zicht gekregen op beschermende factoren bij de verdachte. De reclassering kan daarom het risico op herhaling niet inschatten. Geadviseerd wordt aan de verdachte als bijzondere voorwaarden op te leggen een meldplicht, meewerken aan schuldhulpverlening en begeleiding door Homerun Humanitas voor praktische zaken. De verdachte heeft aangegeven open te staan voor deze voorwaarden.
Conclusies van de rechtbank
Het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zoals door de officier van justitie is gevorderd, wordt in deze zaak niet passend geacht, omdat de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie. Gelet op de ernst van het feit en de relatief korte periode waarin de verschillende werknemers werkzaam zijn geweest voor het bedrijf en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zal de rechtbank aan de verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf opleggen. Bij de bepaling van de duur van deze gevangenisstraf en de taakstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Het voorwaardelijk strafdeel dient er enerzijds toe om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Anderzijds om de begeleiding van de verdachte zoals door de Reclassering geïndiceerd in de vorm van bijzondere voorwaarden bij die voorwaardelijke straf mogelijk te maken.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

11.In beslag genomen voorwerpen

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er inmiddels ook conservatoir beslag is gelegd op het geldbedrag. Hij heeft ter zitting verzocht het klassieke beslag op te heffen.
Beoordeling
Op het geldbedrag ter hoogte van € 2.915,- ligt beslag in de zin van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv). Op grond van artikel 353 Sv dient hierover een beslissing over te worden genomen. Daarom zal ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 197a van het Wetboek van Strafrecht.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft feit 2;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf,
groot 6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal meewerken aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen inhoudt. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde zal zich inzetten voor begeleiding door Homerun Humanitas, of een soortgelijke instantie, gericht op praktische zaken;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: het geldbedrag van € 2.915,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Franken, voorzitter,
en mrs. L. Daum en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Knook, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 12 april 2023.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2018 tot en met 26 juli 2021 in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland (telkens) [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of één of meer anderen, uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel hem/hen daartoe gelegenheid en/of middelen heeft/hebben verschaft, immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (aan) voornoemde perso(o)n(en) meermaals) geldbedragen betaald om zijn/hun reis naar Nederland en/of een andere lidstaat te financieren, woonruimte verschaft en/of arbeid laten verrichten in de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak01] , terwijl hij/zij wist(en), dan wel ernstige redenen had(den) te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was en terwijl hij/zij hiervan een beroep of gewoonte van heeft/hebben gemaakt;
en/of
2
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 7 januari 2020 tot en met 26 juli 2021 in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland (telkens) [slachtoffer01] en/of [slachtoffer02] en/of [slachtoffer03] en/of [slachtoffer04] en/of één of meer anderen, uit winstbejag behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland, dan wel hem/hen daartoe gelegenheid en/of middelen heeft/hebben verschaft, immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (aan) voornoemde perso(o)n(en) woonruimte verschaft en/of arbeid laten verrichten in de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak01] , terwijl hij/zij wist(en), dan wel ernstige redenen had(den) te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was;
en/of
3
hij tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 mei 2018 tot en met 31 januari 2020 in de gemeente Pijnacker-Nootdorp, althans in Nederland (telkens) [slachtoffer01] en/of één of meer anderen, behulpzaam is/zijn geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, immers heeft/hebben hij en/of één of meer van zijn mededader(s) (aan) voornoemde perso(o)n(en) (meermaals) geldbedragen betaald om zijn/hun reis naar Nederland en/of een andere lidstaat te financieren, woonruimte verschaft en/of arbeid laten verrichten in de door verdachte gedreven eenmanszaak [eenmanszaak01] , terwijl hij/zij wist(en), dan wel ernstige redenen had(den) te vermoeden dat het verblijf wederrechtelijk was.