ECLI:NL:RBROT:2023:3002

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10215612 VZ VERZ 22-14261
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige detentie en gebrek aan communicatie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 maart 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Flynth adviseurs en accountants B.V. en [verweerder01]. De werknemer, [verweerder01], was sinds 1 september 2020 in dienst als belastingadviseur in opleiding, maar meldde zich op 4 maart 2021 ziek. Vanaf 26 juni 2022 was er geen contact meer tussen partijen, en het bleek dat [verweerder01] sinds 1 juli 2022 gedetineerd was. Flynth verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van de h-grond, omdat de re-integratie moeizaam was verlopen en er geen communicatie meer was. De kantonrechter oordeelde dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moest worden, omdat [verweerder01] gedurende zeven maanden geen contact had opgenomen met zijn werkgever en geen informatie had verstrekt over zijn situatie. Dit werd als ernstig verwijtbaar beschouwd, wat leidde tot de ontbinding van de arbeidsovereenkomst met onmiddellijke ingang. Daarnaast werd het verzoek van [verweerder01] om een transitievergoeding en een billijke vergoeding afgewezen, omdat de ontbinding het gevolg was van zijn eigen handelen. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
zaaknummer: 10215612 VZ VERZ 22-14261
uitspraak: 6 maart 2023
beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Flynth adviseurs en accountants B.V.,
gevestigd te Arnhem,
verzoekster,
gemachtigde: mr. M.A.E. Peters,
tegen
[verweerder01] ,wonende te [woonplaats01] ,
verweerder,
gemachtigde mr. N. Abalhaj.
Partijen worden hierna mede aangeduid als Flynth en [verweerder01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ter griffie ontvangen op 28 november 2022;
  • de aantekening dat op 25 januari 2023 een mondelinge behandeling is gehouden, waar [verweerder01] niet is verschenen;
  • het exploot van oproeping van 27 januari 2023;
  • het herstelexploot van 1 februari 2023;
  • het verweerschrift;
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 6 februari 2023;
  • de aantekeningen van mr. Peters;
  • de overgelegde producties.
2.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 februari 2023. Namens Flynth zijn mevrouw [naam01] , de heer [naam02] en mr. Peters verschenen. Voor [verweerder01] is mr. Abalhaj verschenen.

2.Het geschil van partijen en de beoordeling daarvan

Kern van het geschil

2.1.
Het gaat in deze zaak in de kern om het volgende. [verweerder01] is op 1 september 2020 voor onbepaalde tijd bij Flynth in dienst getreden in de functie van belastingadviseur i.o. Op 4 maart 2021 heeft [verweerder01] zich ziekgemeld. Vanaf 26 juni 2022 hebben partijen geen contact meer met elkaar gehad. Inmiddels is duidelijk geworden dat [verweerder01] sinds 1 juli 2022 gedetineerd is [1] .
Flynth wil – om meerdere redenen – dat de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] wordt ontbonden. Volgens [verweerder01] zijn er geen gronden voor een ontbinding.
Opzegverbod
2.2.
Allereerst moet worden beoordeeld of sprake is van een opzegverbod. Alhoewel [verweerder01] op 26 juni 2022 nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt was, is niet bekend of dat nu nog steeds het geval is, hoewel de gemachtigde van [verweerder01] dat wel aanvoert. Recente informatie hierover heeft zijn gemachtigde echter niet in het geding kunnen brengen. Echter, ook wanneer komt vast te staan dat [verweerder01] nog steeds arbeidsongeschikt is, staat dat in dit geval niet aan een ontbinding in de weg, zo zal blijken uit hetgeen hierna wordt overwogen.
Grond voor ontbinding
2.3.
De kantonrechter kan de arbeidsovereenkomst ontbinden wanneer sprake is van een redelijke grond, en herplaatsing van [verweerder01] niet mogelijk is of niet in de rede ligt. De wet noemt in artikel 7:669 lid 3 BW onder de letters a tot en met i een aantal redelijke gronden voor ontbinding. Flynth heeft meerdere gronden aan haar verzoek tot ontbinding ten grondslag gelegd. De kantonrechter is van oordeel dat in deze zaak de arbeidsovereenkomst moet worden ontbonden, omdat sprake is van de h-grond. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
2.4.
Uit de overgelegde stukken blijkt in voldoende mate dat de re-integratie van [verweerder01] moeizaam is verlopen en dat de communicatie gaandeweg steeds stroever is geworden. Beide partijen leggen de oorzaak daarvan bij de ander. Vaststaat dat partijen vanaf eind juni 2022 in het geheel geen contact meer met elkaar hebben gehad. Pas na het indienen van het verweerschrift (begin februari 2023) is gebleken dat de reden daarvoor de voorlopige hechtenis van [verweerder01] (sinds 1 juli 2022) is. Alhoewel [verweerder01] aanvoert dat dit alles geheel buiten zijn schuld is gebeurd, heeft hij geen enkele openheid van zaken gegeven. Dat betekent dat hij op dit moment al gedurende een periode van ruim 7 maanden geen contact heeft gehad met zijn werkgever en dus al die tijd geen werk – al dan niet op basis van re-integratie - heeft verricht. Flynth heeft geen enkel zicht op de verdere duur de afwezigheid van [verweerder01] en de eventuele gevolgen voor het verrichten van zijn functie van belastingadviseur. Anders dan [verweerder01] meent, zijn dit omstandigheden die voor zijn risico komen. Dat hij uit schaamte geen contact heeft opgenomen en dat hij nog niet strafrechtelijk is veroordeeld, maakt dit alles niet anders. Nu [verweerder01] dus op geen enkele manier informatie over zijn situatie heeft verstrekt aan zijn werkgever, hoeft van Flynth ook niet te worden verwacht dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. In deze omstandigheden moet die immers als zo goed als inhoudsloos worden beschouwd. Daarbij wordt meegewogen dat [verweerder01] pas twee jaar in dienst is bij Flynth en dat hij wist dat zijn werkgever op allerlei manieren contact met hem zocht en probeerde te houden. Een en ander levert een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst op, op grond van artikel 7:669 lid 3 BW onder de letter h.
Het bovenstaande, dat aan het verzoek ten grondslag is gelegd, houdt verder op geen enkele manier verband met de eventuele arbeidsongeschiktheid. Zo er al sprake zou zijn van een opzegverbod, staat dit dus aan een ontbinding niet in de weg [2] .
Datum einde arbeidsovereenkomst
2.5.
Wanneer, zoals hier het geval is, een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd wordt ontbonden moet voor de datum van het einde van het dienstverband in beginsel rekening worden gehouden met de tussen partijen geldende opzegtermijn [3] . Daar kan echter van worden afgeweken indien de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Uit het vorenstaande blijkt dat daarvan sprake is. Van de omstandigheid dat [verweerder01] gedurende een periode van zeven maanden, waarin nog een re-integratietraject liep, zijn voorlopige hechtenis/detentie heeft verzwegen en geen contact heeft gezocht met zijn werkgever valt hem een ernstig verwijt te maken. De datum van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen partijen wordt daarom bepaald op heden.
Transitievergoeding
2.6.
Vervolgens is de vraag aan de orde of [verweerder01] recht heeft op de transitievergoeding, zoals hij subsidiair heeft verzocht.
Op grond van het bepaalde in artikel 7:673 BW heeft een werknemer aanspraak op deze vergoeding wanneer de arbeidsovereenkomst op verzoek van de werkgever wordt ontbonden. De werkgever hoeft de transitievergoeding echter niet te betalen wanneer het eindigen van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer. Zoals hiervoor reeds is overwogen, is daarvan in deze zaak sprake. Het verzoek van [verweerder01] tot betaling van deze vergoeding wordt daarom afgewezen.
2.7.
Nu dit verzoek wordt afgewezen, heeft Flynth geen belang meer bij de gevraagde verklaring voor recht op dit punt. Deze zal dan ook niet worden gegeven.
Billijke vergoeding
2.8.
[verweerder01] heeft ook verzocht om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen. Voor een billijke vergoeding is slechts plaats in die gevallen waarin sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten aan de zijde van de werkgever. [verweerder01] stelt dat Flynth tijdens de re-integratie de druk onnodig heeft opgevoerd en op onjuiste gronden tot sanctiemaatregelen (als de loonstop) is overgegaan. Naar het oordeel van de kantonrechter is daarvan echter niet gebleken. Het is juist [verweerder01] , die -door niets van zich te hebben laten horen- aanleiding heeft gegeven sanctiemaatregelen toe te passen. Daarbij komt dat Flynth steeds actief heeft geprobeerd contact te leggen. Er is geen sprake van ernstige verwijtbaarheid van Flynth. Voor het toekennen van een billijke vergoeding aan [verweerder01] wordt dan ook geen aanleiding gezien.
Proceskosten
2.9.
Gelet op de aard van dit verzoek en de verhouding van partijen worden de proceskosten gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt.
Beslissing
De kantonrechter:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van heden;
wijst de verzoeken van [verweerder01] tot betaling van de transitievergoeding en een billijke vergoeding af;
compenseert de proceskosten aldus dat ieder der partijen de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
783

Voetnoten

1.productie 3 bij verweerschrift
2.artikel 7:671b lid 6 BW
3.artikel 7:671b lid 9 BW