ECLI:NL:RBROT:2023:2995

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
C/10/640940 / HA ZA 22-536
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van meer- en minderwerkposten in een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van het gemeentehuis van Alblasserdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Constructif B.V. (CSF) en de Gemeente Alblasserdam over de uitvoering van een aannemingsovereenkomst voor de renovatie van het gemeentehuis. CSF vorderde betaling van een hoofdsom van € 872.185,93, vermeerderd met rente en buitengerechtelijke kosten, als gevolg van vermeend tekortschieten van de Gemeente in haar betalingsverplichtingen. De Gemeente betwistte de vorderingen en concludeerde tot niet-ontvankelijkheid of afwijzing van de vorderingen van CSF.

De rechtbank heeft de procedure en de feiten in detail uiteengezet, waaronder de aanbestedingsprocedure, de overeenkomst, en de communicatie tussen partijen over meer- en minderwerk. CSF had zich ingeschreven voor de renovatie met een begroting van € 8.260.637,64, en na optimalisaties werd de aanneemsom vastgesteld op € 6.676.619,00. Gedurende de uitvoering van het project ontstonden er geschillen over meer- en minderwerk, waarbij CSF stelde dat de Gemeente niet tijdig en niet volledig had betaald voor het uitgevoerde werk.

De rechtbank heeft de vorderingen van CSF beoordeeld aan de hand van de relevante bepalingen uit de overeenkomst en de Uniforme Administratie Voorwaarden (UAV). De rechtbank oordeelde dat, hoewel CSF niet aan alle formele eisen voldeed voor het indienen van meerwerk, de Gemeente in de praktijk akkoord was gegaan met de uitvoering van meerwerk zonder voorafgaande schriftelijke opdracht. De rechtbank heeft verschillende meerwerkposten afzonderlijk beoordeeld en heeft in een aantal gevallen de vorderingen van CSF toegewezen, terwijl andere vorderingen zijn afgewezen. De Gemeente werd in de gelegenheid gesteld om aanvullende informatie te verstrekken over schadeposten en deskundigen te benoemen voor verdere beoordeling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/640940 / HA ZA 22-536
Vonnis van 5 april 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CONSTRUCTIF B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
eiseres,
advocaat mr. G.M. van den Bergh te Dordrecht,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE ALBLASSERDAM,
zetelend te Alblasserdam,
gedaagde,
advocaat mr. D. van Leersum te Dordrecht.
Partijen zullen hierna CSF en de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 23 juni 2023, met 69 producties,
  • de conclusie van antwoord, met 143 producties,
  • de brief van de rechtbank van 15 september 2022, waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling,
  • de zittingsagenda van 12 december 2022,
  • de akte inbreng producties van CSF, met producties 70 tot en met 100,
  • de nagezonden productie 144 van de Gemeente,
  • de mondelinge behandeling van 9 januari 2023,
  • de spreekaantekeningen van CSF,
  • de spreekaantekeningen van de Gemeente.
1.2.
Tenslotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CSF is een bouwonderneming, die zich hoofdzakelijk bezighoudt met het verbouwen van zakelijk onroerend goed.
2.2.
De Gemeente heeft in februari 2018 het werk “Renovatie gemeentehuis gemeente Alblasserdam” door middel van een Europese niet-openbare aanbestedingsprocedure in de markt gezet. De inschrijvingen voor de aanbestedingsprocedure diende tussen de
€ 4.000.000,00 en € 6.000.000,00 (exclusief BTW) te liggen. De Gemeente heeft (onder meer) CSF uitgenodigd om een inschrijving in te dienen.
2.3.
Op 9 mei 2018 heeft CSF zich met een begroting van € 8.260.637,64 (exclusief BTW) ingeschreven voor de aanbestedingsprocedure.
2.4.
De Gemeente en CSF hebben vervolgens bezuinigingen doorgevoerd in de begroting om tot een uitvoeringsontwerp te komen dat meer aansloot bij het budget van de Gemeente. Deze bezuinigingen zijn in de definitieve optimalisatielijst van 17 december 2018 (hierna: de optimalisatielijst) opgenomen. In de optimalisatielijst is, voor zover relevant, het volgende vermeld.
Nummer
Omschrijving
Constructif
2018-12-17
Aanvullende opmerkingen CONSTRUCTIF/Unica
Installaties
1.05
Verminderen aantal naregelingen naar 1 per ruimte (aanpassen van stramienverdeling)
(…)
Toepassing mobiele app niet praktisch gezien verschillende type regelingen. Er zal één na-regeling per ruimte zijn, deze na-regeling is voor het bedienen van een of meer VRF binnenunits per ruimte
3.01
Vervallen WKO of wijzigen in lucht-waterpomp, inkl toepassen VRF-systeem
€ - 400.000
(…)
Inclusief bijbehorende werkzaamheden, inclusief standaard lijnrooster en standaard armaturen geschikt voor type plafond
3.08
Herzien aantal data aansluitingen en de kosten per aansluiting
€ - 14.000
(…)
Aantal data-aansluitingen verlaagd van 398 naar 269 stuks
Bouwkundig
5.1
Meubelwerk incl keukeninrichting (ruimte 0.17) geheel door opdrachtgever incl coördinatie. Aannemer verzorgt afgemonteerde aansluitpunten vanuit vloer/wand/plafond. Technische voorzieningen in de meubels bij de meubelleverancier. Installatietechnische voorzieningen conform bestek installaties blijven gehandhaafd. Afmontage installatiecomponenten in de meubels door derden.
€ - 440.000
47.41 vervalt geheel, 47.44 vervalt geheel, 47.49 vervalt geheel, 47.60.29-a vervalt, 47.60.39-b vervalt, tekeningen TO-12-00A t/m TO-13-00 vervallen eveneens
Meubelen en keuken= directielevering
2.14
Eikenpanelen vervangen door sauswerk
€ -5.000
45.45.19-a vervalt, bij schilderwerk toevoegen. Zie presentatie Constructif
Sauswerk op locaties zoals aangegeven op tekeningen DP6 (reductie fineerwanden)
e9
Bibliotheek toegevoegd
€ 175.000
Uitwerking van deze optie n.a.v. bovenstaande optimalisaties dient nog nader plaats te vinden, e.e.a. als vervolg op overleg van 17-12-2018 op kantoor Constructif
Bouwkundig aanvullend
Vervallen 00.02.35.93 en 00.02.35.94c
Verrekening van meer- en minderwerk
Deze optimalisatielijst geldt in combinatie met bestek en bijlagen als contractstuk. (…)
Resumé
Aanneemsom volgens begroting 001A dd. 09-05-2018
€ 8.260.638
Totaal optimalisaties inclusief commerciële kortingen en toevoeging optie Bibliotheek
€- 1.584.019
Nieuwe aanneemsom
€ 6.676.619
2.5.
De Gemeente heeft de opdracht tot renovatie van het gemeentehuis aan CSF gegund. Op 20 december 2018 hebben de Gemeente en CSF een overeenkomst voor de uitvoering van de opdracht gesloten (hierna: de overeenkomst). In de overeenkomst staat, voor zover relevant, het volgende vermeld.
“OVEREENKOMST aanneming van werk
Project: RENOVATIE GEMEENTEHUIS ALBLASSERDAM (…)
De ondergetekenden:
1. De gemeente Alblasserdam (…) hierna: “opdrachtgever”;
en
2. CSF (…) hierna “Aannemer”.
hierna gezamenlijk ook te noemen ‘partijen’;
(…)
Artikel 1 – Opdracht
De opdrachtgever heeft het Werk opgedragen aan de aannemer, die deze opdracht heeft aanvaard: het renoveren en het creëren van een aanbouw (serre) van en aan de voorgevel van het object: Gemeentehuis van de Gemeente Alblasserdam gelegen aan de Cortgene 2 te Alblasserdam nu in gebruik zijnde als Gemeentehuis,(…)
1.2
De Aannemer zal het werk binnen de in artikel 10 aangegeven uitvoeringstermijn uitvoeren, overeenkomstig de in deze overeenkomst neergelegde bepalingen, tegen betaling door de Opdrachtgever van de in deze overeenkomst in artikel 7 overeengekomen aanneemsom, een en ander behoudens op te dragen meer- of minder werk.
Artikel 2 – Voorwaarden
2.1
Op deze overeenkomst zijn van toepassing de Uniforme Administratie Voorwaarden voor de uitvoering van werken 2012 (“UAV”), behoudens voor zover daarvan in deze overeenkomst is afgeweken. Partijen verklaren met de inhoud van de UAV bekend te zijn.
(…)
Artikel 7 – Aannemingssom, termijnbetalingen
7.1
De aanneemsom bedraagt € 6.676.619,00. exclusief btw
(…)
7.3
Aannemer heeft een op de in lid 1 van dit artikel opgenomen aannemingssom sluitende
gedetailleerde begroting opgesteld nr. 001A d.d. 9 mei 2018 en de definitieve
optimalisatielijst d.d.17 december 2018 en deze ondertekend aan de opdrachtgever overhandigd. Deze begroting en de betreffende optimalisatielijst maakt deel uit van deze overeenkomst en zijn als bijlage 1 en 2 aan deze overeenkomst gehecht.
7.4
De diverse uitvoeringsaanpassingen (detailenginering) in het kader van het versoberen van meerdere bouwkundige en installatietechnische voorzieningen, is onderdeel van de overeenkomst en de betreffende aanneemsom en zal derhalve, zonder meerkosten worden uitgevoerd. Deze voorgestelde alternatieven in het ontwerp, zoals opgenomen in de optimalisatielijst in bijlage 2, zijn volledig voor eigen risico van aannemer (zie bijlage 8);
(…)
7.7
De betaling van de termijnfacturen dient telkens plaats te vinden binnen twee weken na
de factuurdatum en na goedkeuring directie.
7.8
Een geschil betreffende de eindafrekening welke door de aannemer later dan vier weken
nadat de opdrachtgever zijn beslissing omtrent de eindafrekening heeft medegedeeld, is niet ontvankelijk voor zover hij meer of anders vordert dan weergegeven in de eindafrekening. Indien de opdrachtgever de eindafrekening goedkeurt, strekt deze tussen partijen tot uitsluitend bewijs van hetgeen de aannemer nog van de opdrachtgever uit hoofde van deze overeenkomst heeft te vorderen.
(…)
Artikel 9 – Meer- en minderwerk
9.1
Aannemer zal voor en tijdens de uitvoering van het werk alleen rechtmatig aanspraak kunnen doen op 'meerwerken' zoals vermeld in UAV 36 en verwoord in de brief in bijlage 8. Als bedoeld 36 lid 4 UAV geldt de gedetailleerde begroting van de aannemer. Voor onderdelen waarin de begroting niet voorziet dienen kopieën van de offertes van onderaannemer en leveranciers te worden overlegd bij:
- aantoonbare en objectief vast te stellen bouwkundige of technische kenmerken van het gebouw die noch opdrachtgever noch aannemer eerder heeft kunnen constateren;
- aantoonbare nieuwe of extra wensen vanuit de opdrachtgever. De aannemer is verplicht deze wijzigingen uit te voeren, mits tijdig opgegeven en indien de directie akkoord gaat met de mogelijke consequenties in tijd en geld.
9.2
Wijzigingen als bedoeld in § 36 UAV komen uitsluitend voor vergoeding in aanmerking
Indien aannemer hiervan tijdig en vooraf schriftelijk gemotiveerd melding heeft gemaakt
bij de directie en/of opdrachtgever en de opdrachtgever daarvoor schriftelijk opdracht heeft gegeven waaronder wordt begrepen de vastlegging van de opdracht in een verslag van de bouwvergadering. De melding door aannemer dient gepaard te gaan met een gedetailleerde begroting van de met de wijziging gemoeide kosten. Bovenstaande geldt ook als de opdrachtgever of de directie op eigen verzoek het bestek en de bijbehorende uitgangspunten uitbreidt.
9.4
Het saldo van het goedgekeurde meer- en minderwerk zal worden verrekend met de
betaling van de opleveringstermijn; Bij grote(re) bedragen kan in overleg met de
directievoerder een betreffende nota eerder ingediend en betaalbaar gesteld worden.
9.5
De door de directie benoemde en door de aannemer in haar begroting opgenomen
stelposten zijn verrekenbaar op basis van daadwerkelijk gemaakte kosten. In geval van
zowel meerwerk als minderwerk van de stelposten dient de aannemer hiervan ook
melding te maken middels een gedetailleerde begroting van de/het betreffende
onderde(e)l(en). Verrekeningen in verhouding tot en vergelijkbaar met werkzaamheden
en bijbehorende prijzen zoals vermeld in de begroting.
(…)
10.3
voor een overschrijding van de opleverdatum, vastgesteld op 15 maanden na aanvang werkzaamheden en vastgelegd zoals beschreven in artikel 10.2, is conform 42 lid 1 UAV een korting opgenomen a € 2.000 per werkbare dag (zie ook art 00.02.42 bijlage 2) Indien meerwerk, gesteld in art. 9.1 leidt tot een uitloop van bouwtijd dient de aannemer schriftelijk een bouwverlenging aan te vragen bij de opdrachtgever.
(…)
Van deze overeenkomst maken de volgende documenten integraal onderdeel uit, met dien verstande dat bij eventuele tegenstrijdigheid tussen het bepaalde in deze overeenkomst en de inhoud van een of meer van de documenten het bepaalde in de overeenkomst prevaleert en dat bij eventuele tegenstrijdigheid tussen het bepaalde in de documenten, van een document de laatste versie prevaleert boven een eerdere versie.
Bijlage 1: Begroting aannemer d. d. 09 mei 2018
Bijlage 2: Optimalisatielijst d. d. 17 december 2018
Bijlage 3: Concept betalingschema d. d. 17 december 2018
Bijlage 4: Polis aansprakelijkheidsverzekering Constructif BV
Bijlage 5: Polis CAR verzekering Constructif BV
Bijlage 6: Concerngarantie Constructif BV d.d. 20 december2018
Bijlage 7: Documentenoverzicht d.d. 17 december 2018
Bijlage 8: Verklaring meerwerk d. d. 29 november 2018”
2.6.
In het bestek behorende bij de aanbesteding (hierna: het bestek) staat, voor zover relevant, het volgende vermeld:

00.02.02 VAN TOEPASSING ZIJNDE VOORSCHRIFTEN(…)
92. TEGENSTRIJDIGHEDEN
Toevoegen/wijzigen paragraaf 2 lid 4 van de UAV 2012: (…)
e. Bij eventuele tegenstrijdigheden tussen getekende en geschreven informatie de duurste en meest gespecificeerde uitwerking aanhouden; e.e.a. in vooroverleg met de directie.
(…)
00.02.35
VERREKENING VAN MEER EN MINDER WERK
90. SIGNALERING MEER WERK
Indien de aannemer van mening is dat een document dat hem na de ondertekening
van de aanneemovereenkomst bereikt, recht geeft op verrekening wegens meer werk, dan wel door de directie gegeven orders en/of aanwijzingen, dient hij dit zo spoedig mogelijk na ontvangst van het betreffende document, order en/of aanwijzing schriftelijk aan de directie te melden, vóór de start van het door het document, order en/of aanwijzing geïmpliceerde meerwerk.
De melding moet de directie bereiken uiterlijk vijf (5) werkdagen na de ontvangst van het document en moet vergezeld gaan van een gespecificeerde kostenraming. De directie beslist binnen tien (10) werkdagen na ontvangst van de meer werk begroting van de aannemer of hij daarmee akkoord gaat. Een afwijzing zal schriftelijk worden gemotiveerd.
De directie dient ten allen tijde tijdig in de gelegenheid te worden gesteld dreigend
meer werk te voorkomen.
(…)
92. TIJDSTIP VAN INDIENING MEER- EN MINDER WERK NOTA’S
De aannemer kan rekeningen voor meer- en minder werk bij de opdrachtgever(s) indienen tot 4 weken na oplevering van het gehele werk.
Tenzij de opdrachtgever de aannemer uitstel voor deze termijn heeft gegeven, zullen na afloop van deze termijn door de aannemer ingediende rekeningen niet meer voor betaling in aanmerking komen.
93. OPEN BEGROTING / VERREKENPRIJZEN
Verrekening van meer- en minderwerk gebeurt aan de hand van de netto normen en -prijzen en -lonen uit de inschrijvingsbegroting van de aannemer, respectievelijk op basis van de overeengekomen of opgegeven verrekenprijzen, waarop voor opslagen voor winst, risico, algemene kosten, algemene bouwplaatskosten en loon- en prijsstijgingen een vast percentage van 8% wordt aangehouden. Bij inschrijving dient de aannemer een open begroting aan de directie te verstrekken, inclusief onderbouwing van posten die zijn opgenomen als "overall"-prijs, bijvoorbeeld gespecificeerde offerten van onderaannemers en leveranciers.
(…)
00.02.42
KORTINGEN
01. KORTINGSBEDRAG
De korting, bedoeld in paragraaf 42, lid 2 van de UAV 2012, bedraagt per dag:
- €. 2.000,- excl. B.T.W. per werkdag, onverminderd het recht op verdere
schadevergoeding.”
2.7.
In het betalingsschema dat als bijlage 3 bij de overeenkomst is bijgesloten staat het volgende vermeld:
2.8.
De renovatie van het gemeentehuis is gestart op 18 februari 2019. Namens de Gemeente is [bedrijf01] B.V. (hierna: [bedrijf01] ) opgetreden als bouwdirectie. Het gebouw is op 11 juni 2020 opgeleverd.
2.9.
Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden is tussen partijen een discussie ontstaan over de meer- en minderwerkposten van de renovatie. In de periode na de oplevering, van december 2020 tot en met januari 2022, hebben CSF en de Gemeente over deze posten veelvuldig gecorrespondeerd.
2.10.
De Gemeente heeft CSF per brief van 26 november 2020 onder meer het volgende bericht:
“In onze brief van 28 september 2020 hebben wij u te kennen gegeven bereid te zijn de te laat (namelijk na 7 september 2020) ingeleverde stukken ter onderbouwing van de ingediende meer- en minderwerken alsnog mee te nemen in de beoordeling zolang wij de definitieve eindafrekening nog niet hebben opgemaakt.
Op 9 november 2020 hebben wij u per e-mail laten weten dat wij thans overgaan tot het opmaken van de eindafrekening, waarmee het 'loket' voor indiening 5 maanden na oplevering definitief gesloten is. Hoewel wij nog niet op alle meer- en minderwerkdossiers reactie hebben ontvangen zijn wij van mening dat de gemeente hiermee richting Constructif zeer coulant is geweest en Constructif meer dan voldoende tijd gegund heeft.
De ontvangen aanvullende stukken zijn door ons beoordeeld en verwerkt in onze meer- en minderwerklijst d.d. 10-11-2020. Deze aangepaste en hiermee definitieve meer- en minderwerklijst tref u bijgaand aan. De bijbehorende beoordelingen zullen wij u separaat via WeTransfer doen toekomen.
Het saldo meer- en minderwerk eindigt op € 404.579,11 excl. btw minderwerk.
De verrekening van dit saldo vindt plaats op basis van de 14e termijn, zijnde
€ 467.363,33 excl. btw. Het verschil bedraagt € 62.784,22 excl. btw.
Wij verzoeken u hierbij ons voor het gelijke bedrag te factureren. (…)”
2.11.
In de bij de brief van 26 november 2020 bijgesloten “meer- en minderwerklijst” van de Gemeente is, voor zover relevant, het volgende vermeld.
Aanbieding CSF
Akkoord
Nr
Omschrijving
Meerwerk
Minderwerk
Meerwerk
Minderwerk
M07A
Eiken houtenfineer ipv sauswerk: 78 m2
14.272,83
Nvt
-14.272,83
M13e
Verrekening nav ICT-overleggen – begeleiding
11.290,00
1.530,00
M24
Aanpassing vaste inrichting (interieurwerk)
46.828,33
45.838,33
-37.783,90
M42
Opvang gevelmetselwerk gevel entree (detail 10)
10.411,65
3.200,00
M45b
Opknappen betonbalken Burgerzaal 0.09 – sausklaar stucwerk
11.800,00
5.500,00
M46
Vloerverwarming serre
6.666,00
-3,000,00
M47
U: Aanpassingen asp keuken
2.740,10
M52
Wervel en lijnroosters
-319.915,50
-319.915,50
M61
Aanvullende houten lattenplafonds
39.499,46
0,00
M62
Ander type lichtwering / rolgordijn – B&C Escreen/prijsklasse
-10.000,00
M72a-D+T
Extra inzet D+T tekortkomingen Constructif 2019
nb
-7.290,00
M72b-HvM
Extra advieskosten door in gebreke CON/UNI
nb
-11.590,00
M72c-DP6
Extra advieskosten door in gebreke CON/UNI
nb
-7.500,00
M76
Naverwarmers, retour voorzieningen concentratieruimten
14.570,60
7.285,30
M76a
-14.570,60
M91
Boilers en kranen pantrys
2.326,50
0,00
a-1
TMA: Coördinatie aansluiting, plaatsing, vergunningen Trafo
-4.987,50
A-11
Gelijkwaardigheidsverklaring brandpui 1e verdieping
nb
-1.890,00
A17b
§ 42 lid 2 UAV: toepassing doorbelasting extra kosten
-46.643,50
A-18
Uren ICT SCD: voeding patchkasten MER
-2.500,00
A-19
Uren Toezichthouder mei 2020
-604.35
B-1
Vuilwateropvang reinigen metselwerk
-1.858,78
B-6
Impregneren natuursteen vloeren
-6.258,56
B-7
Cementstuc diensttrap herstel
-874,50
B-8
Schilderwerk metalen leidingen
-1.650,00
B-10
Bewegwijzering, ruimtenummeringen
-3.243,45
B-11
Vervallen schuren, lakken parket
-1.555,40
B-13
Wijziging opbouw ms-wanden
-5.003,90
B-14
Akoestisch afwerking technische ruimte
-4.451,70
B-16
Kalksteen versus metalstuc
-4.822,40
B-17
Folie vergaderruimten: 31m2
nb
-705,25
C-2
Afdekken en weghalen parket
-1.997,39
C-3
Open bemaling bouwput
-400,40
C-4
Rapportage na grondwerk en heien
-550,00
C-5
Terreinwerkzaamheden graafwerk en bestrating 180m1
-13.291,66
C-6
Betonreparatie betonkelder
-5.712,30
D-1
Afwijking 125x toegepaste toevoerroosters
-12.937,50
D-5
Stabiliteitsberekening frame dak: verklaringadviesbureau
-1.000,00
D-8
Opstelling wasmachine-droger: basis verzwaren
-500,00
E-2
Extra kosten tgv te late aanlevering opleveringsbescheiden
-1.145,00
E-3
Extra kosten tgv te late afhandeling restpunten
-6.387,50
E-4
Eindopname Techniek HvM
-760,00
E-5
Extra kosten m&m-werken Directie 19-08 tm 10-11
-4.234,00
E-6
Extra kosten restpunten Directie 19-08 tm 10-11
-3.598,90
E-7
Extra kosten Toezicht: ASBO juli 2020
-3.483,90
E-8
Extra kosten Toezicht: ASBO augustus 2020
-1.244,25
E-9
Extra kosten Toezicht: ASBO september 2020
-1.350,90
E-10
Extra kosten Toezicht: ASBO oktober 2020
-2.630,70
E-11
Rioolproblemen 28-08-2020
-3.206,00
E-12
2e data asp scherm receptiebalie
-500
Totalen indieningen
931.384,90
-342.906,99
326.366,26
-730.945,37
Saldo verrekening Constructif -404.579,11
2.12.
De Gemeente heeft aan CSF € 62.784,22 van de 14e betalingstermijn betaald en de volledige 15e betalingstermijn betaald.

3.Het geschil

3.1.
CSF vordert – kort samengevat –, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, om bij vonnis de Gemeente te veroordelen:
I. tot betaling aan CSF van een hoofdsom van € 872.185,93 vermeerderd met wettelijke handelsrente, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag aan hoofdsom en rente,
II. tot betaling aan CSF van de buitengerechtelijke incassokosten ten bedrage van € 6.135,93 vermeerderd met de wettelijke rente, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag aan buitengerechtelijke kosten,
III. tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
CSF legt aan haar vordering ten grondslag dat de Gemeente tekort is geschoten in de nakoming van haar betalingsverbintenissen uit de overeenkomst door (slechts) gedeeltelijk de 14e betalingstermijn te betalen en het door CSF uitgevoerde meerwerk verminderd met het geaccordeerde minderwerk niet te betalen.
3.3.
De Gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheidverklaring van CSF in haar vorderingen, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van CSF in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal, voor zover relevant, hierna worden ingegaan.

4.De beoordeling

Meerwerk

4.1.
Niet in geschil tussen partijen is dat onder “meerwerk” wordt verstaan: een wijziging van het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk (§ 36 lid 1 jo. § 35 lid 1 onder a. van de UAV).
4.2.
De eerste vraag die centraal staat is of het door CSF gestelde meerwerk voor vergoeding in aanmerking komt. In dat kader voert de Gemeente aan dat meerwerk (slechts) voor vergoeding in aanmerking komt als is voldaan aan de formele eisen uit artikel 9.2 van de overeenkomst (zie 2.5) en het bestek (zie 2.6). Deze formele eisen houden – kort samengevat – onder meer in:
- dat er schriftelijk gemotiveerd melding van het meerwerk bij de directie dient te zijn gemaakt uiterlijk na vijf werkdagen dat van het meerwerk is gebleken,
- dat de aannemer schriftelijk opdracht heeft gekregen voor de uitvoering van het meerwerk,
- dat de aannemer (zonder verlening van uitstel) tot uiterlijk vier weken na oplevering van het gehele werk rekeningen voor meerwerk kan indienen bij de opdrachtgever.
CSF heeft niet aan deze eisen voldaan, waardoor het meerwerk volgens de Gemeente niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.3.
Dit betoog van de Gemeente faalt. Weliswaar heeft CSF niet aan de formele eisen uit artikel 9.2 van de overeenkomst (zie 2.5) en het bestek (zie 2.6) voldaan, maar uit de feitelijke gang van zaken blijkt dat zij hier ook niet toe werd gehouden door de Gemeente. Partijen zijn in de praktijk van de formele eisen afgeweken door ook op andere wijze wilsovereenstemming over het meerwerk te bereiken. Uit de aanvullende werking van de redelijkheid en billijkheid (artikel 6:248 lid 1 BW) vloeit dan voort dat het meerwerk dat niet aan de formele eisen voldoet ook voor vergoeding in aanmerking komt. Dat partijen zijn afgeweken van de formele eisen blijkt onder meer uit de brief van 17 mei 2021 van de Gemeente aan CSF (productie 9 bij DV). In deze brief schrijft de Gemeente:
“ U beroept zich erop dat het ontbreken van een schriftelijke opdracht tot het verrichten van meerwerk, niet aan uitbetaling van meerwerk in de weg staat. Dat is juist en wordt door de gemeente geenszins ontkend. De gemeente heeft vele meerwerken van de meer- en minderwerklijst zonder voorafgaande schriftelijke opdracht goedgekeurd wanneer deze terecht zijn ingediend. (…)”
Voorts blijkt uit de brief van 26 november 2020 (zie 2.10) dat de Gemeente de door CSF te laat ingediende stukken ter onderbouwing van het meerwerk heeft geaccepteerd. Ook is door de heer [naam01] (hierna: [naam01] ), de directievoerder van de renovatie, ter zitting erkend dat de Gemeente flexibel omging met meerwerk dat te laat werd gemeld bij de directie en dat de Gemeente soms aan CSF opdracht tot meerwerk gaf zonder een voorafgaande prijsopgave.
4.4.
De conclusie uit het voorgaande is dat meerwerk voor vergoeding in aanmerking komt, ondanks dat CSF niet heeft voldaan aan de formele eisen uit het bestek en de overeenkomst. De rechtbank zal de door CSF gestelde meerwerkposten hierna afzonderlijk inhoudelijk behandelen.
M13e Begeleiding naar aanleiding van de ICT overleggen (+ € 10.550,00)
4.5.
CSF vordert € 8.200,00 aan meerwerk voor het teken- en engineeringsloon dat zij heeft betaald aan onderaannemer Unica (hierna: Unica), vermeerderd met een overeengekomen opslag van 10%. Deze kosten houden volgens CSF verband met het berekenen en op tekening zetten van de wijzigingen in de uitvoering van diverse aansluitingen. CSF stelt – samengevat – dat de Gemeente gehouden is om deze kosten te betalen aan CSF, omdat de werkzaamheden op verzoek van [naam01] zijn verricht en [naam01] in de e-mail van 18 juli 2019 (productie 23 bij DV) akkoord heeft gegeven op de door Unica opgestelde calculatie van meerwerk waar deze kosten waren inbegrepen.
Daarnaast vordert CSF € 1.530,00 voor het bijwonen van extra vergaderingen door Unica. Ter onderbouwing heeft CSF de e-mails van 18 oktober 2019 en 5 mei 2020 overgelegd (productie 24 en 26 bij DV) waarin [naam01] de vergoeding van deze extra vergaderuren bevestigt.
4.6.
De Gemeente betwist dat zij gehouden is de kosten aan teken- en engineeringsloon te betalen aan CSF en voert hiertoe – kort samengevat – de volgende drie gronden aan:
het teken- en engineeringswerk betreft geen meerwerk, omdat deze werkzaamheden al tot de basisopdracht behoorden,
CSF heeft niet bewezen dat Unica extra teken- en engineeringswerk heeft moeten verrichten,
de gevorderde vergoeding van € 8.200,00 voor het teken- en engineeringswerk is te hoog en niet inzichtelijk gemaakt door CSF.
4.7.
De eerste aangevoerde grond faalt. Weliswaar behoort het teken- en engineeringswerk dat is verricht aan de originele uitvoeringstekeningen tot de basisopdracht, maar uit niks volgt dat het teken- en engineeringswerk dat is verricht vanwege later aangebrachte wijzigingen in de uitvoering van de aansluitingen ook tot de basisopdracht behoort.
Ook de tweede aangevoerde grond faalt. Als onbetwist staat vast dat Unica, op verzoek van [naam01] (productie 21 bij DV), de bestaande uitvoeringstekeningen heeft aangepast vanwege later aangebrachte wijzigingen. Dat niet het gehele data-project opnieuw geëngineerd is en niet alle tekeningen opnieuw zijn gemaakt door Unica betekent niet dat het aanpassen van bestaande uitvoeringstekeningen geen extra uren aan teken- en engineeringswerk met zich heeft meegebracht.
Tot slot faalt de derde aangevoerde grond. De prijs van het teken- en engineeringsloon en het aantal en soort werkuren dat daaraan ten grondslag lag waren voorafgaande aan de akkoordbevinding bij [naam01] bekend door de ontvangst van de calculatie van 12 juni 2019 (productie 20 bij DV). In deze calculatie staat vermeld:
“Teken- en engineeringsloon
Tekenwerk 48,00 uur x 50,00 2.400,00
Projectleiding 40,00 uur x 85,00 3.400,00
Eng/wvb
40,00 uur x 60,00 2.400,00
Subtotaal Teken- en engineeringsloon 128,00 8.200,00”
De rechtbank gaat dan ook niet mee in het betoog van de Gemeente dat het meerwerk niet inzichtelijk is. Anders dan de Gemeente stelt leest de rechtbank in de e-mail van 18 juli 2019 geen voorwaardelijk akkoord, afhankelijk van een nadere specificatie van de gewerkte uren. In het e-mailbericht staat:
“De calculatie is akkoord, waarbij ik voorstel dat jullie ook nog even de onderlegger hiervoor aanleveren, zodat e.e.a. voor ons in het werk controleerbaar is.”
Het voorstel tot het aanleveren van de onderlegger – volgens de Gemeente een urenspecificatie – wordt in dit bericht niet als voorwaarde voor het akkoord gesteld, maar is een verzoek dat [naam01] doet aan CSF nadat hij akkoord heeft gegeven op het teken- en engineeringsloon van € 8.200,00. De Gemeente is dan ook gehouden om dit bedrag aan CSF te vergoeden. Verder worden de kosten voor het bijwonen van de extra vergaderingen door Unica (€ 1.530,00) en de 10% opslag (0.10 x € 8.200,00 = € 820,00) als onbetwist toegewezen.
4.8.
De conclusie uit het voorgaande is dat de rechtbank het gevorderde bedrag van
€ 10.550,00 toewijst.
M24 Aanpassing vaste inrichting (interieurwerk) (+ € 37.783,90)
4.9.
CSF stelt dat zij in totaal € 45.838,33 aan meerwerk heeft verricht voor de levering van extra meubels voor de bibliotheek en voert daartoe het volgende aan. Aanvankelijk heeft CSF in haar begroting naar aanleiding van de aanbesteding een bedrag van
€ 440.000,00 opgenomen voor meubelwerk en keukeninrichting. In de optimalisatielijst werd de opdracht voor het meubelwerk en de keukeninrichting vervolgens teruggegeven. [naam01] zou voor de Gemeente zelf rechtstreeks bij onderaannemer Vlasblom Meubelen het meubelwerk en de keukeninrichting regelen. Dat gold alleen niet voor de inrichting van de bibliotheek. Deze meubels zou CSF wel leveren aan de Gemeente. In de optimalisatielijst staat hierbij (post e9) opgenomen “
bibliotheek toegevoegd” en “
Uitwerking van deze optie n.a.v. bovenstaande optimalisaties dient nog nader plaats te vinden.” Aanvankelijk was een bedrag van € 99.926,67 opgenomen aan meubels voor de inrichting van de bibliotheek. Door aanpassing van de wensen van de Gemeente volgde op 24 september 2019 een offerte voor de inrichting van de bibliotheek voor een totaalbedrag van € 137.059,00. Met 10% opslag van CSF een post van € 150.765,00. Omdat CSF een korting had geregeld van
€ 5.000,00 zouden de kosten voor de inrichting van de bibliotheek in totaal komen op een bedrag van (€ 150.765,00 -/- € 5.000,00 ) € 145.765,00. De heer [naam02] (hierna: [naam02] ), projectleider, heeft namens de Gemeente in de e-mail van 18 oktober 2019 (productie 28 bij DV) akkoord gegeven op de levering van meubels voor € 145.765,00. De Gemeente heeft hiermee aan CSF opdracht gegeven voor € 45.838,33 (€ 145.765,00 -/- € 99.926,67) aan meerwerk. In de meer- en minderwerklijst (zie 2.11) heeft de Gemeente € 8.054,43 van dit meerwerk erkend, zodat nog een meerwerkvordering van € 37.783,90 resteert.
4.10.
De Gemeente betwist dat de levering van € 45.838,33 aan meubels meerwerk betreft en voert hiertoe – kort samengevat – het volgende aan. Partijen zijn onder post e9 van de optimalisatielijst (zie 2.4) overeengekomen dat er voor de bibliotheek een budget van € 175.000,00 werd gereserveerd. De meubels voor de inrichting van de bibliotheek vallen onder post e9 en behoren dus tot de basisopdracht. Dit volgt onder meer uit de TO-tekeningen van 23 april 2018 en 21 februari 2019 waarop de meubels zijn ingetekend. Dat [naam02] in zijn e-mail van 18 oktober 2019 (productie 28 bij DV) ervan uitging dat de levering van de meubels van € 45.838,33 een opdracht tot meerwerk was komt doordat hij uitging van onjuiste informatie die door CSF was verstrekt.
4.11.
De rechtbank is van oordeel dat CSF de stelling van de Gemeente dat het gevorderde meerwerk onder het bedrag van € 175.000,00 van post e9 van de optimalisatielijst valt onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Weliswaar heeft CSF ter zitting nog geopperd dat post e9 onder meer uit een lift bestaat en dat het een ingewikkelde berekening is, maar zij heeft deze stelling op geen enkele wijze onderbouwd. Het lag op de weg van CSF om aan te geven welk werk er is verricht voor de € 175.000,00 van post e9 en dat naast het werk van post e9 er ook nog voor € 45.838,33 aan meerwerk (in totaal) is verricht. Zij heeft dat onvoldoende gedaan. Verder heeft [naam02] ter zitting verklaard dat zijn aanname in de e-mail van 18 oktober 2019 (productie 28 bij DV) dat de levering van de meubels meerwerk betrof een kennelijke misslag was. Het verweer van de Gemeente slaagt dan ook. Voor zover CSF nog heeft betoogd dat de Gemeente ongerechtvaardigd is verrijkt gaat de rechtbank aan dat betoog voorbij, nu de meubels al zijn betaald uit de € 175.000,00 van post e9. De conclusie uit het voorgaande is dat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 37.783,90 afwijst.
Ten aanzien van deze meerwerkpost heeft de Gemeente het volledige bedrag van
€ 45.838,33 betwist. Vast staat echter dat de Gemeente een bedrag van € 8.054,43 heeft voldaan en ook ten aanzien van de post
“M24 aanpassing vaste inrichting (interieurwerk)”geen minderwerkpost heeft opgenomen
.De rechtbank zal dan ook bij de uiteindelijke verrekening (van al het meerwerk en minderwerk) geen rekening houden met een bedrag van € 8.054,43 als minderwerkpost.
M42 Opvang gevelmetselwerk entrée (+ € 3.204,00)
4.12.
CSF stelt dat zij € 6.404,00 aan meerwerk heeft verricht voor het plaatsen van een staalconstructie die het gevelmetselwerk bij de entrée van het gemeentehuis opvangt. Dit meerwerk bestaat volgens CSF uit een vergoeding van eigen werkzaamheden en een vergoeding van het werk van leverancier en onderaannemer [naam03] (hierna: [naam03] ) van € 3.280,00.
4.13.
De Gemeente stelt zich op het standpunt dat het (slechts) € 3.200,00 aan CSF voor het meerwerk dient te betalen en voert daartoe het volgende aan. Op grond van artikel 9.1 van de overeenkomst (zie 2.5) en punt 93 van het bestek (zie 2.6) dient de prijs voor meerwerk te worden gebaseerd op de open begroting van de aannemer, tenzij het gaat om onderdelen waarin de begroting niet voorziet. De begroting voorziet in een kiloprijs voor constructiestaal en een uurloon voor het monteren van dit staal waardoor de begroting voldoende houvast biedt om het meerwerk te beoordelen. De Gemeente heeft aan de hand van de prijzen uit de begroting uitgerekend dat het € 3.200,00 voor het meerwerk dient te betalen aan CSF.
4.14.
In geschil tussen partijen is de hoogte van de meerwerkpost, specifiek het staalwerk dat [naam03] voor € 3.280,00 heeft geleverd aan CSF en vervolgens door CSF is geplaatst. De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente de hoogte van de meerwerkpost onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. De Gemeente heeft de berekening van het bedrag dat zij heeft betaald voor deze meerwerkpost (een bedrag van € 3.200,00) immers niet onderbouwd. De rechtbank constateert dat de in productie 33 bij dagvaarding overgelegde waardering van de firma Asbo van € 3.200,00 niet aan de hand van de prijzen voor staal uit de begroting is berekend, maar dat de Gemeente wel van de berekening van Asbo lijkt uit te gaan. Zo stelt de Gemeente dat het staal
in de begrotingvoor ruim € 400,00 is gewaardeerd, maar dit is de waardering van Asbo. De waardering van € 400,00 voor het gebruikte staal komt niet overeen met de berekening voor staal aan de hand van de prijzen uit de begroting (in de begeleidende e-mail van Asbo productie 33 bij DV): “119,7 kilogram x € 7,60 =
€ 909,72.”
4.15.
Het lag op de weg van de Gemeente om aan te geven welke prijzen, aantallen en werkuren zij heeft gehanteerd in de berekening om tot een bedrag van € 3.200,00 te komen. Dat heeft de Gemeente niet gedaan. Het verweer van de Gemeente faalt dan ook. De conclusie uit het voorgaande is dat de Gemeente de volledige € 6.404,00 aan meerwerk dient te vergoeden aan CSF. De rechtbank wijst € 3.204,00 toe, nu de Gemeente al
€ 3.200,00 van deze meerwerkpost heeft betaald.
M45b Opknappen betonbalken burgerzaal (+ € 6.300,00)
4.16.
CSF stelt dat zij voor € 11.800,00 aan meerwerk heeft verricht voor het stuc- en schilderwerk van de betonbalken in het plafond van de burgerzaal. Ter onderbouwing van deze kosten heeft CSF de offerte van de stukadoor overgelegd in productie 36 bij dagvaarding.
De Gemeente betwist de hoogte van de meerwerkpost en voert hiertoe aan dat op grond van artikel 9.1 van de overeenkomst (zie 2.5) het meerwerk moet worden berekend aan de hand van de prijzen uit de begroting voor stuc- en schilderwerk voor binnenplafonds. In de begroting is voor het stucwerk opgenomen:
40 STUKADOORWERK
Binnen plafonds
Alle binnen gipsplaat stucadoren m2 144,64 20,50
Randafwerkingsprofielen wanden met stukadoorwerk m1 1.477,10 4,85”
Volgens de Gemeente bedraagt het meerwerk op basis van deze prijzen
€ 5.500,00 en verwijst voor de berekening hiervan naar de e-mail van 23 juni 2020 (productie 51 bij CvA).
4.17.
Het verweer van de Gemeente faalt. De Gemeente heeft in haar berekening namelijk geen rekening gehouden met het aanbrengen van hoeknaalden op de balken terwijl de begroting naar eigen zeggen wel voorziet in een prijs daarvoor (zie de begroting onder 40, € 4,85 per m1). Uit de in productie 51 bij conclusie van antwoord overgelegde e-mail van 23 juni 2020 volgt dat de Gemeente voor het stucwerk (slechts) rekent aan de hand van de prijs uit de begroting voor “Alle binnen gipsplaat stucadoren” van € 20,50 per m2. De prijs uit de begroting voor “Randafwerkingsprofielen wanden met stukadoorwerk” van € 4,85 per m1 is niet meegerekend, terwijl het stucwerk van de betonbalken door de vele hoeken (als gevolgen van de balken) juist valt onder randafwerking. De Gemeente stelt zelf dat het mede van de prijzen uit de begroting is uitgegaan in de berekening van het meerwerk, maar heeft hierbij de verkeerde prijs gehanteerd. Bij gebrek aan een juiste berekening van het meerwerk aan de hand van de prijzen uit de begroting gaat de rechtbank uit van de berekening van het meerwerk uit de offerte van de stukadoor (productie 36 bij DV). De Gemeente dient dan ook de volledige € 11.800,00 van deze meerwerkpost (M45b) aan CSF te vergoeden. De rechtbank wijst € 6.300,00 toe, nu de Gemeente al € 5.500,00 van deze meerwerkpost heeft betaald.
M46 Verwarming serre (+ € 6.666,00)
4.18.
CSF vordert € 6.666,00 aan meerwerk voor het installeren van vloerverwarming in de serre. Ze grondt haar vordering op nakoming, dan wel ongerechtvaardigde verrijking, en voert daartoe aan dat de Gemeente een offerte voor het meerwerk bij CSF heeft opgevraagd en deze offerte vervolgens heeft geaccepteerd en laten uitvoeren. De Gemeente betwist dat het een opdracht tot dit meerwerk heeft gegeven. Volgens de Gemeente was de geoffreerde prijs voor het meerwerk namelijk te hoog.
4.19.
Het beroep op nakoming van de betalingsverplichting faalt, nu niet is komen vast te staan dat de Gemeente aan CSF een opdracht voor het meerwerk heeft gegeven. Uit de
e-mail van 4 maart 2020 van [naam01] (productie 79 bij akte inbreng producties CSF) en de bouwvergaderingen 19 en 26 (productie 90 bij akte inbreng producties CSF) volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat de Gemeente aan CSF de opdracht heeft gegeven voor het installeren van vloerverwarming in de serre.
4.20.
Het beroep op ongerechtvaardigd verrijking slaagt (artikel 6:212 BW). De Gemeente is namelijk verrijkt met de installering van een vloerverwarming in het gemeentehuis, omdat zij hiervoor niets heeft betaald hoewel de installatie voor de Gemeente wel waarde heeft. CSF is hierdoor verarmd, omdat zij de kosten voor het installeren van de vloerverwarming aan onderaannemer Unica heeft betaald en de Gemeente haar voor het verrichte werk niet heeft betaald. De verrijking is ongerechtvaardigd. In de e-mail van 4 maart 2020 (productie 79 bij akte inbreng producties CSF) staat:
“Hij wenste een uitspraak van mij over de prijs, welke ik hem niet gegeven heb. Hij gaat niettemin de vloerverwarming aanleggen en heb ik hem meegedeeld dat ik in bredere zin over de kosten van de verwarming- en ventilatie- installatie terugkom. Ik denk dat Gerard dit heeft opgevat dat hij hiermee nog meerwerk binnen lepelt. De werkelijkheid zal m.i. echter anders zijn.”
Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit de tekst van de e-mail van 4 maart 2020 dat de Gemeente wist dat de vloerverwarming aangelegd zou gaan worden. Zij wist ook dat het installeren van de vloerverwarming kosten met zich mee zou brengen (eerder had zij de offerte voor het meerwerk ontvangen). De Gemeente was zich daarnaast bewust dat CSF in de veronderstelling verkeerde dat zij voor het installeren van de vloerverwarming betaald zou worden. De Gemeente heeft geen akkoord gegeven (er was geen opdracht, zie r.o. 4.19) maar heeft zich bewust op de vlakte gehouden over de kosten van de vloerverwarming om zo te kunnen profiteren van de door CSF aangelegde vloerverwarming. De Gemeente heeft hiermee niet te goeder trouw gehandeld. Daarmee is voldaan aan de wettelijke vereisten van artikel 6:212 BW.
4.21.
Wat betreft de omvang van de schade overweegt de rechtbank als volgt. De Gemeente is op grond van artikel 6:212 BW verplicht de schade die CSF door de ongerechtvaardigde verrijking heeft geleden te vergoeden tot maximaal het bedrag van de verrijking en maximaal het bedrag van de verarming. De rechtbank acht € 6.060,00 aan schade toewijsbaar, het bedrag waarvoor de Gemeente is verrijkt. Uit interne communicatie tussen [naam01] en projectleider [naam04] volgt dat de Gemeente de offerte die CSF had toegestuurd te duur vond en dat zij bij een derde partij een nieuwe offerte zou opvragen. [naam01] heeft ter zitting aangegeven dat hij € 3.000,00 een redelijke prijs vindt voor de geïnstalleerde vloerverwarming, maar heeft dit niet – bijvoorbeeld met andere offertes – onderbouwd. CSF heeft daarentegen met het overleggen van de offerte van Unica (productie 38 bij DV) wel voldoende bewezen dat de vloerverwarming die is geplaats een waarde van € 6.060,00 vertegenwoordigt, zodat de rechtbank dit bedrag zal toewijzen. De conclusie uit het voorgaande is dat € 6.060,00 aan schadevergoeding wegens ongerechtvaardigde verrijking wordt toegewezen aan CSF.
M47 Aanpassingen aansluitpunten keuken (+ € 2.740,10)
4.22.
CSF vordert € 2.740,10 aan meerwerk voor het verrichten van een aantal aanpassingen aan de elektrotechnische aansluitingen van de keuken. CSF stelt de opdracht voor het verrichten van deze aanpassingen van de Gemeente te hebben gekregen na de totstandkoming van de overeenkomst. De aanpassingen behoren daarom niet tot de basisopdracht en betreffen daardoor meerwerk, aldus CSF.
De Gemeente betwist dat het de opdracht tot meerwerk heeft gegeven aan CSF, dan wel dat deze werkzaamheden niet tot de (basis)opdracht behoren.
4.23.
Uit de reactie van [naam01] op de e-mail van 6 november 2020 van [naam05] volgt dat [naam01] akkoord heeft gegeven op de tekening van 19 juni 2019 waarin de aanpassingen aan de elektrotechnische aansluitingen van de keuken zijn verwerkt (productie 45 bij DV). De Gemeente heeft door het akkoord op de tekening ook akkoord gegeven op het wijzigen van de plekken waar de elektronische aansluitingen van de keuken komen. Gelet op de datum van de tekening waarin de wijzigingen zijn opgenomen (19 juni 2019) is de opdracht voor deze wijzigingen na het sluiten van de overeenkomst gegeven, waardoor deze wijzigingen niet tot de basisopdracht behoren. Het verplaatsen van de aansluitingen brengt extra kosten aan teken- en engineeringwerk met zich mee, waardoor dit meerwerk betreft. Naar het oordeel van de rechtbank dient de Gemeente dan ook voor de extra werkzaamheden als gevolg van het verplaatsen van de aansluitingen te betalen. De Gemeente hoeft niet voor de aansluitingen zelf te betalen, omdat deze al waren inbegrepen in de (basis)opdracht en CSF niet heeft gesteld dat er meer of duurder materiaal nodig was voor het plaatsen van de aansluitingen op de nieuwe plekken. Uit de offerte van Unica (productie 42 bij DV) volgt dat het extra teken- en engineeringwerk voor het verplaatsen van de aansluitingen € 680,00 kost. De rechtbank wijst daarom € 680,00 toe.
M61 Aanvullen houten lattenplafonds (+ € 56.368,88)
4.24.
CSF vordert € 56.368,88 aan meerwerk voor het aanvullen van latten in de lattenplafonds en stelt daartoe – kort samengevat – het volgende. Tot de opdracht behoorde het demonteren, herstellen en waar nodig aanvullen van de latten in de aanwezige houten lattenplafonds. Tijdens deze werkzaamheden werd duidelijk dat de percentages van het nog aanwezige en voor hergebruik geschikte originele plafond uit de ruimtestaat van 28 februari 2017 (productie 48 bij DV, hierna: de ruimtestaat) niet klopten. Er moesten veel meer latten worden aangevuld dan waar CSF op grond van de ruimtestaat vanuit mocht gaan. CSF had haar begroting mede op deze ruimtestaat gebaseerd. Op grond van § 29 lid 2 van de UAV 2012 dienen de gevolgen van deze afwijking ten opzichte van de ruimtestaat voor rekening van de Gemeente te komen, omdat de Gemeente de ontwerpverantwoordelijkheid heeft. CSF heeft daarom recht op vergoeding van de extra kosten aan materiaal en werkuren die zij als gevolg van de afwijking heeft moeten maken.
4.25.
De Gemeente betwist in de eerste plaats dat de Gemeente de ontwerpverantwoordelijkheid heeft en voert daartoe aan dat §5 van de UAV 2012 is gewijzigd gelet op bestekbepaling 00.02.05 onder 91. Om deze reden gaat volgens de Gemeente het beroep op § 29 lid 2 van de UAV 2012 niet op. Voor zover § 29 lid 2 van de UAV 2012 wel van toepassing is voert de Gemeente aan dat de gevolgen van de afwijking voor rekening van CSF moeten blijven. CSF was namelijk al op de hoogte van de feitelijke situatie van de plafonds, omdat zij voorafgaand aan de inschrijving voor de aanbesteding de gelegenheid heeft gehad om destructief onderzoek te doen naar het aantal bruikbare latten in de plafonds.
4.26.
De rechtbank is van oordeel dat de gevolgen van de afwijking in de ruimtestaat op grond van § 29 lid 2 van de UAV 2012 voor rekening van de Gemeente komen. In tegenstelling tot hetgeen de Gemeente stelt is de rechtbank van oordeel dat § 29 lid 2 van de UAV 2012 wel van toepassing is. Dat in het bestek §5 lid 2 en 5 van de UAV 2012 is gewijzigd maakt geen verschil, omdat §5 lid 2 en 5 van de UAV 2012 ziet op constructies en werkwijzen en
nietop het ontwerp. De wijziging in het bestek inhoudende dat de aannemer de volledige verantwoordelijkheid voor alle door hem uitgevoerde onderdelen van het werk draagt ziet naar het oordeel van de rechtbank dan ook alleen op de constructies en werkwijzen en niet op de ontwerpverantwoordelijkheid. Daarbij komt dat het ontwerp (noch het opstellen van de ruimtestaat) een door CSF uitgevoerd onderdeel van het werk betreft.
4.27.
[naam01] heeft ter zitting erkend dat de uitval van het aantal bruikbare latten groter was dan verwacht en dat er meer latten moesten worden geleverd. Vast staat dan ook dat de percentages in de ruimtestaat niet klopten. Daarnaast volgt uit de werkbespreking van 12 maart 2019 onder nr. 1.34 (productie 49 bij DV) dat CSF tijdig melding heeft gemaakt van de afwijking. Voor zover de Gemeente heeft betoogd dat CSF op de hoogte was van de feitelijke situatie van de plafonds omdat zij destructief onderzoek mocht doen gaat de rechtbank aan dat betoog voorbij. Om voorafgaand aan het indienen van de begroting onderzoek te doen naar het aantal bruikbare latten zou CSF namelijk eerst het hele systeemplafond moeten slopen. Tijdens de zitting werd duidelijk dat dit onmogelijk was omdat het gemeentehuis voorafgaand aan de inschrijving voor de aanbesteding nog in gebruik was. CSF kon dus ten tijde van het indienen van de begroting niet op de hoogte zijn van de feitelijke situatie. Zij is daarom uitgegaan van de ruimtestaat die later onjuist bleek. Uit het door CSF overgelegde overzicht van de percentages daadwerkelijk ontbrekende latten ten opzichte van de ruimtestaat (productie 52 bij DV) blijkt dat de afwijking van de ruimtestaat zodanig groot is dat deze redelijkerwijs niet voor rekening van CSF dient te komen. De rechtbank wijst het gevorderde bedrag van € 56.368,88 daarom toe.
M91 Boilers en kranen pantry’s (+ € 2.326,50)
4.28.
CSF vordert € 2.326,50 aan meerwerk voor het monteren van closed-in boilers en mengkranen in de pantry’s. CSF stelt dat deze werkzaamheden aanvankelijk tot de opdracht behoorden, maar dat dit deel van de opdracht in de optimalisatielijst onder 5.10 is teruggegeven. Bij e-mail van 27 mei 2020 (productie 55 DV) heeft de Gemeente aan CSF alsnog de opdracht gegeven de boilers en mengkranen te monteren.
De Gemeente betwist dat het monteren van de boilers en mengkranen in de pantry’s meerwerk betreft. Volgens de Gemeente betreffen de vervallen onderdelen van de opdracht alleen werkzaamheden uit het bouwkundige bestek en behoren de installatietechnische voorzieningen nog tot de (basis)opdracht. Ter onderbouwing hiervan verwijst de Gemeente naar bepaling 70.11.29-c onder o en 70.11.39-a onder 5 van het (installatie)bestek (zie 2.6).
4.29.
Het verweer van de Gemeente faalt. In de optimalisatielijst onder 5.10 (zie 2.4) staat dat bepaling 47.49 van het bestek geheel vervalt. Onder bepaling 47.49.90-c (productie 55 bij DV) vallen (onder meer) “de boiler 10L” en “de mengkraan levering W-installateur” voor de pantry. Naar het oordeel van de rechtbank behoorde het monteren van de boilers en de mengkranen in de pantry’s na de optimalisatiefase dan ook niet meer tot de opdracht. Deze werkzaamheden – die later alsnog zijn uitgevoerd door CSF in opdracht van De Gemeente – betreffen daarom meerwerk. Voor zover de Gemeente nog heeft betoogd dat de montage van boilers en mengkranen onder de installatietechnische voorzieningen van het installatiebestek valt, gaat de rechtbank daaraan voorbij. De Gemeente heeft immers geen bestekbepaling overgelegd waaruit dit blijkt. De bepalingen 70.11.29-c onder o en 70.11.39-a onder 5 van het installatiebestek (productie 143 bij CvA) waar de Gemeente naar verwijst gaan bovendien enkel over het aanbrengen van voedingsleidingen en (stroom)groepen. De conclusie uit het voorgaande is dat de rechtbank het gevorderde bedrag van € 2.326,50 toewijst.
Minderwerk
4.30.
Uit § 36 lid 1 UAV juncto § 35 lid 1 onder a UAV volgt dat onder “minderwerk in geval van bestekwijzigingen” wordt verstaan: een wijziging van het bestek, het werk of de voorwaarden van uitvoering van het werk. De door De Gemeente gestelde schadeposten, waarbij CSF volgens de Gemeente is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst, vallen dan ook niet onder het begrip minderwerk en zullen in dit vonnis onder het kopje “Schade” worden behandeld (zie 4.35 e.v.).
4.31.
Op grond van § 35 lid 2 UAV geschiedt verrekening van minderwerk door inhouding op de aanneemsom. Omdat minderwerk een verrekening betreft op hetgeen de Gemeente aan CSF verschuldigd is, is de Gemeente de partij die zich op de rechtsgevolgen van het minderwerk beroept. De rechtbank stelt dan ook voorop dat op de Gemeente de stelplicht en de bewijslast rust om aan te tonen dat er sprake is van minderwerk (artikel 150 Rv).
M52 Wervel- en lijnroosters (- € 319.915,50)
4.32.
Deze post houdt verband met de installering van wervelroosters in plaats van lijnroosters voor de luchtbehandeling in het gemeentehuis. Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat in de overeenkomst standaard lijnroosters zijn aangeboden. In de optimalisatielijst onder 3.01 (zie 2.4) wordt in dat kader vermeld:
“Inclusief bijbehorende werkzaamheden, inclusief standaard lijnrooster en standaard armaturen geschikt voor type plafond”. Evenmin in geschil is dat uiteindelijk wervelrooster zijn geplaatst in het gemeentehuis, met uitzondering van de burgerzaal.
4.33.
De Gemeente stelt, maar CSF betwist, dat de in de overeenkomst aangeboden standaard lijnroosters duurder zijn dan de wervelroosters die in het gemeentehuis zijn geplaatst. Er zou hierdoor volgens de Gemeente sprake zijn van € 319.915,50 aan minderwerk. Dit komt doordat er vier à vijf keer zoveel lijnroosters moeten worden aangebracht om dezelfde hoeveelheid lucht in een ruimte te krijgen als met één wervelrooster. Eén standaard wervelrooster staat dan ook gelijk aan vier à vijf standaard lijnroosters, aldus de Gemeente. In deze berekening (één wervelrooster zoals geplaatst in plaats van vier of vijf lijnroosters zoals overeengekomen) is volgens de Gemeente rekening gehouden met de eis in de optimalisatielijst (zie 2.4) dat het standaard lijnrooster geschikt is voor de plafonds van het gemeentehuis.
CSF betwist dat één standaard wervelrooster gelijk staat aan vier à vijf standaard lijnroosters. Volgens CSF staat één standaard lijnrooster gelijk aan één standaard wervelrooster. Alleen voor de dure en smalle Navos lijnroosters zou gelden dat er vijf lijnroosters nodig zijn om één wervelrooster te vervangen, maar een Navos lijnrooster plaatsen zijn partijen nooit overeengekomen. Het standpunt van de Gemeente dat alleen een Navos lijnrooster geschikt is voor het plafond betwist CSF.
4.34.
Gelet op hetgeen is overwogen onder 4.33 acht de rechtbank het noodzakelijk om een deskundige te benoemen die kan onderzoeken:
welke lijnroosters technisch gezien toegepast kunnen worden in de betreffende plafonds en wat de kosten (stukprijs en plaatsingskosten) voor deze lijnroosters waren in 2019;
hoeveel (van de geschikte) lijnroosters er per ruimte nodig zijn voor een luchttoevoer in de betreffende ruimte gelijk aan de luchttoevoer die in die ruimte wordt verkregen door het aantal feitelijk aanwezige wervelroosters.
Partijen zullen in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten over de vraag wie als deskundige benoemd zou moeten worden en over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Daarbij dienen zij aan te geven over welke deskundige(n) zij het eens zijn, dan wel tegen wie zij gemotiveerd bezwaar hebben. De rechtbank geeft partijen in overweging om in dat kader met elkaar in overleg te treden. De Gemeente zal eerst in de gelegenheid worden gesteld om zich bij akte uit te laten, waarna CSF de gelegenheid krijgt om een antwoordakte te nemen.
Schade
4.35.
De rechtbank zal nu overgaan tot de behandeling van de door de Gemeente gestelde schadeposten. Ook hier stelt de rechtbank voorop dat op de Gemeente de stelplicht en de bewijslast rust om aan te tonen dat CSF is tekortgeschoten in het nakomen van haar verplichtingen op grond van de overeenkomst en daarom aansprakelijk is voor de dientengevolge door de Gemeente geleden schade, nu de Gemeente zich beroept op de rechtsgevolgen daarvan (artikel 150 Rv).
A11, B1, B6, B7, B8, B10, B1l, B13, B14, B16, B17, C2 t/m C6, D1, D5, D8 en E12(- € 69.203,19)
4.36.
De Gemeente stelt dat de posten A11, B1, B6, B7, B8, B10, B1l, B13, B14, B16, B17, C2 t/m C6, D1, D5, D8 en E12 in de meer- en minderwerklijst (zie 2.11) schadeposten betreffen, omdat CSF heeft verzuimd het werk volgens de opdracht te verrichten. CSF betwist dat zij deze werkzaamheden niet (juist) heeft uitgevoerd, zij heeft ter onderbouwing van dit verweer gewezen op het ontbreken van deze posten als nog te verhelpen restpunten in het proces-verbaal van oplevering.
4.37.
Op grond van artikel 7:758 lid 2 BW is na oplevering het werk voor risico van de opdrachtgever. De in het proces-verbaal van oplevering (productie 85 bij akte inbreng producties) opgenomen restpunten moest CSF op grond van artikel 12 van de overeenkomst en § 10 van de UAV 2012 binnen één maand na oplevering te herstellen. Zoals CSF onbetwist door de Gemeente als verweer heeft aangevoerd staan de werkzaamheden die door de Gemeente genoemd zijn als posten A11, B1, B6, B7, B8, B10, B1l, B13, B14, B16, B17, C2 t/m C6, D1, D5, D8 en E12 niet als restpunt in het proces-verbaal van oplevering opgenomen. Deze posten/restpunten komen daarmee voor risico van de Gemeente. Niet is komen vast te staan dat CSF een verplichting heeft tot vergoeding van de gestelde schadeposten. De rechtbank zal de posten A11, B1, B6, B7, B8, B10, B1l, B13, B14, B16, B17, C2 t/m C6, D1, D5, D8 en E12 daarom afwijzen.
M07a Houtfineer in plaats van sauswerk (- € 14.272,83)
4.38.
De Gemeente stelt dat het plaatsen van houtfineerwanden tot de opdracht behoort en dat CSF deze werkzaamheden ten onrechte heeft nagelaten. CSF heeft hierdoor volgens de Gemeente € 14.272,83 aan schade geleden.
CSF betwist dat het plaatsen van houtfineerwanden tot de opdracht behoort en voert hiertoe aan dat de houtfineerwanden in de optimalisatielijst zijn komen te vervallen.
4.39.
In geschil tussen partijen is of het plaatsen van houtfineerwanden tot de opdracht behoort. De rechtbank is van oordeel dat uit de vermelding “
reductie fineerwanden”in de optimalisatielijst (zie 2.4) volgt dat niet
allehoutfineerwanden uit de opdracht zijn vervallen. Tevens volgt dit uit de tekeningen van de oude en de nieuwe situatie na optimalisatie in de presentatie van CSF van 11 september 2018 (productie 87 bij CvA). Het plaatsen van houtfineerwanden conform de tekeningen van de “nieuwe situatie” behoort dus naar het oordeel van de rechtbank tot de opdracht. Als onbetwist staat vast dat CSF geen houtfineerwanden heeft geplaatst. CSF is hierdoor tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst.
4.40.
Voor wat betreft de schadeberekening van € 14.272,83 stelt de Gemeente dat dit aan de hand van de prijzen uit de opgave van meerwerk van CSF is berekend (productie 91 bij CvA) en het aantal m2 uit de tekening van de “nieuwe situatie”. CSF heeft de berekening van de schade onvoldoende gemotiveerd betwist. De rechtbank stelt daarom de door de Gemeente geleden schade met betrekking tot de houtfineerwanden vast op een bedrag van
€ 14.272,83.
M46 Verwarming serre (- € 3.000,00)
4.41.
De Gemeente stelt dat er sprake is van € 3.000,00 aan minderwerk, omdat de vloerverwarming niet is aangesloten door CSF en klimaatklasse B in de serre niet is gehaald.
CSF betwist dat zij de vloerverwarming niet heeft aangesloten en dat tot de opdracht behoort dat in de serre klimaatklasse B moet worden behaald.
4.42.
De rechtbank wijst deze post af. Uit 4.19 volgt dat de Gemeente geen opdracht tot het installeren van de vloerverwarming aan CSF heeft gegeven. Daarom kan van het niet op juiste wijze nakomen van een verplichting op grond van een overeenkomst ook geen sprake zijn. Voor het antwoord op de vraag in hoeverre de Gemeente is verrijkt door de vloerverwarming (zie r.o. 4.21) is de vraag of de vloerverwarming is aangesloten wel van belang. Een niet aangesloten vloerverwarming verrijkt de Gemeente immers minder dan een wel aangesloten vloerverwarming. De Gemeente heeft echter nagelaten om te stellen welk bedrag zij heeft moeten betalen voor het laten aansluiten van de vloerverwarming. Het door de Gemeente genoemde bedrag van € 3.000,00 aan minderwerk is op geen enkele wijze onderbouwd en evenmin is aangegeven welk deel van dit bedrag ziet op het aansluiten van de vloerverwarming en welk deel ziet op het niet halen van klimaatklasse B. Voorts heeft de Gemeente onvoldoende onderbouwd waaruit volgt dat is afgesproken dat klimaatklasse B voor de serre moet worden gehaald
endat in de serre deze klimaatklasse niet wordt gehaald. Het lag op de weg van de Gemeente om deze stellingen aan de hand van stukken te onderbouwen. Dat heeft de Gemeente niet gedaan. Daarom wijst de rechtbank deze schadepost af en zal er bij het bepalen van het bedrag waarmee de Gemeente is verrijkt door het aanleggen van de vloerverwarming geen rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de vloerverwarming niet is aangesloten door CSF.
M62 Ander type lichtwering / rolgordijn (- € 10.000,00)
4.43.
De Gemeente stelt met betrekking tot post M62 dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en voert daartoe het volgende aan. Partijen zijn overeengekomen dat CSF rolschermen van het type Escreen + in de kleur 8840 zou leveren. CSF heeft echter een ander type rolscherm geleverd, waarvan de kwaliteit minder is dan partijen waren overeengekomen (vergelijkbaar met type Escreen (zonder +)). De Gemeente heeft daardoor € 10.000,00 aan schade geleden.
4.44.
CSF betwist dat zij tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst en voert daartoe het volgende aan. Het type rolscherm Escreen+ bestaat niet in de kleur 8840 en CSF heeft deze fout bij de Gemeente gemeld. De Gemeente heeft vervolgens akkoord gegeven op een budgetneutraal ander type rolscherm. Omdat CSF bij de begroting is uitgegaan van het type Escreen en niet het type Escreen+ heeft de Gemeente geen schade geleden.
4.45.
De rechtbank is van oordeel dat er sprake is van € 10.000,00 aan minderwerk. Vaststaat dat partijen waren overeengekomen dat CSF rolschermen van het type Escreen + in de kleur 8840 zou leveren. Toen bleek dat dit rolscherm niet kon worden geleverd is de Gemeente akkoord gegaan met een ander type rolscherm, dit type rolscherm was verglijkbaar met het type Escreen (zonder +). Dit volgt uit de email van 4 maart 2020 (productie 95 bij CvA). Belangrijk was dat het te leveren rolscherm budgetneutraal kon worden geleverd. Voor hetzelfde budget als overeengekomen is vervolgens een type rolscherm geleverd dat van mindere kwaliteit is dan het type Escreen+ dat was afgesproken. CSF heeft niet betwist dat de Escreen rolschermen van mindere kwaliteit zijn dan de Escreen+ rolschermen. Hierdoor is er sprake van minderwerk. De Gemeente heeft immers rolschermen van mindere kwaliteit gekregen dan overeengekomen. CSF zelf heeft gesteld dat het type Escreen + € 10.000,00 duurder is dan het type Escreen (zonder +). Daarom ziet de rechtbank geen aanleiding om van een ander bedrag uit te gaan. Dat CSF een fout in haar begroting heeft gemaakt, omdat zij bij de begroting van de rolschermen onterecht uitging van de prijs van het goedkopere type Escreen (zonder +), maar “Escreen +” in de begroting noteerde komt voor haar eigen rekening. De Gemeente mocht bij het aangaan van de overeenkomst erop vertrouwen dat CSF bij haar begroting van het juiste type rolscherm was uitgegaan.
M76a Naverwarmers, retour voorzieningenconcentratieruimten (- € 14.570,60)
4.46.
De Gemeente stelt dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij nagelaten heeft om 7 van de overeengekomen 50 naregelingen aan te brengen in het gemeentehuis. Volgens de Gemeente heeft zij hierdoor € 19.576,07 aan schade geleden. De met CSF getroffen minnelijke regeling ten aanzien van de door haar ten aanzien van de naregelingen gevorderde meerwerkkosten heeft geen betrekking op het minderwerk. Daarom moet ten aanzien van het minderwerk de schade door CSF aan de Gemeente worden vergoed.
CSF voert aan dat partijen over de kosten van de naregelingen al een minnelijke regeling hebben getroffen waarbij iedere partij 50% van de meerwerkkosten draagt, te weten € 14.570,60:2 = € 7.285,30. CSF heeft ter onderbouwing van dit verweer gewezen op de email van 6 april 2020 (productie 69 DV) waarin [naam01] akkoord gaat met het voorstel van CSF om deze post gelijk te delen.
4.47.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente het verweer van CSF dat deze kosten reeds zijn afgewikkeld in een minnelijke regeling tussen partijen onvoldoende gemotiveerd heeft weerlegd. Uit de door de Gemeente overgelegde e-mails (producties 97 tot en met 100 CvA) volgt dat discussie tussen partijen over zowel het meerwerk als het minderwerk dateert van vóór 6 april 2020. In de e-mailwisseling tussen [naam01] en de heer [naam06] van 30 maart 2020 komt naar voren dat op dat moment voor de Gemeente duidelijk is dat er mogelijk sprake is van minderwerk. Dat partijen zouden hebben beoogd alleen het meerwerk en niet het minderwerk te hebben willen regelen blijkt nergens uit. In de e-mail van 6 april 2020 schrijft [naam01] dat bij de afwikkeling van andere meer- en minderwerken geen rechten aan deze minnelijke regeling kunnen worden ontleend. Ook deze woordkeus (waarbij naast meerwerk ook minderwerk wordt genoemd) wijst op een schikking die tevens het minderwerk omvat.
Bovendien is de begroting van de schade onduidelijk. De Gemeente berekent haar schade met 55 stuks naregelingen in de berekening van het minderwerk, terwijl zij stelt dat er (slechts) 7 naregelingen te weinig aangebracht zijn in het gemeentehuis. De gestelde schadepost van € 19.576,07 wordt dan ook afgewezen.
A1 TMA: Coördinatie aansluiting, plaatsing, vergunningen trafo (- €4.987,50)
4.48.
De Gemeente stelt dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij heeft nagelaten om alle overeengekomen werkzaamheden ten aanzien van de trafo te verrichten. Deze werkzaamheden heeft de Gemeente als gevolg van het tekortschieten van de Gemeente zelf uitgevoerd en daardoor heeft de Gemeente
€ 4.987,50 aan schade geleden. Uit de mededeling in de bouwvergadering van 10 maart 2020 (productie 81 bij CvA) en de houding van CSF mocht de Gemeente opmaken dat CSF niet meer ging nakomen, waardoor zij in verzuim is op grond van artikel 6:83 sub c BW.
CSF betwist dat zij in verzuim verkeert, nu zij nooit door de Gemeente in gebreke is gesteld.
4.49.
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat CSF in verzuim is.
In de bouwvergadering van 10 maart 2020 staat vermeld: “
CON: geeft aan geen rol te hebben in de verantwoordelijkheid voor dit proces. (…).”[opmerking rechtbank: CON staat voor CSF]. Uit deze mededeling kon de Gemeente naar het oordeel van de rechtbank niet afleiden dat CSF zou tekortschieten in de nakoming van de overeenkomst, zoals is bepaald in artikel 6:83 sub c BW. Daarnaast kan verzuim niet intreden door het innemen van een weigerachtige houding, hiervoor is tevens een ingebrekestelling nodig (artikel 6:82 lid 2 BW). Geconcludeerd moet dan ook worden dat niet kan worden vastgesteld dat CSF in verzuim is geraakt, waardoor zij op grond van artikel 6:74 BW geen verplichting heeft tot vergoeding van de gestelde schadepost. De rechtbank wijst de post af.
A18 Uren SCD voeding patchkasten (€ -2.500,00)
4.50.
De Gemeente stelt dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst doordat zij geen coördinatie heeft verricht voor de realisatie van de MER (patchruimte). Volgens de Gemeente heeft zij hierdoor schade geleden, omdat zij de ICT-afdeling van de Gemeente extra moest inzetten.
CSF betwist (onder meer) dat zij in verzuim is.
4.51.
Gelet op de betwisting door CSF lag het op de weg van de Gemeente om aan te tonen dat CSF in verzuim was. Dit heeft zij niet gedaan. De blote stelling dat de Gemeente uit de mededeling en de weigerachtige houding van CSF mocht opmaken dat zij niet meer zou nakomen is onvoldoende. Door (slechts) een weigerachtige houding aan te nemen – voor zover daarvan al sprake zou zijn – kan immers geen verzuim intreden, hiervoor is tevens een ingebrekestelling nodig (artikel 6:82 lid 2 BW). Daarnaast heeft de Gemeente niet aangegeven uit welke mededeling zij kon opmaken dat CSF niet meer zou nakomen. De rechtbank wijst de schadepost daarom af.
M72a, M72b en M72c Extra kosten D&T en extra advieskosten (- € 26.380,00)
4.52.
De Gemeente stelt dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst, omdat zij niet op de juiste wijze het meer- en minderwerk heeft ingediend bij de Gemeente en CSF de revisiedocumenten niet juist en tijdig heeft ingediend. Volgens de Gemeente heeft zij hierdoor € 26.380,00 aan schade geleden.
CSF betwist dat zij het meer- en minderwerk niet op juiste wijze heeft ingediend bij de Gemeente. Ten aanzien van het revisiewerk voert CSF aan dat zij (nadat daartoe de termijn voor het aanleveren van dit werk was uitgesteld door de Gemeente) op 7 september 2020 het revisiewerk tijdig bij de Gemeente heeft aangeleverd. De Gemeente heeft vervolgens in haar brief van 8 september 2020 (productie 10 bij CvA) aangegeven dat de revisiedocumenten op de uiterste dag zijn aangeleverd en dat zij de revisiedocumenten gaat controleren op volledigheid en juistheid. Dat CSF tijdig aan haar verplichting heeft voldaan volgt volgens CSF dan ook uit de brief van 8 september 2020. Dat de op 7 september 2020 geleverde revisiedocumenten niet juist waren betwist CSF. De schade die de Gemeente claimt als extra advieskosten zijn kosten die behoren tot de normale taak van de adviseurs van de Gemeente, zo voert CSF tot slot nog aan.
4.53.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat het indienen van meer- en minderwerk tot de overeenkomst behoort. Nergens volgt uit dat CSF jegens de Gemeente de verplichting heeft om het meerwerk en minderwerk in te dienen. CSF kan dan ook niet tekortgeschoten zijn in het nakomen van de verplichting tot het op juiste wijze indienen van meerwerk. De consequentie van het niet (op de juiste wijze) indienen van het meerwerk door CSF is dat de Gemeente het meerwerk niet hoeft te vergoeden. Dat de Gemeente het onverplicht op zich heeft genomen om kosten te maken voor het in kaart brengen van het meerwerk komt voor haar eigen rekening. Daarnaast ligt het op de weg van de Gemeente om zorg te dragen voor de onderbouwing van het minderwerk, omdat zij zich beroept op de verrekening van het minderwerk. Dit is niet de verantwoordelijkheid van CSF.
4.54.
Ten aanzien van de termijn waarop CSF de revisiedocumenten diende aan te leveren oordeelt de rechtbank als volgt. Op grond van artikel 12.1 sub a van de overeenkomst moet CSF de revisiedocumenten uiterlijk acht weken na de oplevering aan [naam01] of de Gemeente ter hand stellen. Niet ter discussie staat dat op 11 juni 2020 het werk is opgeleverd. Op grond van artikel 6:83 sub a BW verkeerde CSF dan ook op 6 augustus 2020 in verzuim, omdat zij op dat moment de volledige en juiste revisiedocumenten nog niet ter hand gesteld had. Uit de brief van 20 augustus 2020 van de Gemeente (productie 9 bij CvA) blijkt dat de Gemeente aan CSF heeft laten weten dat zij in verzuim verkeerde en dat de Gemeente de schade die zij dientengevolge lijdt op CSF zal verhalen. In diezelfde brief heeft de Gemeente aan CSF tot 7 september 2020 de gelegenheid gegeven om het verzuim te zuiveren. Tussen partijen staat niet ter discussie dat CSF op 7 september 2020 uiteindelijk revisiedocumenten heeft aangeleverd. De vraag is echter of CSF hiermee haar verzuim heeft gezuiverd.
4.55.
Hierbij is het volgende van belang. Een schuldenaar kan het verzuim zuiveren door alsnog behoorlijk na te komen. De schuldeiser mag een aanbod tot nakoming weigeren, wanneer zulks niet vergezeld gaat van een aanbod tot betaling van de inmiddels verschuldigd geworden schadevergoeding en van de kosten (artikel 6:86 BW). Over de vraag aan welke eisen een aanbod tot nakoming in dat geval moet voldoen heeft de Hoge Raad zich uitgelaten in het arrest van 7 december 2018 (ECLI:NL:HR:2018:2255). Daaruit volgt dat het in artikel 6:86 BW bedoelde aanbod tot betaling van ‘de inmiddels tevens verschuldigd geworden schadevergoeding’ niet alleen ziet op de reeds ingetreden, maar ook op de redelijkerwijs te verwachten toekomstige schade die het gevolg is van het verzuim van de schuldenaar. Het aanbod tot betaling van de kosten ziet onder meer op vergoeding van door de schuldeiser als gevolg van het verzuim van de schuldenaar tevergeefs gemaakte en redelijkerwijs nog te maken extra kosten.
4.56.
Dat door CSF een aanbod is gedaan aan de Gemeente om naast het verstrekken van de revisiedocumenten tevens de schade te vergoeden die de Gemeente heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van het verzuim is gesteld noch gebleken. De rechtbank komt daarmee tot de tussenconclusie dat CSF is tekortgeschoten in de nakoming van haar verplichting om tijdig revisiedocumenten ter hand te stellen.
4.57.
Vervolgens is de vraag wat de omvang van schade is die de Gemeente heeft geleden als gevolg van deze tekortkoming. De rechtbank kan niet zonder meer aansluiten bij de door de Gemeente genoemde bedragen. Uit de overgelegde producties 16, 138 en 139 bij conclusie van antwoord blijkt dat de gevorderde extra advieskosten bestaan uit enerzijds werkzaamheden die betrekking hebben op de gebruikelijke werkzaamheden van de adviseurs van de Gemeente of werkzaamheden die het gevolg zijn van het uitzoeken van het meer- en minderwerk. Deze advieskosten zijn geen schade. Anderzijds bestaan deze extra advieskosten wel uit werkzaamheden die adviseurs van de Gemeente extra hebben moeten verrichten als gevolg van het verzuim van CSF om tijdig de revisiedocumenten ter hand te stellen.
4.58.
De rechtbank zal de Gemeente daarom in de gelegenheid stellen om bij akte de gestelde schade extra kosten D&T en extra advieskosten voor zover die betrekking heeft op de revisiedocumenten te specificeren en te onderbouwen met bewijsstukken.
A17b §42 lid 2 UAV Toepassing doorbelasting extra kosten (- € 46.643,50 )
4.59.
De gemeente stelt dat het als gevolg van de te late oplevering van het gemeentehuis schade heeft geleden. Deze schade bestaat uit de inzet van extra manuren en dient te worden vergoed op grond van §42 lid 2 UAV. Volgens de Gemeente kan het deze schadevergoeding vorderen op grond van paragraaf 00.02.42 van het bestek (zie 2.6).
CSF betwist het bestaan van de schade, de causaliteit en de bedragen uit de berekening van de Gemeente (productie 115 bij CvA).
4.60.
De rechtbank oordeelt als volgt. Niet ter discussie staat dat CSF aan de Gemeente een bedrag van € 30.000,00 verschuldigd is in verband met het niet tijdig opleveren van het werk op grond van paragraaf 00.02.42 van het bestek. Op grond van paragraaf 00.02.42 van het bestek (zie 2.6) komt naast deze “boete” ook de
verdereschade voor vergoeding in aanmerking. Dit betekent dus dat alleen de schade die het al vergoede bedrag van
€ 30.000,00 te boven gaat voor vergoeding in aanmerking komt. De Gemeente heeft echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende inzichtelijk gemaakt dat haar schade het bedrag van € 30.000,00 overstijgt. De schade die de Gemeente in rekening heeft gebracht voor de afwikkeling van meer- en minderwerk komt immers, zoals al eerder is besloten onder 4.53, niet voor vergoeding in aanmerking. Uit de in productie 115 overgelegde berekening is niet duidelijk welke kosten dit zijn en of dit andere kosten zijn dan de als schade gevorderde extra advieskosten (r.o. 4.52 e.v.) of de als schade gevorderde kosten vanwege extra inzet door D&T (r.o. 4.62).
4.61.
De rechtbank zal de Gemeente daarom in de gelegenheid stellen om bij akte de gestelde schade, voor zover deze betrekking heeft op de te late oplevering van het gemeentehuis, te specificeren en te onderbouwen met bewijsstukken. De Gemeente dient bij de onderbouwing van haar schade, zoals hiervoor onder 4.60 reeds is overwogen, ermee rekening te houden dat de schade niet reeds is gevorderd onder r.o. 4.52 e.v. en r.o. 4.62 en of deze schade voor vergoeding in aanmerking komt gelet op hetgeen is overwogen onder 4.53.
A19 en E2 t/m E10 kosten vanwege extra inzet door D&T (- € 25.439,50)
4.62.
De Gemeente stelt dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst doordat zij te laat was met het aanleveren van de opleveringsbescheiden en dat het hierdoor schade heeft geleden. Deze schade bestaat uit de extra uren die [bedrijf01] , de toezichthouder en het ingeschakelde installatieadviesbureau HVM hebben moeten maken.
4.63.
De rechtbank is van oordeel dat de Gemeente onvoldoende duidelijk heeft gemaakt waar deze schadepost op ziet. In de conclusie van antwoord heeft de Gemeente het over de te laat aangeleverde revisiedocumenten, het controleren van het meer- en minderwerk en het in kaart brengen van de te verhelpen restpunten bij oplevering. Deze schadeposten zijn echter ook al gevorderd bij de extra advieskosten (r.o. 4.52) en bij de schadepost op grond van §42 lid 2 UAV (r.o. 4.59). Verwijzend naar hetgeen de rechtbank ten aanzien van deze schadeposten al heeft overwogen komt zij tot de conclusie dat alleen de schade geleden door de extra werkzaamheden die zijn verricht in verband met het niet tijdig aanleveren van de revisiedocumenten voor vergoeding in aanmerking komt. Zoals hiervoor door de rechtbank overwogen onder 4.58 wordt de Gemeente in de gelegenheid gesteld om haar schade voor zover deze betrekking heeft op de revisiestukken te specificeren en te onderbouwen met bewijsstukken.
E11 rioolproblemen (-€ 3.206,00)
4.64.
De Gemeente stelt primair dat CSF tekortgeschoten is in de nakoming van de overeenkomst door de bekabeling van het alarm van het niveau in de rioolput niet waterdicht te maken. Als gevolg hiervan ging het alarm niet af toen de rioolputten achter het gemeentehuis volliepen met rioolwater en dit water vervolgens de fietsenkelder instroomde. De Gemeente heeft hierdoor schade geleden.
Subsidiair stelt de Gemeente dat CSF onrechtmatig jegens de Gemeente heeft gehandeld doordat zij heeft nagelaten om voorafgaand aan het sluiten van het riool het bouwpuin uit het riool te verwijderen. Door het niet weghalen van het bouwpuin is het riool verstopt geraakt, waardoor de Gemeente schade heeft geleden.
CSF betwist dat de schade door haar is veroorzaakt en voert daartoe aan dat het alarm werkte en dat het bouwpuin niet afkomstig is van CSF maar van andere bouwbedrijven die rond het gemeentehuis werkte.
4.65.
De rechtbank constateert dat de Gemeente twee cumulatieve oorzaken voor de schade heeft aangevoerd: het niet werkende alarm en het bouwpuin dat het riool verstopte. De Gemeente wijt beide oorzaken aan CSF. Ten aanzien van het bouwpuin in het riool merkt de rechtbank het volgende op. Vaststaat dat naast CSF er nog meer bedrijven werkzaam waren bij de verbouwing van het gemeentehuis. Ter zitting heeft [naam01] verklaard dat gelet op het tijdsverloop de werkzaamheden van deze andere bedrijven niet kunnen hebben geleid tot bouwpuin in het riool. Deze verklaring van [naam01] heeft CSF niet betwist. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat het bouwpuin in het riool afkomstig is van de werkzaamheden uitgevoerd door óf in opdracht van CSF. De Gemeente stelt in randnummer 325 van haar conclusie van antwoord dat het Unica is geweest die ter plaatse van de rioolverstopping heeft gewerkt. Gelet op dit standpunt is het de rechtbank onduidelijk of het bouwpuin afkomstig is van CSF of van haar onderaannemer Unica. De Gemeente stelt daar verder niets over. Evenmin stelt zij dat CSF aansprakelijk zou kunnen worden gehouden voor het door Unica achtergelaten bouwpuin op grond van artikel 6:171 BW en dat aan de voorwaarden op grond van artikel 6:171 BW is voldaan. Er is daarmee te veel onduidelijk over het achtergelaten bouwpuin. Van wie is het afkomstig en wie kan daarvoor op welke grond aansprakelijk worden gehouden. De Gemeente had op dit punt meer feiten en omstandigheden moeten stellen.
4.66.
De Gemeente stelt daarnaast dat CSF het bouwpuin voorafgaand aan het sluiten van het riool had moeten verwijderen. CSF heeft betwist dat door haar toedoen de schade is ontstaan. Onvoldoende duidelijk is wanneer het riool door CSF is gesloten en óf op dat moment het bouwpuin al in het riool aanwezig was, dan wel of dit bouwpuin ook later (na sluiting) nog in het riool kan zijn gekomen. Enige informatie over bijvoorbeeld de afmeting van het bouwpuin heeft de Gemeente niet gegeven aan de rechtbank zodat ook niet na te gaan is of het bouwpuin alleen ten tijden van het open zijn van het riool kan zijn achtergelaten. Ook ten aanzien van dit verwijt had de Gemeente daarom meer feiten en omstandigheden moeten stellen. Dat CSF onrechtmatig heeft gehandeld door bouwpuin in het riool achter te laten, dan wel dat CSF aansprakelijk is voor het achterlaten van het bouwpuin door Unica, dan wel dat CSF aansprakelijk is voor het niet verwijderen van het bouwpuin bij het sluiten van het riool, is daarom niet komen vast te staan
4.67.
Ten aanzien van het verwijt dat CSF is tekortgeschoten in het nakomen van haar verplichting op grond van de overeenkomst omdat zij de bekabeling van het alarm in de rioolput niet waterdicht heeft gemaakt oordeelt de rechtbank als volgt. Zou komen vast te staan dat CSF bij het uitvoeren van dit werk is tekortgeschoten, dan ontbreekt het causaal verband tussen het niet werkende alarm en de schade (de kosten gemaakt voor het leegpompen van de fietsenkelder en het herstellen van het riool). Dat bij een wel werkend alarm de schade niet, dan wel in mindere mate zou zijn geleden heeft de Gemeente gelet op de betwisting door CSF onvoldoende onderbouwd.
4.68.
Gelet op het bovenstaande wijst de rechtbank deze schadepost af.
Slotsom
4.69.
De rechtbank stelt de Gemeente in de gelegenheid om bij akte zich uit te laten over de te benoemen deskundige en de aan de deskundige te stellen vragen in verband met de minderwerkpost wervel- en lijnroosters (r.o.4.34) en zich in diezelfde akte tevens uit te laten over de schadeposten die betrekking hebben op de revisiedocumenten en de te late oplevering van het gemeentehuis, zoals hiervoor vermeld onder 4.58 en 4.61. Voor het nemen van deze akte verwijst de rechtbank de zaak naar de rol van
3 mei 2023. CSF mag vervolgens een antwoordakte nemen. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.
4.70.
Het staat partijen vrij om naar aanleiding van dit tussenvonnis met elkaar te overleggen over een minnelijke regeling. Als zij daartoe overgaan, kunnen zij de rechtbank desgewenst verzoeken de termijn voor het nemen van hun aktes te verlengen.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
3 mei 2023voor het nemen van een akte door de Gemeente over hetgeen is vermeld onder 4.69,
5.2.
bepaalt dat de zaak vier weken nadat de akte is genomen weer op de rol zal komen voor het nemen van een antwoordakte door CSF,
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen. Het is ondertekend door de rolrechter en op 5 april 2023 uitgesproken in het openbaar.
[3360/2990]