ECLI:NL:RBROT:2023:2991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 maart 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
KTN-10111860_31032023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid werkgever bij arbeidsongeval met descente gelast

In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, staat de aansprakelijkheid van de werkgever centraal naar aanleiding van een arbeidsongeval dat plaatsvond op 25 mei 2022. De eiser, een uitzendkracht, stelt dat hij tijdens zijn werkzaamheden bij de gedaagde, een tuindersbedrijf, is gevallen over een rail die uit de vloer stak. De eiser heeft als gevolg van deze val een elleboogfractuur opgelopen, waarvoor hij de gedaagde aansprakelijk stelt op basis van artikel 7:658 lid 2 BW. De gedaagde betwist de aansprakelijkheid en stelt dat er geen sprake is van een arbeidsongeval, en dat de eiser niet is gevallen zoals hij beweert.

Tijdens de mondelinge behandeling op 8 februari 2023 is de zaak besproken, waarbij de eiser werd bijgestaan door een tolk en zijn gemachtigde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de verklaring van de eiser dat hij letsel heeft opgelopen tijdens zijn werk. De gedaagde heeft echter vraagtekens gezet bij de betrouwbaarheid van de verklaringen van getuigen en de omstandigheden van het ongeval. De kantonrechter heeft besloten dat het noodzakelijk is om de plaats van het ongeval te bezoeken om de situatie ter plaatse te beoordelen. Een descente is gelast, waarbij de eiser zorg dient te dragen voor de aanwezigheid van een Poolse tolk.

De zaak is aangehouden voor verdere behandeling, waarbij partijen hun verhinderdata dienen door te geven voor de komende maanden. De beslissing van de kantonrechter is openbaar uitgesproken en de verdere procedure zal zich richten op het vaststellen van de feiten rondom het ongeval en de aansprakelijkheid van de gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10111860 CV EXPL 22-29327
datum uitspraak: 31 maart 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. P. Kowalczyk
tegen
[gedaagde01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] , gemeente [gemeente01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R.J. van Wolferen.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 19 september 2022, met bijlagen 1 tot en met 8;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 14;
  • de brief van [eiser01] , met bijlagen 9 en 10 (2 foto’s), voor de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 8 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. met [eiser01] , met hulp van K. Kruk tolk in de Poolse taal, bijgestaan door mr. Kowalczyk, en met [naam01] en zijn echtgenote, bijgestaan door mr. Van Wolferen.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde01] exploiteert een tuindersbedrijf.
2.2.
[eiser01] is als uitzendkracht aan [gedaagde01] ter beschikking gesteld door uitzendbureau Fix Personeelsdiensten B.V. Vanaf januari 2020 heeft [eiser01] bij [gedaagde01] gewerkt als oogstmedewerker.
2.3.
Op 25 mei 2022 was [eiser01] bij [gedaagde01] aan het werk in de kas. Naar eigen zeggen is hij die dag omstreeks 9:10 uur gevallen in een gangpad in de kas, nabij de uitgang/sorteerafdeling/kantine. Volgens [eiser01] wilde hij het gangpad uitlopen, maar werd hij verblind door de zon, waardoor hij niet goed kon zien, en is hij vervolgens vóór in de kas, vlakbij de uitgang gestruikeld over een in de vloer verwerkte rail van het transportsysteem voor elektrische trolleys, welke rail ter plaatse een stukje uit de vloer stak, en is hij op zijn elleboog gevallen.
2.4.
[eiser01] is op 25 mei 2022 opgenomen in het ziekenhuis in verband met een elleboog fractuur (olecranon fractuur met reden van opname Monteggia links, radiuskop), waaraan hij is geopereerd door er een plaat en schroeven in te zetten.
2.5.
Bij brief van 15 juli 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] - verkort weergegeven - [gedaagde01] op grond van artikel 7:658 lid 2 BW aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden en nog te lijden schade.
2.6.
Bij e-mailbericht van 1 augustus 2022 heeft [gedaagde01] hierop gereageerd.
2.7.
De arbeidsovereenkomst is geëindigd. [eiser01] ontvangt thans een ZW-uitkering.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist samengevat om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
  • voor recht te verklaren dat [gedaagde01] tegenover hem aansprakelijk is voor het letsel dat hij opgelopen heeft op of omstreeks 25 mei 2022;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn eis ten grondslag dat hij in de uitoefening van zijn werkzaamheden als uitzendkracht, bij [gedaagde01] als inlener, betrokken is geraakt bij een arbeidsongeval op of omstreeks 25 mei 2022, doordat hij gestruikeld is over een uitstekend stukje rails die uit een betonvloer stak. Als gevolg hiervan heeft hij letsel opgelopen, een elleboogfractuur, met schade tot gevolg, onder meer immateriële schade en verlies aan verdienvermogen. Op de voet van artikel 7:658 lid 4 BW is [gedaagde01] hiervoor aansprakelijk, aldus [eiser01] .
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en concludeert tot afwijzing daarvan, met veroordeling, uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser01] in de proceskosten en de nakosten.
3.4.
[gedaagde01] voert aan dat zij niet aansprakelijk is voor de schade van [eiser01] . Zij trekt in twijfel dat [eiser01] gevallen is tijdens het werk. En als [eiser01] gevallen is tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden, dan is dat niet het gevolg geweest van het niet nakomen van de maatregelen als bedoeld in artikel 7:658 lid 1 BW. In dit verband wijst [gedaagde01] erop dat op de plek waar [eiser01] stelt te zijn gevallen, te weten een gangpad nabij de uitgang/sorteerafdeling/kantine van de kas, sprake is van een egale vloer, met daarin verzonken een rail van ongeveer anderhalve centimeter breed en diep, wat geen gevaar zettende situatie oplevert. Ter plaatse stak de rail niet uit het beton. Er is wel een “hapje” uit de rail waarover [eiser01] stelt te zijn gevallen maar dat hapje bevindt zich niet op de plek waar de val zou hebben plaatsgevonden (vóór in de kas, vlak bij de uitgang) maar op een plek 67 meter van de uitgang. Daarnaast voert [gedaagde01] aan dat binnen het bedrijf regels gelden en veiligheidsinstructies worden gegeven gericht op veilig lopen in de kas, die aan [eiser01] zijn uitgelegd en ter hand gesteld in de Poolse taal. Tevens wordt erop gewezen dat geen waarschuwing nodig is voor algemeen bekende gevaren en niet als gevaarlijk te kwalificeren situaties die zich buiten de werkplek ook kunnen voordoen. Kortom, er is geen sprake geweest van een arbeidsongeval waarvoor zij aansprakelijk is, aldus [gedaagde01] .
3.5.
De stellingen van partijen worden, voor zover nodig, bij de beoordeling van de eis nader besproken.

4.De beoordeling

4.1.
Vooropgesteld wordt dat de kantonrechter geen reden ziet voor twijfel aan het gestelde dat [eiser01] op 25 maart 2022 tijdens zijn werk voor [gedaagde01] letsel heeft opgelopen door een val. Hij heeft die dag immers gewerkt voor [gedaagde01] , terwijl hoogst onwaarschijnlijk is dat hij het werk al is aangevangen met een gebroken elleboog, wat ook niet is betoogd door [gedaagde01] . Niet weersproken is de verklaring van [eiser01] bij de mondelinge behandeling dat hij die dag door de echtgenote van [naam01] vanaf het werk naar het ziekenhuis gebracht is en dat daar een fractuur in zijn elleboog is vastgesteld. Daarom wordt ervan uitgaan dat dit letsel op het werk is ontstaan en wordt aan de betwisting op dit punt voorbij gegaan.
4.2.
Ter onderbouwing van zijn standpunt dat hij schade heeft geleden en lijdt waarvoor [gedaagde01] aansprakelijk is, heeft [eiser01] twee op schrift gestelde verklaringen in het geding gebracht van [naam02] en zijn moeder [naam03] . Bij de betrouwbaarheid van die verklaringen heeft [gedaagde01] echter vraagtekens gezet, gezien de banden die [eiser01] met hen onderhoudt. [naam02] is huisgenoot van [eiser01] . Ook is van de zijde van [gedaagde01] aangevoerd dat gesproken is met moeder en zoon [naam03] en hen gevraagd is waar [eiser01] zou zijn gevallen en dat zij vervolgens een plek hebben aangewezen voorin de kas waar niet een stuk rail uit de betonvloer steekt. [eiser01] heeft in de dagvaarding gesteld dat hij gevallen is nabij de uitgang/sorteerafdeling/kantine in de kas, maar bij de mondelinge behandeling is naar voren gebracht dat het was op een andere plek op 67 meter van de uitgang van de kas, in een gangpad waar een hapje uit de rail is. [naam01] heeft verklaard dat hij die ochtend in de kas aan het werk was in het gangpad naast het gangpad met de rail waar een hapje uit is, maar toen niet gezien of gehoord heeft dat [eiser01] viel. De echtgenote van [gedaagde01] heeft verklaard dat pas in de kantine eerste hulp geboden is aan [eiser01] . Daarnaast is aangevoerd dat de betreffende rail waar een hapje uit is, gelicht kan worden uit de betonvloer, maar dat die rail, als je dat niet doet, verzonken ligt in de vloer. Daarbij is opgemerkt dat het transportsysteem voor elektrische trolleys niet goed werkt als de rail zou uitsteken.
4.3.
Gelet op het verweer staat nu niet vast waar het ongeval van [eiser01] heeft plaatsgevonden en wat er toen precies is gebeurd. Als er inderdaad een stukje rail uitstak, zodanig dat je er over kon struikelen dan is [gedaagde01] aansprakelijk voor het letsel van [eiser01] en anders is er gewoon sprake geweest van onoplettendheid en/of pech. Daarom lijkt het de kantonrechter zinvol de plaats van het ongeval te bezoeken. Het zou goed zijn dat de mensen die betrokken waren bij de zaak en getuige waren van het ongeval daarbij aanwezig zijn. De aanwezigheid van een tolk Pools is gewenst, waarvoor [eiser01] zorg dient te dragen.
4.4.
Met het oog op een te verrichten descente bij de kas van [gedaagde01] dienen partijen op de rolzitting van 18 april 2023 om 13:30 uur hun verhinderdata voor de komende vier maanden door te geven.
4.5.
Iedere verdere beslissing wordt thans aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
gelast een descente op de locatie van [gedaagde01] aan de [adres01] in Bleiswijk op een nog te bepalen datum en tijdstip, bij welke gelegenheid [eiser01] zorg dient te dragen voor de aanwezigheid van een tolk in de Poolse taal;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 11 april 2023 om 13:30 uur bij welke gelegenheid partijen hun verhinderdata voor de komende vier maanden dienen door te geven;
houdt iedere verdere beslissing in dit stadium van het geding aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465