ECLI:NL:RBROT:2023:2988

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10/322655-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in een strafzaak inzake gekwalificeerde diefstal en heling

Op 5 april 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren in Chili, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De zaak betrof een vrijspraak van gekwalificeerde diefstal en heling. De verdachte was bijrijder in een auto waaruit een tas met gestolen goederen werd gegooid, maar er was onvoldoende bewijs om zijn betrokkenheid bij de woninginbraak op 8 december 2022 vast te stellen. De rechtbank oordeelde dat de reisbewegingen van de auto en het gedrag van de verdachte niet voldoende bewijs boden voor zijn schuld. De officier van justitie had een gevangenisstraf van zes maanden geëist, maar de rechtbank concludeerde dat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De verdachte werd vrijgesproken van zowel de primair als subsidiair ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt het belang van wettig en overtuigend bewijs in strafzaken.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/322655-22
Datum uitspraak: 5 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Chili) op [geboortedatum01] 1988,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsman mr. M.A.M. Karsten, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde. De verdachte was bijrijder van de auto waaruit een tas met gestolen sieraden, munten en papieren van de aangeefster is gegooid. In de auto lagen sieraden, munten en een breekijzer. De reisbewegingen van de auto passen in de route van Amsterdam naar Rotterdam en terug, en vallen in het tijdsbestek van de inbraak. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring ervoor gegeven waarom hij in die auto zat. De verdachte is, nadat de auto in een sloot tot stilstand was gekomen, voor de politie weggerend en heeft hiervoor evenmin een aannemelijke verklaring gegeven.
De verdediging heeft vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte was in Nederland als toerist en had via een vriend een lift gekregen van een Chileense landgenoot, de medeverdachte [medeverdachte01] . De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de inbraak en kent de andere inzittenden van de auto niet. Hij was verbaasd dat iemand achterin de auto een tas uit het raam gooide. De verdachte hoorde pas tijdens de achtervolging dat de auto mogelijk als gestolen geregistreerd stond en dat de bestuurder daarom vluchtte voor de politie. De verdachte zelf rende weg voor de politie, omdat hij hier niet bij betrokken wilde raken.
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat op 8 december 2022 is ingebroken in de woning van de aangeefster. Daarbij is een hoeveelheid sieraden, munten en papieren weggenomen. De inbrekers hebben zich de toegang tot de woning verschaft door een ruit in te slaan. De overbuurvrouw van aangeefster heeft verklaard dat zij gezien heeft dat er rond 18:45 uur – zij dacht vijf – mannen rondliepen in en bij het huis van aangeefster en vervolgens wegliepen met een plastic tas. Zij kon geen signalement geven van de mannen omdat het te donker was.
Omstreeks 19:45 uur kreeg de politie een melding dat een als gestolen opgegeven auto met Spaans kenteken reed op de Rijksweg A4 te Hoofddorp in de richting van Amsterdam. De politie nam hierop positie in op een toerit van de A4, ging voor de auto rijden nadat deze was gepasseerd en gaf de bestuurder een stopteken. In plaats van te stoppen gaf de bestuurder extra gas en haalde hij de politieauto in. De verbalisanten zetten hierop de achtervolging in en zagen dat kort daarna een witte plastic tas uit de auto in de rechterberm werd gegooid, waarin zich later de door de aangeefster als gestolen opgegeven sieraden, munten en papieren bleken te bevinden. Na een achtervolging, waarbij de bestuurder aan de politie trachtte te ontkomen, kwam de auto uiteindelijk in een sloot tot stilstand. De verdachte en drie andere inzittenden vluchtten uit de auto. De politie heeft de verdachte, die als bijrijder in de auto zat, en de bestuurder van de auto, de medeverdachte [medeverdachte01] aangehouden.
Beoordeling
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte een van de daders is van de woninginbraak aan de [adres01] in Rotterdam, en – indien dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen – of sprake is van opzet dan wel schuldheling.
Uit de door de politie geanalyseerde reisbewegingen van de auto die de verdachte bestuurde en waaruit de tas met gestolen goederen werd gegooid, blijkt dat de auto zich rond het tijdstip van de inbraak in Rotterdam bevond. Het dossier roept tegen deze achtergrond vragen op omtrent het handelen van de verdachte: waarom hij in Rotterdam was en in een auto is gestapt van iemand die hij niet kende, en waarom hij volgens zijn eigen verklaring met het openbaar vervoer naar de hem onbekende [medeverdachte01] is gereisd. Deze omstandigheden zijn echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte als (mede)pleger betrokken was bij de woninginbraak aan de [adres01] . Er zijn geen getuigen die de verdachte rond het tijdstip van de inbraak in of nabij de woning hebben gezien en er is geen concreet signalement beschikbaar op basis waarvan zijn daderschap kan worden vastgesteld. Evenmin is met zekerheid vast te stellen of de auto waarin de verdachte reed, rond het tijdstip van de inbraak in de directe omgeving van de woning is geweest. In of nabij de woning zijn geen sporen aangetroffen die herleidbaar zijn tot de verdachte. Om deze redenen zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (mede)plegen van diefstal met braak.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal volgt dat zich in de auto waarin de verdachte reed, iemand bevond die de tas met gestolen spullen bij zich had. Niet kan worden vastgesteld of, en zo ja vanaf welk moment de verdachte daarvan op de hoogte was. Van de sieraden en munten die naderhand los in de auto zijn aangetroffen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld of deze uit de woning afkomstig zijn en later door de aangeefster als haar eigendom zijn herkend. Voor een bewezenverklaring van opzet- dan wel schuldheling moet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gestolen voorwerpen die zich in de auto bevonden, uit misdrijf afkomstig waren en dat hij deze goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Op grond van de geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat dit niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld, zodat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
4.2.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.E. van Rossum, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 8 december 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/ of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een
woning gelegen aan de [straatnaam01] nummer [X01] , alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
één of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/ of dat/ die weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/of een valse sleutel;
(
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 december 2022 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer siera(a)d(en), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/ of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)