ECLI:NL:RBROT:2023:2987

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 april 2023
Publicatiedatum
7 april 2023
Zaaknummer
10/322653-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor gekwalificeerde diefstal en heling, veroordeling voor verkeersdelicten en wederspannigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 5 april 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Chili in 1987, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland was. De verdachte werd beschuldigd van gekwalificeerde diefstal en heling, maar de rechtbank sprak hem vrij van deze beschuldigingen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte als (mede)pleger van de woninginbraak aan te merken. De verdachte had geen aannemelijke verklaring voor zijn vluchtgedrag en de aanwezigheid van gestolen goederen in de auto, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat hij betrokken was bij de inbraak.

De rechtbank oordeelde echter wel dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan overtredingen van de Wegenverkeerswet en wederspannigheid. De verdachte had tijdens een achtervolging door de politie verkeersregels in ernstige mate geschonden, waaronder het negeren van stoptekens en het rijden met een te hoge snelheid. Ook had hij zich verzet tegen zijn aanhouding. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zes weken op, met aftrek van voorarrest, en oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de feiten die hem ten laste waren gelegd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder in Nederland was veroordeeld.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/322653-22
Datum uitspraak: 5 april 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] (Chili) op [geboortedatum01] 1987,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
raadsvrouw mr. S.R. den Toonder, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E. Verhoeven-Ivankovic heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 maanden met aftrek van voorarrest;

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde feit. De verdachte was de bestuurder van de auto waaruit een tas met gestolen sieraden, munten en papieren van de aangeefster is gegooid. In de auto van de verdachte lagen sieraden, munten en een breekijzer. De reisbewegingen van de auto passen in de route van Amsterdam naar Rotterdam en terug, en vallen in het tijdsbestek van de inbraak. De verdachte heeft geen aannemelijke verklaring ervoor gegeven waarom hij voor de politie op de vlucht is geslagen.
De verdediging heeft voor dit feit vrijspraak bepleit vanwege het ontbreken van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte ontkent enige betrokkenheid bij de inbraak. De verdachte kende zijn bijrijders niet en wist ook niets van de tas die uit het raam is gegooid. Dat de verdachte hard is weggereden voor de politie was omdat hij de huurauto niet tijdig had ingeleverd en bang was voor een aanhouding op verdenking van diefstal van de auto.
Feiten en omstandigheden
Vast staat dat op 8 december 2022 is ingebroken in de woning van de aangeefster. Daarbij is een hoeveelheid sieraden, munten en papieren weggenomen. De inbrekers hebben zich de toegang tot de woning verschaft door een ruit in te slaan. De overbuurvrouw van de aangeefster heeft verklaard dat zij gezien heeft dat er rond 18:45 uur – zij dacht vijf – mannen rondliepen in en bij het huis van de aangeefster en vervolgens wegliepen met een plastic tas. Zij kon geen signalement geven van de mannen omdat het te donker was.
Omstreeks 19:45 uur kreeg de politie een melding dat een als gestolen opgegeven auto met Spaans kenteken reed op de Rijksweg A4 te Hoofddorp in de richting van Amsterdam. De politie nam hierop positie in op een toerit van de A4, ging voor de auto rijden nadat deze was gepasseerd en gaf de bestuurder een stopteken. In plaats van te stoppen gaf de bestuurder extra gas en haalde hij de politieauto in. De verbalisanten zetten hierop de achtervolging in en zagen dat kort daarna een witte plastic tas uit de auto in de rechterberm werd gegooid, waarin zich later de door de aangeefster als gestolen opgegeven sieraden, munten en papieren bleken te bevinden. Na een achtervolging, waarbij de bestuurder aan de politie trachtte te ontkomen, kwam de auto uiteindelijk in een sloot tot stilstand. De bestuurder en drie andere inzittenden vluchtten uit de auto. De politie heeft de verdachte, die de auto bestuurde, en zijn bijrijder, de medeverdachte [medeverdachte01] , aangehouden. De twee andere inzittenden wisten te ontkomen; hun identiteit is bij het opsporingsonderzoek onbekend gebleven.
Beoordeling
De vraag die de rechtbank dient te beantwoorden is of de verdachte een van de daders is van de woninginbraak aan de [adres01] in Rotterdam, en – indien dit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen – of sprake is van opzet dan wel schuldheling.
Uit de door de politie geanalyseerde reisbewegingen van de auto die de verdachte bestuurde en waaruit de tas met gestolen goederen werd gegooid, blijkt dat de auto zich rond het tijdstip van de inbraak in Rotterdam bevond. De reactie van de verdachte toen de politie hem een stopteken gaf en zijn verklaring dat hij niets wist van de gestolen goederen en dat hij de andere inzittenden van de auto niet kende, roept binnen deze context vragen op. Ook is onduidelijk gebleven wat de verdachte met een in Barcelona gehuurde auto in Rotterdam te zoeken had en waarom hij in de auto een breekijzer met zich meevoerde. Deze omstandigheden zijn echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om te kunnen vaststellen dat de verdachte als (mede)pleger betrokken was bij de woninginbraak aan de [adres01] . Er zijn geen getuigen die de verdachte rond het tijdstip van de inbraak in of nabij de woning hebben gezien en er is geen concreet signalement beschikbaar op basis waarvan zijn daderschap kan worden vastgesteld. Evenmin is met zekerheid vast te stellen of de auto waarin de verdachte reed, rond het tijdstip van de inbraak in de directe omgeving van de woning is geweest. In of nabij de woning zijn geen sporen aangetroffen die herleidbaar zijn tot de verdachte. Om deze redenen zal de verdachte worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde (mede)plegen van diefstal met braak.
Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Uit het proces-verbaal volgt dat zich in de auto die door de verdachte werd bestuurd, iemand bevond die de tas met gestolen spullen bij zich had. Niet kan worden vastgesteld of, en zo ja vanaf welk moment de verdachte daarvan op de hoogte was. Van de sieraden en munten die naderhand los in de auto zijn aangetroffen, kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld of deze uit de woning afkomstig zijn en later door de aangeefster als haar eigendom zijn herkend. Voor een bewezenverklaring van opzet – dan wel schuldheling moet worden vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de gestolen voorwerpen die zich in de auto bevonden, uit misdrijf afkomstig waren en dat hij deze goederen heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen. Op grond van de geschetste feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat dit niet met de vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld, zodat de verdachte ook van het subsidiair ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken.
Conclusie
Het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Ten aanzien van de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de door de politie beschreven gedragingen van de verdachte als bestuurder van de auto tijdens de achtervolging, wettig en overtuigend bewijs opleveren voor het onder 2 ten laste gelegde, te weten het opzettelijk in ernstige mate schenden van de verkeersregels waardoor levensgevaar, dan wel gevaar voor zwaar lichamelijk letsel te duchten is. Uit het proces-verbaal van de politie volgt volgens de officier van justitie ook het bewijs voor het onder 3 ten laste gelegde, te weten het plegen van verzet door de verdachte bij zijn aanhouding.
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank en heeft ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde vrijspraak bepleit. De verdachte ontkent dat hij zich heeft verzet bij zijn aanhouding. Hij is juist degene die door de politie hardhandig is aangepakt en heeft daarbij verwondingen aan zijn gezicht opgelopen.
Feit 2 (ernstige gevaarzetting in het verkeer)
Uit het proces-verbaal van de politie waarin de aanhouding van de verdachte wordt gerelateerd blijkt dat de verdachte een signaal van het eerste politievoertuig met ‘
Police follow’ heeft genegeerd. De verdachte heeft juist gas gegeven, heeft de voor hem rijdende politieauto ingehaald en heeft evenmin gereageerd op het stopteken en de optische en geluidssignalen van een tweede politievoertuig. Hij heeft na het verlaten van de snelweg een rood verkeerslicht genegeerd en heeft zijn snelheid verhoogd naar 90 kilometer per uur, waar als maximum snelheid 50 kilometer per uur gold. Hij is uitgeweken naar de lijnbusbaan, is met hoge snelheid een bromfiets/fietspad opgereden en is daarna in een sloot tot stilstand gekomen.
De rechtbank moet beoordelen of de verdachte met het hiervoor vastgestelde verkeersgedrag (a) de verkeersregels heeft geschonden, (b) of hij dat in ernstige mate heeft gedaan, (c) of hij dat opzettelijk heeft gedaan en (d) of daardoor gevaar was te duchten voor het leven of zwaar lichamelijk letsel van anderen.
De rechtbank stelt gelet op bovenstaande beschreven feiten en omstandigheden vast dat de verdachte meerdere verkeersregels heeft geschonden en wel in ernstige mate. Dat dit opzettelijk is gebeurd blijkt uit de verklaring van de verdachte dat hij voor de politie wilde vluchten. Door de gedragingen van de verdachte was ernstig gevaar te duchten voor het leven of ernstig lichamelijk letsel van medeweggebruikers.
Het onder feit 2 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3 (wederspannigheid)
Uit het proces-verbaal blijkt dat de verdachte, nadat de auto in een sloot tot stilstand was gekomen, uit de auto stapte en wegrende. Ondanks de mededeling van de verbalisant dat de verdachte was aangehouden, bleef hij doorrennen. Toen de verdachte op de grond viel en de verbalisant hem kon vastpakken, probeerde de verdachte zich tot tweemaal toe los te trekken door met zijn benen heen en weer te bewegen en met kracht zijn armen weg te trekken. Uiteindelijk heeft de verbalisant de verdachte pas kunnen inrekenen met de fysieke hulp van een collega. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de juistheid van de weergave van de feiten door de verbalisanten. Dat de verdachte hierbij verwondingen aan zijn gezicht heeft gelopen, doet niet af aan deze conclusie. De rechtbank ziet in de beschrijving door de verbalisanten – voor zover de verdediging zich daarop beroept – ook geen aanleiding voor het vermoeden dat het geweld bij aanhouding niet passend is geweest. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verzet bij zijn aanhouding tegen twee verbalisanten in de rechtmatige uitoefening van hun bediening.
Het onder feit 3 ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.1.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte de onder feiten 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring feiten 2 en 3
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij, op 8 december 2022 te Amsterdam, als
bestuurder van een personenauto (Volkswagen, type T-Cross, voorzien van het
Spaanse kenteken [kentekennummer01] ), daarmee rijdende over de Gooiseweg en de
Daalwijkdreef en het Ganzenhoefpad, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen
dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- op de Gooiseweg (in de richting van de Rijksweg A9) geen gevolg te geven aan
verkeersaanwijzingen van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994
bevoegde personen, door een stopteken middels transparant met de in het Engels
vertaalde woorden: 'Politie Stop' te negeren en
- op de Daalwijkdreef een rood verkeerslicht te negeren en aldaar met een
snelheid van ongeveer (tenminste) 90 kilometer per uur te rijden, althans met een
aanzienlijk hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een aanzienlijk
hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en
- op de Daalwijkdreef zeer dicht achter een vóór hem, verdachte, rijdende
motorvoertuig te rijden en
- op de Daalwijkdreef op de lijnbus baan te rijden en- op een bromfiets/fietspad, te weten het Ganzenhoefpad te rijden en aldaar met
te hoge snelheid voor die verkeerssituatie te rijden en bij een wegversmalling de
controle over het stuur te verliezen,
door welke verkeersgedragingen van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor anderen te duchten was;
3.
hij, op 8 december 2022 te Amsterdam
zich met geweld heeft verzet
tegen ambtenaaren, [naam01] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Amsterdam) en [naam02] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun bediening, te
weten ter aanhouding van verdachte
door te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren
verdachte trachtten te geleiden en zich los proberen te trekken en/of zijn arm
onder zijn lichaam te steken;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Feit 2:
Overtreding van artikel 5a van de Wegenverkeerswet 1994.
Feit 3:
Wederspannigheid.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Standpunten officier van justitie en verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot 7 maanden gevangenisstraf met aftrek van het voorarrest, uitgaand van een bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
De verdediging heeft verzocht om, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, de eventueel op te leggen gevangenisstraf te beperken tot de duur van de voorlopige hechtenis en daarbij mee te laten wegen dat de verdachte niet meer in Nederland verblijft en een terugkeerverbod heeft ontvangen van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND).
Oordeel van de rechtbank
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan gevaarlijk rijgedrag en heeft daarmee de veiligheid van medeweggebruikers, maar ook van zichzelf en van andere inzittenden van de auto op onverantwoorde wijze in gevaar gebracht. Hij had daarbij alleen zijn eigen belang voor ogen om niet te worden aangehouden door de politie. Het mag een wonder heten dat er geen ongelukken zijn gebeurd. De verdachte heeft zich bovendien krachtig en fysiek verzet bij zijn aanhouding en heeft daarmee geen enkel respect getoond voor het gezag van de politie. De rechtbank rekent hem deze feiten aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 februari 2023, waaruit blijkt dat hij in Nederland niet eerder is veroordeeld.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank rekening met het feit dat zij tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie in haar vordering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

De verdediging heeft verzocht de onder hem in beslag genomen goederen terug te geven aan de verdachte. De officier van justitie heeft ter zitting verklaard akkoord te zijn met teruggave van deze goederen. De rechtbank zal hierover daarom geen beslissing nemen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 180 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5a en 176 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart
niet bewezen, dat de verdachte de
onder 1 primair en subsidiairten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart
bewezen, dat de verdachte de
onder 2 en 3ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) weken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht,
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.E. van Rossum, voorzitter,
en mrs. J.J. Bade en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 8 december 2022 te Rotterdam,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen
in een woning en/ of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten een
woning gelegen aan de [straatnaam01] nummer [nummerX01] , alwaar verdachte en/of zijn
mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
één of meer siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde(n)
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goederen onder
zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking,
inklimming en/ of een valse sleutel
(
art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 3 Wetboek van Strafrecht, art
311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van
Strafrecht, art 311 lid 2 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij, op of omstreeks 8 december 2022 te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in
Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
één of meer siera(a)d(en), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft
gehad en/ of heeft overgedragen,
terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden
krijgen van dit goed wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden
dat het een door misdrijf verkregen goed betrof
(
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek
van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij, op of omstreeks 8 december 2022 te Amsterdam, althans in Nederland, als
bestuurder van een personenauto (Volkswagen, type T-Cross, voorzien van het
Spaanse kenteken [kentekennummer01] ), daarmee rijdende over de weg, de Gooiseweg en/of de
Daalwijkdreef en/ of het Ganzenhoefpad, zich opzettelijk zodanig heeft gedragen
dat de verkeersregels in ernstige mate werden geschonden door:
- op de Gooiseweg (in de richting van de Rijksweg A9) geen gevolg te geven aan
(een) verkeersaanwijzing(en) van daartoe op grond van de Wegenverkeerswet 1994
bevoegde personen, door een stopteken middels transparant met de in het Engels
vertaalde woorden: 'Politie Stop' te negeren en/of
- op de Daalwijkdreef een rood verkeerslicht te negeren en/of aldaar met een
snelheid van ongeveer (tenminste) 90 kilometer per uur te rijden, althans met een
(aanzienlijk) hogere snelheid dan de ter plaatse voor dat voertuig toegestane
maximumsnelheid van 50 kilometer per uur, in elk geval met een (aanzienlijk)
hogere snelheid dan die voor een veilig verkeer ter plaatse geboden was en/of
- op de Daalwijkdreef zeer dicht achter een vóór hem, verdachte, rijdende
motorvoertuig te rijden en/of
- op de Daalwijkdreef (met hoge snelheid) op de lijnbus baan te rijden en/ of
- op een bromfiets/fietspad, te weten het Ganzenhoefpad te rijden en/of aldaar met
te hoge snelheid voor die verkeerssituatie te rijden en/ of bij een wegversmalling de
controle over het stuur te verliezen,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
(
art 5a lid 1 Wegenverkeerswet 1994)
3.
hij, op of omstreeks 8 december 2022 te Amsterdam, althans in Nederland,
zich met geweld en/of bedreiging met geweld,
heeft verzet
tegen een ambtena(a)ren, [naam01] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Amsterdam) en/of [naam02] (werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid
Amsterdam), werkzaam in de rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, te
weten ter aanhouding van verdachte
door te bewegen in een richting tegengesteld aan die, waarin die ambtenaren
verdachte trachtten te geleiden en/of zich los proberen te trekken en/of zijn arm
onder zijn lichaam te steken;
(
art 180 Wetboek van Strafrecht)